ECLI:NL:RBDHA:2015:12152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
C/09/490429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van minderjarigen aan de man in het kader van voorlopige voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2015 een beschikking gegeven in het kader van voorlopige voorzieningen met betrekking tot de toevertrouwing van minderjarigen aan de man. De man verzocht om de minderjarigen aan hem toe te vertrouwen, stellende dat dit in het belang van de kinderen is, omdat hij hen stabiliteit en een vertrouwde omgeving kan bieden. De vrouw, die naar Brabant was verhuisd, verzocht eveneens om de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen, en stelde dat de man niet in staat is om voor hen te zorgen vanwege vermoedelijke verslaving aan harddrugs.

De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen in overweging genomen en vastgesteld dat beide ouders tot nu toe zorgtaken hebben vervuld en in staat zijn om voor de kinderen te zorgen. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de minderjarigen is om in hun vertrouwde omgeving te blijven, mede gezien de invloed van de echtscheiding op hen. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarigen voorlopig aan de man worden toevertrouwd, met een voorlopige zorgregeling die de vrouw in staat stelt om de kinderen op bepaalde momenten bij zich te hebben.

Daarnaast heeft de rechtbank een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming gelast, om te bepalen welke hoofdverblijfplaats en zorgregeling het meest in het belang van de minderjarigen is. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier opgedragen om de gedingstukken aan de Raad voor de Kinderbescherming te sturen. De beslissing is genomen in het kader van een bodemprocedure die nog loopt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-4498
Zaaknummer: C/09/490429
Datum beschikking: 28 augustus 2015

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 11 juni 2015 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.W. van den Hoek te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.R. Oosthout te Leiden.

