Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft op verzoek van verweerder advies uitgebracht over de gezondheidssituatie van eiser op 5 november 2014. In dit advies staat, voor zover hier relevant, het volgende vermeld. Uit de informatie van zijn gemachtigde behandelaars blijkt dat eiser naar de internist is verwezen vanwege een virusinfectie in zijn gezicht welke al genezende was. Bij bloedonderzoek werd HIV gevonden en bleek hij na doorverwijzing naar het ziekenhuis in Alkmaar een CD4 cdgehalte te hebben van 348 wat al onder de grenswaarde van 500 is en dus is er een behandelindicatie voor medicamenteuze antivirale combinatietherapie (HAART). Uitblijven van de behandeling van de HIV infectie zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Behandeling en medicatie zijn in Congo aanwezig. Eiser wordt in staat geacht te reizen met gangbare vervoermiddelen. Aanbevolen wordt dat eiser een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt (zoals bijvoorbeeld een ingevuld Europees Medisch Paspoort) en om de medicatie te continueren tijdens de reis en voldoende medicatie mee te nemen om de periode van de reis te overbruggen.
De IND concludeert dat de medische behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken plaatsvinden in één van de volgende gevallen: (…)
- uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land onderbrekingen in de medicijnvoorraden voorkomen, die een maand of langer duren.
niet altijd(cursivering rechtbank) beschikbaar is, maar vermeldt de brief “zijn deze middelen
niet overalbeschikbaar” (cursivering rechtbank). Nu eiser met deze brief niet concreet heeft onderbouwd dat de door eiser gebruikte medicatie niet aanwezig zijn in Congo, heeft verweerder mogen uitgegaan van de juistheid en volledigheid van het BMA-advies en op grond daarvan mogen concluderen dat behandeling aanwezig is. In voornoemde brief is verder vermeld dat het volgens de behandelaar niet verantwoord is om eiser uit te zetten naar Congo, tenzij hij persoonlijk contact heeft gehad met het HIV behandelcentrum en de HIV behandelaars ter plaatse om er zeker van te kunnen zijn dat hij in het land van herkomst verzekerd is van continue en adequate HIV-behandeling. Nu de brief geen nieuwe (inhoudelijke) medische feiten bevat waarmee de arts van het BMA niet bekend was, ziet de rechtbank dit als een verschil van inzicht over de uit de medische gegevens te trekken conclusies, hetgeen volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling niet betekent dat het BMA-advies naar wijze van totstandkoming niet zorgvuldig en naar inhoud niet inzichtelijk en concludent is. Eiser heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat contact is opgenomen met het ziekenhuis genoemd in het BMA-advies, echter heeft niet naar aanleiding daarvan gesteld dat de behandeling niet beschikbaar is. De onderzoeksplicht van verweerder strekt niet zo ver dat verweerder onderzoek moet doen naar onder andere geografische en inkomensaspecten, nu dat de feitelijke toegankelijkheid van de zorg betreft, die niet bij de beoordeling van de aanvraag wordt betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de huidige praktijk conform verdragsbepalingen is. Daarbij heeft verweerder gewezen op de uitspraken van de Afdeling van 6 januari 2014 (zaaknummer 201305765/1) en van 20 januari 2014 (zaaknummer 201308853/1).
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn houden de lidstaten rekening met:
De lidstaten kunnen te allen tijde in schrijnende gevallen, om humanitaire of om andere redenen beslissen een onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft een zelfstandige verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming