ECLI:NL:RBDHA:2015:12617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
09/819171-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van Chinese slachtoffers door zich voor te doen als overheidsfunctionaris

De rechtbank Den Haag heeft op 4 november 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de 31-jarige Ravi Ryan M., die werd beschuldigd van oplichting van negen Chinese slachtoffers. De verdachte deed zich voor als een hoge overheidsfunctionaris en wekte de indruk dat hij hen kon helpen bij het verkrijgen van verblijfsvergunningen buiten de reguliere procedures. Hij gebruikte hiervoor valse documenten en een politie-uniform om vertrouwen te wekken. De slachtoffers, die door hun onzekere verblijfsstatus en beperkte kennis van de Nederlandse taal in een kwetsbare positie verkeerden, werden door de verdachte bewogen tot het afgeven van meer dan 50.000 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op grove wijze misbruik had gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers en hen niet alleen materiële schade, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid had bezorgd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen van oplichting, maar verklaarde hem schuldig aan medeplichtigheid aan oplichting. Zijn partner werd veroordeeld tot een taakstraf. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/819171-15
Datum uitspraak: 4 november 2015
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.S. van Haeringen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.T. de Vaal, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2014
tot en met 31 december 2014 te 's-Gravenhage en/of Leidschendan-Voorburg, in
elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van (een) of
meer geldbedrag(en) (in totaal 80.000 euro) althans een hoeveelheid geld
en/of (een) maaltijd(en) en/of (een) massage(s) in elk geval van enig goed
en/of het verlenen van enige dienst, hebbende verdachte en/of haar
mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of
in strijd met de waarheid die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
verteld dat hij/zij een (hoge) functie bekleedde bij de overheid en/of de
politie en/of de FIOD en/of de IND en/of dichtbij de koning zou staan en/of
(vanuit deze functie) (een) verblijfsvergunning(en) en/of legale
verblijfsstatus(en) kon regelen voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] (en hun familieleden) waarbij zij en/of haar mededader(s)
- meerdere ontmoetingen had(den) en/of een bespreking voerde(n) over (het
aanvragen van) (een) verblijfsvergunning(en) en/of (daarbij) papieren met het
logo/een stempel van "de rechtspraak" en/of "de FIOD" en/of "het Koningshuis"
lieten zien en/of lieten invullen/ ondertekenen en/of vervolgens
- vertelde en liet zien dat hij/zij persoonlijke gegevens van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] via zijn/haar smartphone kon
opvragen/tonen en/of vervolgens
- vertelde dat voor de verkrijging van verblijfsdocumenten een cursus moest
worden gevolgd en/of een examen afgelegd, welke hij/zij zou geven/afnemen
en/of vervolgens
- op meerdere momenten aangeeft dat de procedure vorderde
waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een ander of anderen op een of meer tijstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 31 dec 2014 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van
(een) of meer geldbedrag(en) (in totaal 80.000 euro) althans een hoeveelheid
geld en/of (een) maaltijd(en) en/of (een) massage(s), in elk geval van enig
goed en/of dienst, hebbende die [medeverdachte] en/of zijn/haar mededader(s) met
vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
verteld dat hij/zij een (hoge) functie bekleedde bij de overheid en/of de
politie en/of de FIOD en/of de IND en/of dichtbij de koning zou staan en/of
(vanuit deze functie) (een) verblijfsvergunning(en) en/of legale
verblijfsstatus(en) kon regelen voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] (en hun familieleden) waarbij hij/zij en/of zijn/haar
mededader(s)
- meerdere ontmoetingen had(den) en/of een bespreking voerde(n) over (het
aanvragen van) (een) verblijfsvergunning(en) en/of (daarbij) papieren met het
logo/een stempel van "de rechtspraak" en/of "de FIOD" en/of "het Koningshuis"
lieten zien en/of lieten invullen/ondertekenen en/of vervolgens
- vertelde en liet zien dat hij/zij persoonlijke gegevens van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] via zijn/haar smartphone kon
opvragen/tonen en/of vervolgens
- vertelde dat voor de verkrijging van verblijfsdocumenten een cursus moest
worden gevolgd en/of een examen afgelegd, welke hij/zij zou geven/afnemen
en/of vervolgens
- op meerdere momenten aangeeft dat de procedure vorderde
waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1
mei 2014 tot en met 31 dec 2014 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzetteljk behulpzaak is geweest door
meermalen aanwezig te zijn bij ontmoetingen/besprekingen omtrent de
verblijfsprocedure en/of aldaar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] (telkens) heeft aangespoord/aangemoedigd om door te zetten/te
betalen en/of geldbedragen in ontvangst heeft genomen en/of geteld;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 5 november 2014 werd de [politieinspecteur] benaderd door voormalig [betrokkene 1] . Zij vertelde dat negen Chinezen zouden worden opgelicht/uitgebuit door een man die hen een verblijfsvergunning in het vooruitzicht stelde. Voor deze verblijfsvergunning moest grof worden betaald en er moesten diensten worden verricht. De vergunning is nooit verleend. Hierop is de politie een onderzoek gestart.
