ECLI:NL:RBDHA:2015:12564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
09/842474-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak rondom Schilderswijkrellen en brandstichting

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, geboren in 1994, heeft de rechtbank Den Haag op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan. De verdachte was niet verschenen op de zitting van 15 oktober 2015, waar zijn raadsvrouw, mr. R.N. Baldew, aanwezig was. De officier van justitie, mr. B. de Jonge, had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op de voorbereiding van opzettelijke brandstichting en het voorhanden hebben van brandbare vloeistoffen tijdens de ongeregeldheden in de Schilderswijk op 3 juli 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tijdens een demonstratie ongeregeldheden waren ontstaan, waarbij de verdachte werd verdacht van het voorhanden hebben van 15 flessen benzine.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook het bewijs dat door de politie was verzameld, zorgvuldig gewogen. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de feiten en verklaarde dat hij enkele flesjes had leeggedronken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om wettig en overtuigend te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De aanwezigheid van vingerafdrukken op de flesjes was niet voldoende om te concluderen dat hij deze voorhanden had op het moment dat ze gevuld waren met benzine.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2015.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842474-15
Datum uitspraak: 29 oktober 2015
Verstek
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 oktober 2015.
Verdachte is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet ter terechtzitting verschenen. Ter terechtzitting is verschenen de raadsvrouw van verdachte mr. R.N. Baldew, advocaat te Den Haag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. de Jonge.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 juli 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting en/of het opzettelijk
teweegbrengen van een ontploffing, opzettelijk 15, althans één of meerdere fles(sen) met benzine, althans met een brandbare vloeistof, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 03 juli 2015 te 's-Gravenhage 15, althans één of meerdere fles(sen) benzine, althans met een brandbare vloeistof , zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.Overwegingen

3.1
Inleiding
Op 29 juni 2015 vond een demonstratie plaats voor het politiebureau De Heemstraat te Den Haag. De demonstratie werd gehouden naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer] , die werd aangehouden op 27 juni 2015, tijdens het evenement Night at the Park in het Zuiderpark te Den Haag. De demonstratie escaleerde en er ontstonden ongeregeldheden in de wijk van het politiebureau De Heemstraat. Er werd onder andere met stenen en vuurwerk gegooid naar de geüniformeerde politie en Mobiele Eenheid, er werden vernielingen aangericht, er werd brand gesticht en er werd een winkel geplunderd. Op de navolgende dagen vonden opnieuw ongeregeldheden plaats en werden door diverse personen wederom strafbare feiten gepleegd.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich 3 juli 2015 te Den Haag heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – voorbereiding in vereniging van opzettelijke brandstichting dan wel het teweegbrengen van een ontploffing door 15 flessen benzine voorhanden te hebben (feit 1) en aan het voorhanden hebben van 15 flessen benzine (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 en 2
Verdachte heeft ontkend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het hem tenlastegelegde. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat verbalisanten zijn aangesproken door een onbekend gebleven manspersoon, die had gezien dat een groep van acht mannen een kartonnen doos had neergezet op [adres] , tegen het ijzeren hek ter hoogte van de [adres] en had geroken dat de doos naar een sterke benzinelucht rook. De politie is ter plaatse gaan kijken en trof de doos aan met daarin vijftien glazen flesjes welke waren gevuld met benzine, zoals later door het NFI is vastgesteld. Op de doos bevond zich tevens een plastic tas met daarin zeven pvc-pijpen waarin schroeven waren gedraaid (zogenoemde kraaienpoten). De doos, de tape op de doos en de flesjes alsmede de plastic tas zijn onderworpen aan een dactyloscopisch sporenonderzoek. Op de tape die op de doos zat en op enkele van de flesjes met benzine zijn dactysporen van verdachte aangetroffen. Ook zijn daarop vingerafdrukken van twee andere personen aangetroffen, onder wie de medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft over het aantreffen van zijn vingerafdrukken verklaard dat hij een aantal van die flesjes heeft leeggedronken en er ook een aantal heeft leeggegooid, omdat iemand van wie hij de naam niet wil noemen de flesjes leeg wilde hebben. Ook heeft hij verklaard dat hij een lege, platte doos heeft gepakt en aan die jongen heeft gegeven. Hij wist echter niet waarom dat was, aldus verdachte. Een en ander heeft zich volgens verdachte afgespeeld in het [adres] . Ook medeverdachte [medeverdachte] , heeft hierover een verklaring afgelegd. Deze heeft verklaard dat hij samen met een groep jongens, onder wie verdachte, dergelijke flesjes heeft leeggedronken, maar dat hij verder nergens bij betrokken is. Anders dan verdachte verklaart [medeverdachte] niet over het [adres] , maar verklaart hij dat dit in een kelder zou hebben plaatsgevonden. Deze verklaringen zijn op dit punt dus met elkaar tegenstrijdig. Uit de verhoren bij de politie lijkt voorts te kunnen worden opgemaakt dat verdachte over informatie beschikte die hem nog niet door de politie was voorgehouden, waaronder het soort flesjes dat is aangetroffen en dat er benzine in de flesjes zat.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het voorgaande wel een verdenking op jegens verdachte, maar bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. Uit de aanwezigheid van vingersporen van verdachte op enkele van de aangetroffen flesjes kan niet worden opgemaakt dat verdachte een of meer van de betreffende flesjes voorhanden heeft gehad op het moment dat deze waren gevuld met benzine, noch dat hij van hun bestemming af wist. Evenmin kan dit uit de overige beschikbare bewijsmiddelen worden opgemaakt. Het door verdachte geschetste scenario dat hij enkele flesjes heeft leeggedronken dan wel leeggegooid maar er verder niet bij betrokken is geweest, kan niet door de beschikbare bewijsmiddelen worden weerlegd en acht de rechtbank niet geheel ongeloofwaardig. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. M.F. Baaij, rechter,
mr. M.A.J. van de Kar, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2015.