ECLI:NL:RBDHA:2015:12400

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
09/817532-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroven met bedreiging van geweld door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van straatroven. De verdachte heeft op 22 februari 2015 in de wijk Meerzicht te [plaats] drie slachtoffers met een mes bedreigd en hun mobiele telefoons afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na wijziging van de tenlastelegging, zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de mobiele telefoons van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld en de verdachte heeft tijdens de zittingen zijn betrokkenheid bij de feiten erkend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beroving van [slachtoffer 1], omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deze beroving had gepleegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten onderkend, waarbij de slachtoffers niet alleen materiële schade hebben geleden, maar ook psychologische gevolgen hebben ervaren door de bedreiging met geweld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ontwikkelingsachterstanden en de aanbevelingen van deskundigen. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast zijn schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817532-15
Datum uitspraak: 29 oktober 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 11 juni 2015 en
15 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Achahbar en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2015 te [plaats] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- een mes heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en/of
- een mes tegen de maag en/of de buik van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd: "Geef mij nu je telefoon" en/of "Geef je mobiel anders ga
ik steken" althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 22 februari 2015 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een Iphone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 22 februari 2015 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- duwen van die [slachtoffer 2] tegen een muur en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 2] en/of
- aan die [slachtoffer 2] dreigend toevoegen: "Geef me je mobiel anders ga ik steken" althans
woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 20 februari 2015 te [plaats] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Samsung S4), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- een mes heeft getoond aan die [slachtoffer 3] en/of
- een mes tegen de buik van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer 3] dreigend heeft toegevoegd: "Geef me je telefoon", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking ;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 20 en 22 februari 2015 zijn er in de wijk Meerzicht te [plaats] in totaal drie straatroven gepleegd. Bij elke straatroof is onder meer de mobiele telefoon van de slachtoffers weggenomen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte deze feiten heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte van feit 1 primair en subsidiair zal vrijspreken en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de feiten 2 en 3 heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien feit 1 primair en subsidiair vrijspraak bepleit.
De raadsman heeft voorts gesteld dat de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De raadsman maakt daarbij de kanttekening dat [slachtoffer 1] strikt genomen medepleger is ten aanzien van feit 2. Dat er afspraken zijn gemaakt, is aldus de raadsman, duidelijk.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Feiten 1 en 2
Op 22 februari 2015 doet [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) aangifte van de beroving van zijn mobiele telefoon, een Iphone. Hij verklaart dat hij zich omstreeks 15.00 uur samen met een vriend nabij het [straat 1] te [plaats] bevond, toen er plotseling een jongeman op hen kwam aflopen. De jongen duwde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] duwde terug. [slachtoffer 1] zag dat de jongen zijn rechterhand in zijn zak stak en plotseling een mes in zijn hand hield.
Hij zag en voelde dat de jongen het mes tegen zijn buik aan zette, met het snijoppervlak schuin tegen zijn buik aan en hoorde dat de jongen zei ‘geef mij nu je telefoon’. [slachtoffer 1] verklaart dat hij schrok en dat hij zijn telefoon daarom meteen uit zijn broekzak haalde en aan de jongen gaf. Hij zag dat de jongen daarna de telefoon van zijn vriend, [slachtoffer 2] pakte. Die lag op straat, op de tas van [slachtoffer 2] samen met zijn speakers. [2]
Ook [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ) doet aangifte van diefstal van zijn mobiele telefoon op 22 februari 2015 op het [straat 1] te [plaats] . Hij verklaart dat hij samen met zijn vriend [slachtoffer 1] bij een sportzaaltje op het [straat 1] een sigaretje aan het roken was en naar muziek luisterde en dat er opeens een jongen op hen af kwam lopen, die [slachtoffer 1] begon te duwen en die even later een keukenmes zonder kartels in zijn hand had.
De jongen liet het mes zien vanuit zijn heup met de snijrichting in de richting van
[slachtoffer 2] . De jongen zette hen tegen de muur, door hen met zijn linkeronderarm tegen de muur te duwen en zei ‘geef me je mobiele telefoon, anders ga ik steken’. [slachtoffer 2] wilde zijn mobiele telefoon (Iphone), die samen met zijn speakers op zijn rugtas ligt, geven, maar voordat hij hem kon pakken trok de jongen het snoer los en rende hij met de telefoon weg. [slachtoffer 2] rende achter de jongen aan en zag dat hij zijn mes tegen de muur weggooide [slachtoffer 2] pakte het mes op en nam het mee. [3] Hij overhandigde het mes aan de politie. [4]
Bij de politie bekent de verdachte voornoemde berovingen op 22 februari 2015 te hebben gepleegd. [5]
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 11 juni 2015 verklaart de verdachte echter, nadat hij heeft vernomen dat [slachtoffer 1] een schadevergoeding van hem wil, dat [slachtoffer 1] bij de beroving van [slachtoffer 2] betrokken was en dat van tevoren was afgesproken hoe de beroving zou plaatsvinden. De verdachte verklaart dat hij een zak wiet aan [slachtoffer 1] heeft gegeven om [slachtoffer 2] stoned te maken, dat [slachtoffer 1] hem belde dat hij kon komen en dat hij vervolgens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun mobiele telefoons heeft beroofd onder bedreiging van een mes. [6]
De behandeling van de zaak wordt aangehouden, de politie doet nader onderzoek en hoort [slachtoffer 1] nogmaals, ditmaal als verdachte.
[slachtoffer 1] verklaart dat de verdachte hem heeft gevraagd of hij iemand wist die van zijn telefoon beroofd kon worden. [slachtoffer 1] noemde de naam van [slachtoffer 2] . De opbrengst zou worden gedeeld. Op 22 februari 2015 was [slachtoffer 1] aan het chillen met [slachtoffer 2] , eerst bij de [straat 2] te [plaats] en later op het schoolplein in Meerzicht. Daar kon de beroving plaatsvinden en [slachtoffer 1] belde de verdachte. [slachtoffer 1] verklaart voorts dat de verdachte die dag opeens een mes bij zich had en daarmee ging dreigen en ook zijn telefoon wegnam, hoewel dat niet was afgesproken. [7]
De telefoongegevens van de verdachte en [slachtoffer 1] worden onderzocht.
Uit dit onderzoek blijkt dat [slachtoffer 1] op 22 februari 2015 tussen 14.10 uur en 14.51 uur veelvuldig contact heeft gehad met de verdachte in de vorm van een telefoongesprek of een sms-bericht. [8]
Ter terechtzitting van 15 oktober 2015 blijft de verdachte bij zijn verklaring dat hij de beroving van [slachtoffer 2] heeft gepleegd, althans dat hij de mobiele telefoon van
[slachtoffer 2] heeft losgemaakt van de speakers en de mobiele telefoon heeft weggenomen, maar dat [slachtoffer 1] van de hele gang van zaken op de hoogte was, ook van de bedreiging met het mes en het wegnemen van [slachtoffer 1] telefoon. De verdachte verklaart dat hij de telefoon van [slachtoffer 2] zou verkopen en dat de opbrengst zou worden gedeeld en dat hij de telefoon van [slachtoffer 1] aan hem terug zou geven, maar dat hij werd opgepakt voordat hij dat had kunnen doen. [9]
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting van
11 juni 2015 en 15 oktober 2015 geloofwaardig en de rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 1] samen met de verdachte een plan heeft gemaakt, dat [slachtoffer 1] wist dat de verdachte een mes zou gebruiken bij de beroving en dat hij ook de telefoon van [slachtoffer 1] zou wegnemen en dat was afgesproken dat [slachtoffer 1] die telefoon later weer zou terugkrijgen. De snelle aanhouding van de verdachte zorgde ervoor dat dit niet kon plaatsvinden.
Gelet op het eigen aandeel van [slachtoffer 1] in zijn beroving is de rechtbank, in navolging van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de beroving van [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en zal zij de verdachte van feit 1 primair en subsidiair vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2 ligt dit anders. De verdachte heeft bekend de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes te hebben weggenomen.
De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Op 20 februari 2015 omstreeks 16.00 uur fietst [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3] )
vanuit het Stadshart te [plaats] richting de wijk Meerzicht. Op het [straat 3] staat ineens een jongen voor zijn fiets die tegen [slachtoffer 3] zegt dat hij niet zo stoer moet doen. [slachtoffer 3] schrikt hiervan. Hij stopt vervolgens bij het gymzaaltje aan het [straat 1] te [plaats] als de jongen hem weer aanspreekt en daarbij een mes trekt.
De jongen zegt tegen [slachtoffer 3] ‘geef je telefoon‘. [slachtoffer 3] zegt eerst ‘nee, waarom?’ maar ziet en voelt dat het mes tegen zijn buik wordt gedrukt en haalt vervolgens zijn telefoon (Samsung Galaxy S4) uit zijn broekzak en geeft die aan de jongen. [10]
In de mobiele telefoon van de verdachte worden foto’s aangetroffen waar [slachtoffer 3] op staat. [slachtoffer 3] verklaart dat deze foto’s op het SD-kaartje staan van de mobiele telefoon die op 20 februari 2015 van hem is weggenomen. [11]
Bij de politie bekent de verdachte dat hij de mobiele telefoon van [slachtoffer 3] heeft weggenomen bij de school aan het [straat 3] te [plaats] . Hij heeft de telefoon verkocht en waarschijnlijk het SD-kaartje in zijn eigen telefoon gedaan. De verdachte ontkent een mes te hebben gebruikt. [12]
Ter terechtzitting bevestigt de verdachte dat hij de straatroof heeft gepleegd en verklaart hij dat hij wel een mes bij zich had, maar dat hij dit slechts naast zich heeft gehouden en niet tegen de buik van [slachtoffer 3] heeft gedrukt. [13]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 3 heeft begaan. De rechtbank acht hierbij bewezen dat de verdachte het mes tegen de buik van [slachtoffer 3] heeft gedrukt, nu [slachtoffer 3] dit uitdrukkelijk heeft verklaard en ook aangever [slachtoffer 2] een soortgelijke verklaring betreffende zijn eigen beroving heeft afgelegd. De rechtbank acht de verklaring van beide aangevers ter zake geloofwaardig, nu zij er geen belang bij hebben daarover te liegen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
2.
hij op 22 februari 2015 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone), toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- duwen van die [slachtoffer 2] tegen een muur en
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 2] en
- aan die [slachtoffer 2] dreigend toevoegen: "Geef me je mobiel anders ga ik steken";
3.
hij op 20 februari 2015 te [plaats] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Samsung S4), toebehorende aan [slachtoffer 3] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- een mes heeft getoond aan die [slachtoffer 3] en
- een mes tegen de buik van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt en
- die [slachtoffer 3] dreigend heeft toegevoegd: "Geef me je telefoon".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 93 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de te stellen voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de eis die de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich binnen korte tijd schuldig gemaakt aan een tweetal straatroven.
Hij heeft de slachtoffers met een mes bedreigd en hun telefoon weggenomen dan wel laten afgeven. De verdachte heeft daarmee getoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en bovendien zijn slachtoffers angst aangejaagd. Dergelijke gewelddadige straatroven zijn zeer bedreigend voor de slachtoffers. Naast de geleden materiële schade kunnen de slachtoffers zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen.
De gevolgen van een straatroof kunnen ook voor het dagelijkse leven van het slachtoffer groot zijn. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Bovendien nemen door dit soort geweldsdelicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 september 2015, nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 7 mei 2015 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdacht, opgesteld en ondertekend door mw. drs.
[deskundige 1] , GZ-psycholoog, alsook op het rapport d.d. 8 mei 2015
betreffende het psychiatrisch onderzoek van de verdacht, opgesteld en ondertekend door
drs. [deskundige 2] , kinder- en jeugdpsychiater, m.m.v. dr. [deskundige 3] , kinder- en jeugdpsychiater, in opleiding tot rapporteur.
Blijkens deze rapporten heeft de verdachte cognitieve, emotionele en sociale ontwikkelingsachterstanden. Daarbij wordt geconcludeerd dat in psychiatrisch diagnostische zin sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS) en een gedragsstoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid. Zijn gebrekkige ontwikkeling heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed.
De verdachte is beperkt in zijn vermogen consequenties te overzien, heeft moeite in emotioneel opzicht bij zichzelf en anderen stil te staan, heeft onvoldoende ‘antenne’ om sociale situaties in te kunnen schatten. Hij is erg gevoelig voor directe behoeftebevrediging waarbij cannabis en geld voor hem belangrijk zijn. Voorts maakte het gebruik van cannabis hem onverschillig en kon hij sneller tot het ten laste gelegde komen. De verdachte wordt dan ook verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Beide rapporteurs schatten de kans op recidive hoog in.
Gelet hierop wordt behandeling noodzakelijk geacht in het ambulante kader. Gedacht wordt aan Multi Dimensionale Family Therapy (MDFT). Deze gezinsgerichte interventie biedt de mogelijkheid om zowel verdachte individueel als de ouders en het gezin gezamenlijk te ondersteunen en begeleiden. Binnen MDFT bestaat de mogelijkheid voor individuele behandeling voor verdachte ten aanzien van zijn cannabisgebruik, agressieregulatie en beïnvloedbaarheid. Tevens kan ouderbegeleiding worden geboden om ouders in hun kracht als gezagsdrager te zetten. Een dergelijke behandeling zou geboden kunnen worden door bijvoorbeeld de forensische polikliniek het Palmhuis, onderdeel van de Jutters.
Een voorwaardelijke detentie wordt als voldoende waarborg gezien om deze behandeling te kunnen realiseren. Naast deze behandeling wordt het van belang geacht dat de verdachte binnen een duidelijke structuur kan functioneren, met een duidelijke dag- en vrije tijdsbesteding. Toezicht en controle door de jeugdreclassering is daarbij gewenst.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive uit voornoemde rapporten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 20 mei 2015.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank bij bewezenverklaring om de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de algemene
voorwaarden dat de verdachte
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- zijn medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit;
- zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken
daaronder begrepen.
en onder de bijzondere voorwaarde(n):
- dat het de verdachte verboden wordt contact te leggen of laten leggen met bepaalde
personen, indien de reclassering hem daartoe aanwijzingen geeft;
- dat het de verdachte verboden wordt verdovende middelen of alcohol te gebruiken en hem
wordt verplicht t.b.v. de naleving van dit verbod mee te werken een bloedonderzoek of
urineonderzoek;
- dat de verdachte wordt verplicht zich onder behandeling van een bepaalde deskundige of
bepaalde zorginstelling te stellen, te weten MDFT door het Palmhuis de Jutters;
- dat de verdachte gedurende een bepaalde termijn, te weten de proeftijd, onderwijs volgt of
deelneemt aan een andere door reclassering aangewezen dagbesteding.
Daarbij moet aan Jeugdbescherming West (jeugdreclassering) opdracht worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank onderschrijft het strafadvies van de deskundigen en van de Raad voor de Kinderbescherming en zal de verdachte dan ook een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, met toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, inclusief huisbezoeken en meldplicht, alsook een verbod om drugs te gebruiken en de verplichting tot het volgen van een behandeling bij het Palmhuis, te weten MDFT.
Gelet op de ernst van de delicten, die op de openbare weg zijn gepleegd en waarbij steeds een mes is gebruikt, acht de rechtbank een jeugddetentie van na te noemen duur op zijn plaats. De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn straf reeds in voorarrest doorgebracht.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten straatroven.
Gelet op de hoge kans op recidive is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1]heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 500,-.
[slachtoffer 2]heeft zich ten aanzien van feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot €
1.049,-.
[slachtoffer 3]heeft zich ten aanzien van feit 3 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 51,-.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gelet op de gevorderde vrijspraak, tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor zover dit de geleden immateriële schade betreft ad € 500,-, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ad € 51,-. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie vergoeding van de wettelijke rente gevorderd, indien verzocht, en tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering bepleit, gelet op de vrijspraak, alsook tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ad € 500,- en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ad € 51,-.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] afwijzen, aangezien
de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], voor zover deze betrekking heeft op een bedrag als vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 300,- naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 300,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige afwijzen, aangezien niet is komen vast te staan dat de verdachte de speakers van het merk Bose en de rugzak van de benadeelde partij heeft weggenomen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 300,-,ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 2].
Ten aanzien van feit 3
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 51,-.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 51,-,ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 3].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder
2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
2:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN
3:
AFPERSING
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 180 DAGEN
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
93 DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij
de (jeugd) reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het Palmhuis, te weten
voor het volgen van MDFT, op de tijden en plaatsen als door of namens de behandelaars
aan te geven;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten
behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
- geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, de Stichting Jeugdbescherming west, tot
het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de
veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van feit 1
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]af;
ten aanzien van feit 2
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 2], een bedrag van
€ 300,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn medeverdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 300,-,ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
6 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
ten aanzien van feit 3
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 3], een bedrag van
€ 51,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 51,-,ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
1 dag;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M. Boone, kinderrechter,
en mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van Politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015060023 Z, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 177 en een bundel ambtsedige processen-verbaal van Politie Eenheid Den Haag, met het nummer PL1500-2015058264, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 48.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 65/67.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 69/71
4.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, pagina 96/97.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 37/47.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 11 juni 2015.
7.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [slachtoffer 1] , pagina 34/38.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 44/45.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 15 oktober 2015.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 73/76.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 77.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 156/162.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 15 oktober 2015.