Aan verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat zij betrokken is bij deze oplichting. Dit is primair ten laste gelegd als medeplegen van oplichting en subsidiair als medeplichtigheid hieraan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het haar primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte schuldig is aan de haar subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan oplichting.
De rechtbank verstaat dat de vorderingen van de benadeelde partijen alleen zijn ingediend in de zaak tegen de [medeverdachte] .
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak verzocht van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf april of mei 2014 bemoeienis heeft gehad met aangevers. Hij heeft aangevers via ene [getuige 1] leren kennen. Hij heeft hen willen helpen met verblijfsvergunningen en heeft in dat kader namens hen beroep ingesteld bij de rechtbank. [2]
Aangifte [slachtoffer 2]Op 8 december 2014 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van oplichting door [medeverdachte] en zijn vrouw, medeverdachte [verdachte] . Op 10 mei 2014 maakte [slachtoffer 2] kennis met [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1] ), die een man kende genaamd [medeverdachte] . Op 23 mei 2014 heeft [slachtoffer 2] afgesproken met [medeverdachte] en heeft [medeverdachte] verteld dat hij voor justitie werkt en dat hij assistent is van de premier. Omdat hij zo belangrijk was en de premier kende, kon hij voor hen verblijfsvergunningen regelen via een alternatieve snelle route. Om zijn verhaal kracht bij de zetten toonde [medeverdachte] hen zijn mobiele telefoon met daarop zichtbaar een officieel ogend formulier van de rechtbank. Hij liet hen zien dat het formulier al was ondertekend door de premier en dat het snel en makkelijk mogelijk moest zijn om [slachtoffer 2] hiermee aan een verblijfsvergunning te helpen. Hij liet [slachtoffer 2] verder een document zien waarop al zijn informatie stond over zijn verblijf in Nederland sinds hij in Nederland was. Doordat [medeverdachte] vertelde dat hij bij justitie werkte, de documenten die hij toonde en de verzekering van [getuige 1] dat [medeverdachte] te vertrouwen was, ontstond bij [slachtoffer 2] het vertrouwen dat [medeverdachte] een rechtmatig verblijf (verblijfsvergunning) in Nederland voor hem kon regelen. [medeverdachte] vertelde dat de procedures bij onder meer de rechtbank geld kosten. Hij vroeg een bedrag van € 3.980,-. Daarnaast moest er ook € 500,- betaald worden als loon of vergoeding voor de handelingen van [medeverdachte] .
Op 27 mei 2014 heeft [slachtoffer 2] in Den Haag een tweede ontmoeting gehad met [medeverdachte] . Bij deze ontmoeting waren ook de vrouw van [medeverdachte] , [getuige 2] en [getuige 1] aanwezig. [slachtoffer 2] heeft een formulier ondertekend dat was voorzien van een officieel logo van de rechtspraak. Het geld heeft hij voor het grootste gedeelte die avond betaald. Het resterende gedeelte heeft hij op 29 mei 2014 betaald. Op die dag had hij inmiddels € 4.500 betaald aan [medeverdachte] .
Op 9 juni 2014 had [slachtoffer 2] weer een ontmoeting met [medeverdachte] en zijn vrouw. Collega’s van [slachtoffer 2] van massagesalon [bedrijf] , onder wie [slachtoffer 1] en [getuige 3] , waren ook aanwezig. Zij wilden ook gebruik maken van de diensten van [medeverdachte] . [slachtoffer 2] heeft gezien dat zij € 3.980 betaalden aan de vrouw van [medeverdachte] .
Halverwege juli 2014 vertelde [medeverdachte] dat betaald moest worden voor het aanvragen van de verblijfsvergunning en een nieuw sofi-nummer. Voor beide handelingen moest
€ 165,- worden betaald. Het totaalbedrag van € 330,- heeft [slachtoffer 2] betaald aan de vrouw van [medeverdachte] .
Begin september 2014 vertelde [medeverdachte] dat hij voor iedereen een ID-kaart had aangevraagd en dat hij die ook al binnen had. Dit betrof € 700,- per persoon en is betaald aan de vrouw van [medeverdachte] . Bij deze bijeenkomst was ook de familie [slachtoffer 3] aanwezig, voor wie [medeverdachte] ook de verblijfsvergunningen zou regelen.
Op 15 oktober 2014 had [medeverdachte] het over een inburgerings-/taalcursus die zou plaatsvinden op 21 en 22 oktober 2014 in het [naam van hotel] in Den Haag. De kosten hiervoor waren € 350,- en er zou een examen moeten worden afgelegd dat € 525,80 zou kosten.
[medeverdachte] is een keer in een uniform verschenen op een afspraak en gaf toen aan dat hij net van zijn werk kwam. [slachtoffer 2] zag boeien om zijn riem hangen. Door al zijn handelen heeft [medeverdachte] [slachtoffer 2] overgehaald geld af te geven. [3]
Volgens [slachtoffer 2] hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] precies dezelfde bedragen betaald aan [medeverdachte] en zijn vrouw en heeft het gezin [slachtoffer 3] nog meer betaald. Dit gezin wilde ook een werkvergunning en moest hiervoor € 6.000 extra betalen aan [medeverdachte] . [slachtoffer 2] heeft gezien dat de moeder van dit gezin [medeverdachte] heeft betaald voor de taalcursus en voor de examenkosten. [medeverdachte] had de leiding tijdens de gesprekken en bij de betalingen, niet zijn vrouw. [4]
Aangifte [slachtoffer 3]
Op 9 december 2014 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan tegen [medeverdachte] . Op 7 juli 2014 ontmoette [slachtoffer 3] [medeverdachte] en zijn vrouw. [medeverdachte] vertelde toen dat hij de verblijfsvergunning voor [slachtoffer 3] en zijn familie kon regelen. Ze hebben vervolgens een afspraak gemaakt op 10 juli 2014 bij [slachtoffer 3] thuis in Voorburg. [slachtoffer 3] heeft daar toen met [medeverdachte] gesproken over zijn procedure. Hij wilde [medeverdachte] alle stukken laten zien maar [medeverdachte] vertelde dat dat niet nodig was omdat hij via zijn telefoon alle informatie kon opvragen. [medeverdachte] heeft [slachtoffer 3] verteld dat hij een hele hoge functie had en veel dingen voor mensen kon regelen.
Op 16 juli kreeg [slachtoffer 3] het bericht dat de verblijfsvergunning € 4.000 per persoon zou kosten en dat hij dit bedrag op 16 juli moest betalen. Op 16 juli 2014 heeft [slachtoffer 3] € 19.200,- betaald aan [medeverdachte] ; € 4791,70 euro per persoon. [medeverdachte] vertelde dat hij de verblijfsvergunning voor [slachtoffer 2] had geregeld en liet een foto zien op zijn mobiele telefoon, waarop [slachtoffer 2] iets ondertekende. Naast die € 19.200,- heeft [slachtoffer 3] het volgende aan [medeverdachte] betaald:
€ 5.000,- voor administratieve kosten;
€ 6.000,- euro om zijn bedrijf te laten bestaan; dit bedrag is op 16 september 2014 betaald;
€ 350,- per persoon voor de inburgeringscursus voor drie personen, in totaal € 1.050,-;
€ 150,- euro voor de huur van de zaal waar de cursus gegeven werd.
[slachtoffer 3] heeft in ruil voor dit geld niets ontvangen van [medeverdachte] . Geen verblijfsvergunning en geen afschriften. [5]
Aangifte [slachtoffer 1]
Op 31 maart 2015 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan tegen [medeverdachte] . In mei 2014 is [slachtoffer 1] voor het eerst in contact gekomen met [medeverdachte] . [slachtoffer 1] zag dat [medeverdachte] toen een politie-uniform droeg. Zij zag dat [medeverdachte] een soort van koppel omhad, met spullen om zijn heup hangen, waaronder handboeien. Er zat een soort logo op de bovenarmen. Op dat logo stond politie. [medeverdachte] had ook een soort pasje om zijn nek hangen dat hij toonde aan [slachtoffer 1] en de anderen. Hij zei dat dit een legitimatiebewijs was en dat hij voor de politie of justitie werkte. [medeverdachte] zei dat alleen hij [slachtoffer 1] en de anderen kon helpen. Zij begreep hieruit dat [medeverdachte] haar enige hoop was om haar te helpen aan een nieuwe verblijfsvergunning. [medeverdachte] gaf aan dat hij een hoge functie had bij de veiligheidsdienst van de Nederlandse staat en dat hij hun kon helpen aan een nieuwe verblijfsvergunning. Hij vroeg hiervoor
€ 4.000,- per persoon. Bij de tweede ontmoeting nam [medeverdachte] zijn vrouw mee. [slachtoffer 1] heeft toen € 4.000,- aan [medeverdachte] betaald.
In juli 2014 moest er € 330,- per persoon extra betaald worden. Dit geld was nodig voor een werkvergunningnummer of zoiets. [slachtoffer 1] heeft dit betaald aan [medeverdachte] . De vrouw van [medeverdachte] nam dit geld fysiek in ontvangst. Dit was in de woning van [slachtoffer 1] en haar collega’s in Den Haag.
Kort erna moesten zij nog eens € 700,- per persoon betalen. Dit bedrag was bedoeld voor Nederlandse les. De familie [slachtoffer 3] kwam toen ook in beeld. Volgens [medeverdachte] moesten ze allemaal slagen voor het examen. Als één persoon niet zou slagen, dan zou geen van hen een verblijfsvergunning krijgen. Voor de cursus moesten ze iets meer dan € 1.700,- betalen. Op 21 oktober 2014 was de cursus in het [naam van hotel] . [medeverdachte] zei tijdens de cursus dat ze meer dan € 2.000,- per persoon moesten betalen, daarna zouden ze de verblijfsvergunningen krijgen. Door dit alles ontstond twijfel aan de oprechtheid van [medeverdachte] . [slachtoffer 1] verklaart een hoop geld te hebben betaald maar niks terug te hebben gezien. [6]
Aangifte [slachtoffer 4]
Op 2 april 2015 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan tegen [medeverdachte] . In mei 2014 heeft [slachtoffer 4] [medeverdachte] ontmoet. Daarbij waren ook een paar collega’s aanwezig, onder wie [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 2] . De vrouw van [medeverdachte] was ook aanwezig. [medeverdachte] had een document meegenomen met het logo van de rechtbank. Hij vertelde dat hij hun verblijfsvergunning wel zou kunnen regelen. [medeverdachte] zei dat hij een hoge rang bij de politie of justitie had. Hij toonde dit aan met het officiële formulier met het logo. Hierdoor ontstond bij [getuige 3] het idee dat [medeverdachte] echt wat voor haar kon betekenen. Ze moesten € 4.000,- per persoon betalen voor het regelen van de verblijfsvergunning. [medeverdachte] vroeg hen al dezelfde avond te betalen zodat hij meteen kon beginnen met de beroepsprocedure. Ze hadden dit geld niet meteen maar konden wel al de helft betalen. Dit hebben ze ook allemaal gedaan. Bij de eerste betaling was de vrouw van [medeverdachte] erbij. Zij heeft toen het geld geteld. De volgende dag kregen ze te horen dat [medeverdachte] al meteen het resterende bedrag moest hebben. Die avond heeft [getuige 3] € 2.000,- per persoon namens haarzelf, [slachtoffer 1] en een andere collega, dus in totaal € 6.000,-, in een envelop gedaan en aan [medeverdachte] gegeven.
In juli 2014 heeft [medeverdachte] aan [slachtoffer 4] en haar collega’s documenten laten zien waar het logo van de politie op stond. Zij moesten toen weer extra betalen, in totaal € 350,- per persoon. Die keer maakte [slachtoffer 4] ook kennis met de familie [slachtoffer 3] .
Ongeveer een maand later vertelde [medeverdachte] dat er nieuwe betalingen verricht diende te worden voor een nieuweverblijfsvergunning. Per persoon wilde hij € 750,- of € 770,- hebben. Dit bedrag hebben zij allemaal betaald.
In september 2014 vertelde [medeverdachte] dat hij bezig was met de verblijfsvergunningen, maar dat er eerst een inburgeringscursus gedaan moest worden. [slachtoffer 4] en de anderen moesten zijn salaris en dat van zijn collega betalen. Zij moesten ook de huur betalen van het hotel waar [medeverdachte] een ruimte zou huren. Volgens hem was dit € 200,- per dag. Voordat de cursus begon hebben [slachtoffer 4] en de anderen per persoon meer dan € 500,- betaald aan [medeverdachte] . De cursus duurde twee of drie dagen en was ongeveer eind oktober 2014. Bij het tweede deel van de cursus heeft [slachtoffer 4] weer betaald voor de salarissen van [medeverdachte] en degene met wie hij de cursus gaf. Dit was meer dan € 300,-. Iedereen heeft dit volgens [slachtoffer 4] betaald. [medeverdachte] vroeg vervolgens meer dan € 2.000,- per persoon voor de aanvraag van de verblijfsvergunning. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat niemand die € 2.000,- heeft betaald omdat [medeverdachte] misschien wel een oplichter was. Hij had immers een hoop geld ontvangen, maar nooit wat laten zien. Aan de andere kant waren er volgens [slachtoffer 4] genoeg aanwijzingen dat hij wel een zekere invloed had.
[slachtoffer 4] verklaart dat zij in totaal meer dan € 6.000,- heeft betaald aan [medeverdachte] doordat hij net gedaan heeft alsof hij voor justitie werkte en de verblijfsvergunningen kon regelen. [medeverdachte] wist dingen te melden waaruit [slachtoffer 4] concludeerde dat hij toegang had tot informatie. Ook heeft ze hem een keer in uniform gezien. Dit was donkerblauw en hij had een riem om van de politie. Door dit alles had [slachtoffer 4] echt het volle vertrouwen dat [medeverdachte] voor de politie of justitie werkte en heeft ze hem ook het geld gegeven. [7]
Getuige [getuige 2]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte] zou uitzoeken of het mogelijk was om haar oud-collega [slachtoffer 2] te helpen. [medeverdachte] kwam met officiële dossiers. Op alle documenten waren steeds officiële logo’s te zien; het logo van de FIOD, van iets met de koning, de rechtbank en de politie. [medeverdachte] kwam ook vaak met informatie waarvan [getuige 2] dacht dat je dat alleen kon weten als je daar ook werkt. Eén keer kwam hij ook met een politie uniform bij [slachtoffer 2] thuis. Dit was een donkerblauw uniform met op de mouwen een politielogo. Verder had hij om zijn middel een riem met daaraan een pepperspray en een knuppel. Hij zei toen dat hij net van zijn werk kwam. [getuige 2] heeft [medeverdachte] horen zeggen dat hij bij de FIOD werkt. [getuige 2] heeft gezien dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] rond de € 800,- per persoon aan [medeverdachte] en zijn vrouw hebben betaald. Na verloop van tijd kwam ook het gezin [slachtoffer 3] in beeld. Op een gegeven moment was [medeverdachte] bezig voor negen mensen uit China. Het hield op in november 2014 en heeft zo’n halfjaar geduurd. In [naam van hotel] kregen de Chinezen een cursus. [medeverdachte] organiseerde een taalcursus samen met een man die volgens [medeverdachte] een collega was die ook bij de FIOD werkte. [medeverdachte] was continue aan het vertellen over de vergunningen. Elke ontmoeting bleek een positieve boodschap in zich te hebben. Dat bouwde hij altijd op. Hij had bijvoorbeeld vaak een envelop liggen met daarin nieuwe papieren die duiden op het feit dat er een nieuwe stap was gezet in het proces. [8]
Getuige [getuige 1]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] vertelde dat hij bij de FIOD werkte. [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] aan [slachtoffer 2] vertelde dat hij een verblijfsvergunning voor hem kon regelen. Daarvoor moest [slachtoffer 2] wel betalen. Bij de eerste betaling had [slachtoffer 2] niet genoeg geld bij zich. [slachtoffer 2] heeft toen € 2.000,- contant in een envelop betaald aan [medeverdachte] . Die vroeg € 3.700,-. Er kwamen formulieren/kopieën op tafel. Er stond een soort van stempel op in kleur. [medeverdachte] zei dat dit de stempel van de Koning was. De handtekening over de stempel was volgens [medeverdachte] van de Koning. [medeverdachte] heeft [getuige 1] verteld dat de familie [slachtoffer 3] € 4.700,- per persoon moest betalen voor het verkrijgen van de verblijfsvergunningen. [getuige 1] heeft gezien dat de familie [slachtoffer 3] dit heeft betaald aan [medeverdachte] . Dit was een dikke stapel contant geld. [medeverdachte] heeft een pasje laten zien met daarop zijn foto. Op het pasje stond ook Justitie en een blauw logo. [getuige 1] heeft verder verklaard dat [medeverdachte] een keer een politie-uniform droeg. Hieronder had hij een rode broek aan, dit terwijl hij zei van zijn werk te komen. [medeverdachte] heeft ook een foto laten zien waarop hij een ME-uitrusting droeg. In het [naam van hotel] in Den Haag zou [medeverdachte] volgens [getuige 1] een Nederlandse inburgeringcursus geven. [getuige 1] verklaart tot slot dat zijn eigen bijnaam ook wel [getuige 1] is. [9]
Overige bewijsmiddelen
In de computer van [medeverdachte] zijn foto’s van hem aangetroffen in een politie-uniform. [10] Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] is verder een door de Inspectie Verkeer en Waterstaat uitgegeven bestuurderskaart, op naam van [medeverdachte] , aan een koord met daarop meerdere malen “politie” aangetroffen. [11]
Getuige [getuige 3] , werkzaam in het [naam van hotel] , heeft voorts verklaard dat een ruimte is verhuurd voor het geven van een taalcursus aan Chinezen. Op de eerste dag stond bij de deur van de zaal een aanduiding “ [getuige 2] – cursus Nederlands”. De volgende dag, op 22 oktober 2014, verzocht één van de cursusleiders dit te wijzigen in “ministerie”. Dit verzoek was gedaan door een Hindoestaans Surinaamse man. [12]
In Whatsapp-gesprekken tussen [getuige 2] en [medeverdachte] , schrijft [medeverdachte] o.a. “Binnenkort starten we met huiszoekingen bij verschillende bedrijven en bestuurders”, “Eind van de middag weer een hoop verhoren”, “Ben al sinds de ochtend met arrestaties en verhoor”. Over de betalingen schrijft [medeverdachte] o.a.: “Procedure en kosten zijn precies zoals bij [slachtoffer 2] ”
(= aangever [slachtoffer 2] ), “.. was uit me hoofd € 4600 bij [slachtoffer 2] per persoon”, “2 x € 165 per persoon” en “€ 652,85 per persoon”. [13]
In Whatsapp-gesprekken tussen [getuige 1] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] , welk nummer in de Whatsapp-gesprekken is weergegeven onder de naam [medeverdachte] , schrijft [medeverdachte] o.a. “Ik ken een hoop procedures nog, buiten de standaard richtconcepten”. Op 16 juli 2014 spreekt [medeverdachte] over een bedrag dat per persoon € 4.792,87 wordt. [getuige 1] schrijft dan: “4 x € 4792,87.” [medeverdachte] is de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] . [14] Ter zitting heeft [medeverdachte] aangevoerd dat deze whatsapp-conversatie gefingeerd is. De rechtbank gaat hieraan voorbij nu dit verweer niet nader is onderbouwd. De whatsapp-conversatie tussen [getuige 1] en [medeverdachte] moet dan ook aan [medeverdachte] worden toegeschreven.
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting voorts verklaard dat hij een foto van zichzelf in politie-uniform heeft laten zien aan [getuige 1] . [15]
3.5
Overweging rechtbank
Betrouwbaarheid aangevers
Namens de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van aangevers niet betrouwbaar zijn. Aangevers vormen immers één groep en hebben er met het oog op de aanvraag voor een verblijfsvergunning belang bij zo te verklaren.
De rechtbank acht de verklaringen van aangevers wel geloofwaardig. De verklaringen komen op essentiële punten overeen en worden bevestigd door de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] . Bovendien worden de verklaringen ondersteund door ander bewijs in het dossier. Er zitten foto’s in het dossier waarop [medeverdachte] te zien is in een uniform dat overeenkomt met de beschrijving die aangevers daarvan hebben gegeven. Ook de foto van het pasje komt overeen met de beschrijving van aangevers van het pasje dat [medeverdachte] hen liet zien. Daarnaast noemt [medeverdachte] in de Whatsapp-gesprekken met [getuige 2] en [getuige 1] verschillende bedragen. Deze bedragen komen overeen met de door aangevers opgegeven bedragen.
Onvoldoende omzichtigheid dan wel kwade trouw aangevers
Verder heeft de raadsman van [medeverdachte] aangevoerd dat de aangevers geen strafrechtelijke bescherming toekomt omdat zij onvoldoende omzichtigheid in acht hebben genomen dan wel dat aangevers te kwader trouw waren omdat het hen niet deerde hoe ze aan een verblijfsvergunning kwamen: legaal of illegaal. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake is van normale, in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke, voorzorgsmaatregelen die bescherming van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht rechtvaardigen indien er omkoping in het spel is en de bedrogenen weloverwogen op een onoorbare, listige wijze van verstrekking van een verblijfsvergunning buiten de IND om nastreefden. Dit zou, zo begrijpt de rechtbank, betekenen dat geen sprake is van wederrechtelijke bevoordeling.
Bij de beoordeling of een slachtoffer van oplichting voldoende omzichtigheid in acht genomen heeft, staat voorop of de kunstgreep geschikt is om het slachtoffer, tegen de achtergrond van het concrete geval en mede gezien zijn persoonlijkheid, te bedriegen. De rechtbank overweegt in dit kader dat aangevers zich in een kwetsbare positie bevonden. Zij waren de Nederlandse taal niet (goed) machtig en waren onvoldoende bekend met de toepasselijke regelgeving of procedures en de inrichting van het Nederlandse staatsbestel. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de omstandigheid dat aangevers eerder een verblijfsvergunningsprocedure hebben doorlopen dit niet anders, nu [medeverdachte] hen juist verteld heeft dat hij buiten de reguliere procedure om een alternatieve, snelle route kende om een verblijfsvergunning te verkrijgen. Verder laat de rechtbank meewegen dat aangevers voor hun toekomst in Nederland sterk afhankelijk zijn van een verblijfstitel. Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat aangevers voldoende omzichtigheid in acht genomen hebben. Het is [medeverdachte] geweest die misbruik heeft gemaakt van deze omstandigheden en aangevers zijn door het handelen van [medeverdachte] bewogen tot afgifte van de geldbedragen.
