3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij bij de ongeregeldheden aanwezig is geweest en dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. Verdachte heeft voorts ontkend zichtbaar te zijn op de in het dossier genoemde en ter zitting bekeken camerabeelden.
Op camerabeelden van de ongeregeldheden voor politiebureau De Heemstraat te Den Haag op 29 juni 2015, gemaakt door de Video Surveillance Auto, is te zien dat een manspersoon twee maal een voorwerp naar de ME gooit. Deze manspersoon heeft als signalement: blauwe spijkerboek, blauw spijkershirt, lange zwarte haren in een staart, zwarte pet en zwarte/donkere schoenen.
Ter zitting zijn de vorenbedoelde camerabeelden getoond. De rechtbank heeft geconstateerd dat de camerabeelden in kleur en van goede kwaliteit zijn en dat het gezicht van de dader duidelijk te zien is, met voldoende specifieke en onderscheidende gezichtskenmerken. De rechtbank heeft verdachte op deze beelden herkend als de vorenbedoelde persoon die twee maal een voorwerp in de richting van de politieambtenaren gooit. Zij heeft verdachte herkend aan zijn postuur, zijn gezicht, zijn haar en zijn gehele voorkomen, welke overeenkomen met hoe de rechtbank verdachte ter terechtzitting heeft waargenomen.
De herkenning van verdachte door de rechtbank wordt ondersteund door de omstandigheid dat een spijkershirt, pet en horloge bij verdachte thuis zijn aangetroffen. De kleding en het horloge waarvan op de beelden is te zien dat verdachte die draagt, komen op meerdere details overeen met de bij verdachte aangetroffen kleding. Zo herkent een verbalisant de spijkerblouse aan de witte knoopjes, de kleur van de wassing, de vorm van de kraag, de valere wassingen op diverse plekken van de blouse, een path met valere wassing op de ellebogen en de donkerkleurige wassing onder het borstzakje. Ook de pet wordt onder andere herkend aan het logo op de voorzijde en de ongebogen klep. Het horloge wordt herkend door de ronde vorm van de klok, de zilverkleurige rand van de klok en de donkerkleurige band.De rechtbank acht deze overeenkomsten zo talrijk en gedetailleerd, dat – in samenhang bezien - buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de kleding en accessoires dezelfde zijn als die verdachte op de beelden draagt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld door stenen of andere voorwerpen in de richting van de politie te gooien.
Verdachte heeft ontkend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal uit de Albert Heijn winkel.
Ter terechtzitting van 15 oktober 2015 zijn camerabeelden van deze diefstal getoond. De rechtbank stelt vast dat twee verbalisanten verklaren verdachte op deze beelden te hebben herkend van andere beelden die zij van verdachte hebben gezien. De rechtbank heeft bij het afspelen van de beelden ter terechtzitting ook een aanzienlijke gelijkenis gezien tussen de kleding die een van de mannen op de beelden draagt en de kleding die verdachte droeg ten tijde van de onder feit 1 bedoelde openlijke geweldpleging, welke kleding bij verdachte thuis is aangetroffen en die verdachte ook op een afbeelding op zijn facebookpagina lijkt te dragen. De rechtbank acht –hoewel met het vorenstaande sprake is van belangrijke aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal uit de winkel van Albert Heijn– dit echter onvoldoende om te komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij die diefstal uit de Albert Heijn. Dit is met name gelegen in het feit dat de betreffende persoon op de beelden van de Albert Heijn op geen enkel moment duidelijk in het gezicht is te zien, zodat herkenning door de rechtbank op dat onderdeel niet heeft kunnen plaatsvinden. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet valt op te maken dat verdachte de (volledige) onder het derde gedachtestreepje vermelde tekst op Facebook heeft geplaatst, zodat de rechtbank deze tekst verder buiten beschouwing zal laten. Verdachte heeft voor het overige bekend dat hij de ten laste gelegde berichten op Facebook heeft geplaatst. Volgens de verdediging is echter geen sprake van opruiing.
De rechtbank stelt voorop dat het plaatsen van dergelijke berichten, gericht tegen de politie in het algemeen en tegen verbalisant [benadeelde] in het bijzonder, zeer laakbaar is. In deze berichten wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat verbalisant [benadeelde] betrokken is geweest bij de aanhouding en het overlijden van [slachtoffer] en wordt hij, evenals andere politieambtenaren, ervan beticht een moordenaar te zijn. Dergelijke smadelijke uitlatingen, gedaan via een vrij toegankelijk medium, kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor het slachtoffer daarvan, zoals in dit geval ook blijkt uit de aangifte van verbalisant [benadeelde] .
Het openbaar ministerie heeft ervoor gekozen deze handelingen van verdachte als opruiing aan verdachte ten laste te leggen. Voor opruiing is echter vereist dat openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding wordt opgeroepen tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat geen van deze berichten, ook niet in onderlinge samenhang of in samenhang met de context waarin deze zijn geplaatst, aanzetten tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen de politie. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.