ECLI:NL:RBDHA:2015:12755
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
Op 9 november 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die beroep had ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Dit besluit, genomen op 8 september 2015, hield in dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Hongarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren op 8 [geboortedag] 1983 en van Oegandese nationaliteit, op 5 juni 2015 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De voorzieningenrechter had eerder bepaald dat de uitzetting van eiser achterwege moest blijven tot zeven dagen na de uitspraak op het beroep.
Tijdens de zitting op 2 november 2015 was eiser niet verschenen, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft overwogen dat Hongarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, maar dat er twijfels zijn over de naleving van verdragsverplichtingen door Hongarije. De rechtbank heeft informatie in overweging genomen die suggereert dat Hongarije mogelijk niet in staat is om asielzoekers adequaat te behandelen, wat in strijd zou zijn met het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie in Hongarije en dat het bestreden besluit vernietigd moet worden.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 490,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.