Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
- van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 30 november 2007(AWB 07/22353);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 30 januari 2012 (AWB 11/30342);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 8 maart 2012 (AWB 11/32557);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 18 april 2012 (AWB 11/32853 en AWB 11/32890);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 26 april 2012 (AWB 12/4853);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 1 oktober 2012 (AWB 12/2286);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 30 november 2012 (AWB 12/23953);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 1 november 2012 (AWB 12/11843);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 26 maart 2014 (AWB 13/28781);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 24 juni 2013 (AWB 12/38451 en AWB 12/39220);
- van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 23 september 2013 (AWB 13/5428).
In het verweerschrift heeft verweerder daaraan nog toegevoegd dat, anders dan eiser lijkt te betogen, in zijn geval geen sprake is van een ongemotiveerd besluit in eerste aanleg. Daarnaast merkt verweerder op dat de vraag of sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar beantwoord dient te worden aan de hand van hetgeen in het bezwaarschrift wordt aangevoerd. Het enkele feit dat verweerder in bezwaar een vragenlijst toestuurt maakt nog niet dat reeds om die reden geen sprake meer zou kunnen zijn van een kennelijk ongegrond bezwaar. In het licht van de motivering van het primaire besluit en hetgeen eiser in bezwaar hiertegen heeft aangevoerd is op goede gronden toepassing gegeven aan artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat het niet aan verweerder is om in een hoorzitting duidelijk te maken welke stukken overgelegd dienen te worden bij de aanvraag. De over te leggen stukken zijn terug te vinden op de website van het Ministerie van Buitenlandse zaken.
Niet aannemelijk is gemaakt dat eiser met de in het primaire besluit gegeven motivering onvoldoende inzicht heeft gehad in de afwijzingsgronden die verweerder gehanteerd heeft. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat, zoals uit het dossier blijkt, eiser desgevraagd (afschriften van) stukken uit het Nieuw Visum Informatie Systeem (NVIS) heeft ontvangen, waaruit blijkt waarop verweerder de afwijzing gebaseerd heeft. Gelet daarop, alsmede gelet op het feit dat eiseres in de bezwaarfase geen nadere stukken heeft overgelegd ter betwisting van de afwijzingsgronden en het bezwaarschrift voorts geen inhoudelijke argumenten bevat gericht tegen die afwijzingsgronden, is sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, Awb. Dat verweerder eiser een vragenformulier heeft toegezonden, doet daaraan niet af. Verweerder heeft dan ook op goede gronden afgezien van het horen van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.