Dat aangevers te kwader trouw zijn, zoals aangevoerd door de verdediging, is geenszins aannemelijk geworden. [medeverdachte] heeft immers aan aangevers verteld dat hij, juist vanwege zijn hoge positie, een alternatieve, snelle route buiten de gangbare procedure om kende een verblijfstitel te verkrijgen. Dat voor aangevers duidelijk had moeten zijn dat de betalingen bestemd waren om ambtenaren om te kopen, zoals aangevoerd door de verdediging, volgt niet uit hun verklaringen. Uit hetgeen aangevers hebben verklaard kan juist worden opgemaakt dat de (deel)betalingen bestemd waren om bepaalde concrete (ambtelijke) diensten te kunnen bekostigen, zoals het doorlopen van een procedure bij de rechtbank, de aanvraag van een sofi-nummer, een taalcursus of een inburgeringsexamen, en niet voor de facilitering van ambtelijke corruptie. Dit betekent dat de rechtbank niet aannemelijk geworden acht dat de aangevers te kwader trouw waren, zodat ook het verweer dienaangaande zal worden verworpen.
Medeplegen
De rechtbank is, met de verdediging en de officier van justitie, van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , zodat verdachte van het haar primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting dient te worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid
Verdachte heeft verklaard dat zij ook wel [verdachte] wordt genoemd en dat zij wel eens bij bijeenkomsten was waarvan het de bedoeling was dat haar partner ( [medeverdachte] ) een groep Chinezen zou helpen bij het verkrijgen van verblijfsvergunningen. [16]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij € 2.500,- aan de vrouw van [medeverdachte] heeft betaald. Zij telde het geld en hield het bij zich. [17] Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte ook aanwezig was bij de tweede ontmoeting. Toen is in totaal € 16.000,- betaald. In juli 2014 moest er van [medeverdachte] extra betaald worden. Verdachte nam dit geld in ontvangst. [18] Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte drie of vier keer geld in ontvangst nam en geld telde. Volgens [slachtoffer 1] zat verdachte in het complot met [medeverdachte] omdat zij vaak zei dat zij [medeverdachte] maar moesten geloven en dat hij hen echt kon helpen. [19] Getuige [getuige 1] heeft tot slot verklaard dat verdachte mee heeft gewerkt aan het ompraten van [slachtoffer 2] . Verdachte vertelde hem dat ze al zover waren gekomen en vroeg aan [slachtoffer 2] waarom hij dan ook niet het laatste stapje wilde zetten. [20]
Verdachte heeft verklaard dat zij vroeger heeft gedacht dat [medeverdachte] bij de politie werkte, maar dat zij sinds twee jaar weet dat hij nooit voor de politie heeft gewerkt. Zij wist dat [medeverdachte] een uniform heeft. Ook wist verdachte dat [medeverdachte] in 2005 is veroordeeld wegens oplichting. [21]
De rechtbank acht gezien het voornoemde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan oplichting. Verdachte is immers meermalen bij besprekingen geweest en heeft aangevers aangemoedigd de procedure voort te zetten. Verder volgt uit de verklaringen van aangevers en getuigen dat verdachte zich actief heeft bemoeid met het in ontvangst nemen van geld door het te tellen en het in haar tas te doen. Gelet op de omstandigheden dat verdachte wist dat [medeverdachte] eerder was veroordeeld voor oplichting, de aanzienlijke geldbedragen die moesten worden betaald, de omstandigheden waaronder de gesprekken plaatsvonden (vaak laat op de avond en in de nacht) en de omstandigheid dat verdachte wist dat [medeverdachte] zich eerder ten onrechte heeft uitgegeven voor een overheidsfunctionaris, had zij moeten vermoeden dat aangevers door [medeverdachte] werden opgelicht. In de gegeven omstandigheden heeft verdachte mitsdien willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangevers werden opgelicht. Door geld in ontvangst te nemen en te tellen en een aantal van de aangevers aan te moedigen door te gaan met de door [medeverdachte] ingezette schijnprocedure is zij medeplichtig aan de door [medeverdachte] gepleegde oplichting.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Subsidiair:
[medeverdachte] in de periode van 1 mei 2014 tot en met 31 dec 2014 te ’s-Gravenhage,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende die [medeverdachte] met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] verteld dat hij een (hoge) functie bekleedde bij de overheid en/of de politie en/of de FIOD en/of dichtbij de koning zou staan en (vanuit deze functie) verblijfsvergunningen en/of legale verblijfsstatus
sen kon regelen voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (en hun familieleden) waarbij hij
- meerdere ontmoetingen had en bespreking
envoerde over (het aanvragen van) verblijfs-vergunningen en/of (daarbij) papieren met het logo/een stempel van "de rechtspraak" en/of "de FIOD" en/of "het Koningshuis" liet zien en/of liet invullen/ondertekenen en/of vervolgens
- vertelde en liet zien dat hij persoonlijke gegevens van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] via zijn smartphone kon opvragen/tonen en/of vervolgens
- vertelde dat voor de verkrijging van verblijfsdocumenten een cursus moest worden gevolgd en een examen afgelegd, welke hij zou geven/afnemen en vervolgens
- op meerdere momenten
heeftaan
gege
vendat de procedure vorderde waardoor die
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 mei 2014 tot en met 31 dec
ember2014 te 's-Gravenhage en elders in Nederland opzettel
ijk behulpzaa
