In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil over huurtoeslag. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder, die op 26 mei 2015 de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2014 had herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst van eiseres niet was aangegaan voor een korte duur, maar voor zes maanden met een mogelijkheid tot verlenging. Dit was van belang voor de toekenning van huurtoeslag, aangezien de Wet op de huurtoeslag bepaalt dat huurders recht hebben op toeslag mits de huurovereenkomst niet voor korte duur is.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2015 is de zaak behandeld, waarbij de rechtbank heeft geconcludeerd dat de beslissing van verweerder onterecht was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 490, en het griffierecht van € 45. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.