Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
[verzoeker] , verzoeker,
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een gezin dat dreigde te worden uitgezet naar Armenië. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S.E.B. den Boer, hadden eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekers zich bewust hadden onttrokken aan het toezicht en dat er sprake was van evidente frustratie van de uitzetting. Dit leidde tot de conclusie dat van het beleid dat gezinnen niet gescheiden worden uitgezet, in dit geval kon worden afgeweken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke uitzetting op 28 oktober 2015 om 8.00 uur zou plaatsvinden. De verzoekers voerden aan dat de psychische situatie van de verzoeker was verslechterd en dat er onvoldoende waarborgen waren voor de uitzetting. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verweerder voldoende maatregelen had getroffen, waaronder de aanwezigheid van een psychiatrisch verpleegkundige tijdens de vlucht en de verstrekking van medicatie. De rechtbank concludeerde dat het belang van de verweerder bij de onmiddellijke uitzetting zwaarder woog dan het belang van de verzoekers.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorziening te treffen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.