mis geweest door meermalen aanwezig te zijn bij ontmoetingen/besprekingen omtrent de verblijfsprocedure en aldaar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft aangespoord/ aangemoedigd om door te zetten/te betalen en/of geldbedragen in ontvangst heeft genomen en/of geteld.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Medeplichtigheid aan oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de op te leggen taakstraf te matigen tot de helft en acht dat de voorwaardelijke gevangenisstraf begrijpelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
[medeverdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van personen die door hun onzekere verblijfsstatus en gebrek aan kennis van de Nederlandse taal een zwakke positie hebben in de samenleving. Hij heeft zich voorgedaan als iemand die de aangevers kon helpen aan een verblijfsvergunning en heeft hen daarbij veel geld afhandig gemaakt. [medeverdachte] heeft daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van het door de slachtoffers in hem gestelde vertrouwen. Bovendien heeft hij gedreigd de slachtoffers aan te geven bij de politie en hen gezegd dat ze zouden worden opgesloten in een gevangenis op een afgelegen plaats. [medeverdachte] heeft hierdoor naast materiële schade ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij medeplichtig is geweest aan deze oplichting.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit het justitieel documentatieregister ten name van verdachte van 9 oktober 2015..
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf passend en geboden.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte brengen de rechtbank ertoe een lagere taakstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Daarnaast zal de rechtbank, mede om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te melden duur, zoals door de officier van justitie gevorderd.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 6, 10 en 15 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat het onder 2 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbenden, te weten aangevers, dat de onder 4 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden, te weten de gemeente Utrecht en de eigenaar van de laptoptas, dat de onder 7 en 9 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden en dat het onder 12 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 6, 10 en 15 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar,
Aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid en degene aan wie de voorwerpen toebehoren dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan aangevers gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp,
de teruggave aan de rechthebbenden, te weten de gemeente Utrecht en de eigenaar van de laptoptas, gelasten van de op de beslaglijst onder 4 genummerde voorwerpen, de teruggave aan de rechthebbenden gelasten van de op de beslaglijst onder 7 en 9 genummerde voorwerpen en zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 12 genummerde voorwerp.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 48, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplichtigheid aan oplichting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van
120(
HONDERDTWINTIG)
URENsubsidiair
60 dagenhechtenis;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3(
DRIE)
MAANDEN;
bepaalt dat die straf
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 6, 10 en 15 genummerde voorwerpen, te weten: een bestuurderskaart IVW op naam van medeverdachte [medeverdachte] , een mobiele telefoon Blackberry Classic en een mobiele telefoon Blackberry Bold;
gelast de teruggave aan aangevers van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten: een blauwe doos met administratieve bescheiden (IND dossiers);
gelast de teruggave aan de gemeente Utrecht en de eigenaar van de laptoptas van het op de beslaglijst onder 4 genummerde voorwerp, te weten: een Dell laptop in tas met daarin ook een bonnenboekje van de gemeente Utrecht;
gelast de teruggave aan rechthebbenden van de op de beslaglijst onder 7 en 9 genummerde voorwerpen, te weten: een A4 met kopieën van documenten op naam van [betrokkene 2] en 5 pasfoto’s van de Chinese aangevers;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 12 genummerde voorwerp, te weten: een mobiele telefoon Samsung in hoesje van merk Guess.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mr. R.C. Hartendorp, rechter,
mr. J. Smeets, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer BVH 2014840040 (Onderzoek Warana), van de politie eenheid Den Haag, dienst Nationale Recherche (DH), met bijlagen (doorgenummerd blz. 2 t/m 741).
2.Proces-verbaal terechtzitting van 21 oktober 2015
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 60 – 65.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 67 – 70.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 71 – 76.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 84 – 91.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 93 – 99.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 259 – 262.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 265 – 266.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 397 – 405.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 414 – 416.
12.Proces-verbaal verhoor getuige, blz. 105 – 106.
13.Proces-verbaal onderzoek Whatsapp [getuige 2] / [medeverdachte] , blz. 510 – 512.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 274; bijlage blz. 318 – 319.
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
16.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
17.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 62.
18.Proces-verbaal van verhoor aangever, blz. 86.
19.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer 1] , punt 35 en 26.
20.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] , punt 48.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 369 – 375.