In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 november 2015, in de zaak tussen [X] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, staat de vraag centraal of de eiseres recht heeft op een tegemoetkoming in planschade. De rechtbank oordeelt dat de datum waarop het schadeveroorzakende planologische besluit in werking trad, relevant is voor het vaststellen van de geleden schade. Echter, deze datum is niet beslissend voor de vraag of de maximale mogelijkheden van het planologische regime met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden benut. De rechtbank sluit uit dat alle appartementseigenaren van het bouwproject 'De Bouwmeester' toestemming zullen geven voor de realisatie van een motorstoffenbrandstofpunt, gezien de aard en omvang van de toegestane bouw- en gebruiksmogelijkheden. Hierdoor concludeert de rechtbank dat de bouw van 'De Bouwmeester' een evident privaatrechtelijke belemmering vormt, waardoor de planschadevergoeding moet worden herzien. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en stelt de hoogte van de tegemoetkoming in planschade vast op € 3.400,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2013. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht.