In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Teylingen. Eiser, eigenaar van een perceel in [plaats 1], heeft een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade als gevolg van de bouw van het project 'de Hovenier'. Dit project omvatte de bouw van meerdere woningen en appartementen op percelen nabij het perceel van eiser. Eiser stelde dat zijn woning in waarde was gedaald door de intensievere bebouwing en de daarmee samenhangende inbreuk op zijn woon- en leefklimaat.
Het college had eerder aan eiser een bedrag van € 3.000,- toegekend als tegemoetkoming in planschade, maar eiser was van mening dat deze schade niet voldoende was gecompenseerd. Tijdens de zitting op 24 september 2015 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij ook verwees naar afspraken die hij met de derde-partij had gemaakt over de overdracht van een strook grond. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de relevante wetgeving, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, en heeft vastgesteld dat de schade die eiser heeft geleden deels anderszins verzekerd is door de overdracht van de strook grond.
De rechtbank concludeerde dat de waarde van de grond, die door een beëdigd taxateur was vastgesteld, een redelijke basis bood voor de beslissing van het college. Eiser had geen eigen taxatie ingebracht en de rechtbank oordeelde dat het college terecht had geoordeeld dat de schade gedeeltelijk was verzekerd. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.