Procedure

Bij beschikking van 16 juli 2015 van deze rechtbank is in het kader van de voorlopige voorzieningen bepaald dat de man voorlopig gerechtigd is om de minderjarigen bij zich te hebben van maandag 27 juli 2015 tot en met zondag 16 augustus 2015 en zijn de verzoeken ten aanzien van de toevertrouwing van de minderjarigen en de voorlopige zorgregeling aangehouden. De zaak is verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken.
Op 26 augustus 2015 is de behandeling ter zitting van de meervoudige kamer voortgezet. Daarbij is gelijktijdig behandeld het verzoek van de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats] (FA RK 15-5920 en C/09/493488). Hierbij zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten en namens de Raad voor de Kinderbescherming: mevrouw [naam] en de heer [naam] . Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Bij beschikking van 28 augustus 2015 van deze rechtbank is spoedheidshalve slechts een verkorte beschikking gegeven. Het onderstaande vormt daarvan een uitwerking.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking(en) is overwogen en beslist.
Toevertrouwing
De man heeft verzocht dat de minderjarigen aan hem worden toevertrouwd. Hij stelt dat het in het belang van de minderjarigen is wanneer er zoveel mogelijk stabiliteit aan de minderjarigen in een vertrouwde omgeving wordt geboden. De man is van mening dat slechts hij dat kan bieden, nu de vrouw bezig was met een verhuizing naar Brabant en thans aldaar woonachtig is, in [plaats] . Indien de minderjarigen aan de vrouw worden toevertrouwd dan worden zij uit hun vertrouwde omgeving gehaald, aldus de man. De man stelt dat hij in staat is de minderjarigen op te vangen. Hij heeft een vriendin, die in [plaats] woont en met wie hij thans samenwoont. In deze woning is voldoende ruimte om de minderjarigen op te vangen. De man is zelf zzp-er en zijn vriendin kan de minderjarigen ook halen en brengen van school. Verder krijgt de man veel hulp van de moeder van zijn vriendin.
De vrouw heeft verzocht de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen. Zij vreest dat de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de minderjarigen in het gedrang komt indien de minderjarigen aan de man worden toevertrouwd. Volgens de vrouw is de man, in de staat waarin hij zich nu bevindt, niet in staat om voor de minderjarigen te zorgen. De man is vermoedelijk verslaafd aan harddrugs en was voorbereidingen aan het treffen voor een wietplantage in een garagebox die in eigendom is van de vrouw. De vrouw meent dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij in een rustige omgeving kunnen opgroeien en dat een dergelijke omgeving door haar in Brabant wordt geboden. Zij heeft thans nog geen werk maar gaat een nagelstudio aan huis beginnen en kan de minderjarigen derhalve thuis opvangen.
Nu beide partijen hebben verzocht dat de minderjarigen aan hen worden toevertrouwd, zal de rechtbank een belangenafweging dienen te maken.
De rechtbank stelt voorop dat uit de stukken en het ter verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen tot op heden allebei zorgtaken hebben vervuld en dat partijen thans beiden de mogelijkheid hebben om de volledige zorg voor de minderjarigen op zich te nemen. De man heeft daarbij hulp van zijn partner en is zzp-er en de vrouw heeft op dit moment geen baan. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarigen dat zij – mede nu, zoals uit het navolgende zal blijken, de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek zal gaan verrichten, – in het kader van de voorlopige voorzieningen in de voor hen vertrouwde omgeving zullen blijven wonen, waarbij tevens in aanmerking wordt genomen dat de invloed die de echtscheiding van partijen op zichzelf reeds op de minderjarigen heeft niet moet worden onderschat. Tevens acht de rechtbank het, mede gelet op het voorgaande, in het belang van de minderjarigen dat zij bij elkaar blijven. Meegewogen wordt daarbij dat de vrouw heeft aangegeven dat zij haar verhuizing naar Brabant niet heroverweegt en zij, ook als zij geen toestemming krijgt om met de minderjarigen te verhuizen, aldaar blijft wonen. Nu voormelde toestemming bij beschikking van heden niet wordt verleend staat vast dat het toevertrouwen van de minderjarigen aan de vrouw op dit moment op praktische problemen stuit. Overigens verblijft de minderjarige [de minderjarige 2] sinds 18 augustus 2015 reeds bij de man. Dat bij de man sprake zou zijn van een drank- en alcoholprobleem is niet gebleken. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank – nu er ook voor het overige geen bezwaren zijn tegen toevertrouwing van de minderjarigen aan de man – bepalen dat de minderjarigen aan de man zullen worden toevertrouwd.
Voorlopige zorgregeling
Ter zitting is besproken dat door de vrouw geen voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is verzocht, indien de minderjarigen aan de man worden toevertrouwd. De man heeft ter zitting aangegeven dat, aan wie de minderjarigen ook zullen worden toevertrouwd, de zorgregeling noodgedwongen in de weekenden zal moeten worden uitgevoerd. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van een zorgregeling ook te regelen wie van partijen de minderjarigen dient te halen en te brengen. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat ook de vrouw de rechtbank verzoekt een zorgregeling te bepalen voor de situatie waarin de minderjarigen aan de man worden toevertrouwd.
Nu de minderjarigen voorlopig aan de man zullen worden toevertrouwd en de rechtbank het in het belang van de minderjarigen acht dat er voor de duur van de echtscheidingsprocedure een voorlopige zorgregeling wordt vastgesteld, zal de rechtbank bepalen als hierna te melden. De rechtbank acht deze voorlopige zorgregeling thans het meest in het belang van de minderjarigen.
Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat er grote meningsverschillen tussen partijen bestaan. Partijen maken elkaar over en weer ernstige verwijten en hebben continu ruzie met elkaar. De vrouw heeft gesteld dat de man een alcohol- en drugsprobleem heeft en dat hij van plan is geweest om in een garagebox, die eigendom is van de vrouw, een wietplantage op te zetten. De man verwijt de vrouw dat zij zonder enig overleg met de kinderen is vertrokken naar Brabant. De communicatie tussen partijen is zeer slecht. Nu te verwachten valt dat de meningsverschillen tussen partijen in de bodemprocedure zullen voortduren, acht de rechtbank met het oog op de bodemprocedure een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming geïndiceerd. Het onderzoek dient de vraag te betreffen welke hoofdverblijfplaats en welke zorgregeling met de niet verzorgende ouder het meest in het belang van de minderjarigen moet worden geacht. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de Raad voor de Kinderbescherming toestemming zullen geven om informatie over henzelf en de minderjarigen op te vragen bij de (medische) hulpverlening. Gelet op de over en weer door partijen ingenomen standpunten, waaronder in het bijzonder het standpunt van de vrouw dat zij niet zal terugkeren naar [plaats] , zal de Raad voor de Kinderbescherming bij zijn onderzoek mede hebben te betrekken dat, als de minderjarigen hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vrouw, dit impliceert dat de minderjarigen dienen te verhuizen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
aan de man zullen worden toevertrouwd voor de duur van het geding;
bepaalt dat de vrouw met ingang van vrijdag 4 september 2015 voorlopig gerechtigd is om de minderjarigen bij zich te hebben:
  • vrijdag uit school (indien geen school: vrijdag 15.00 uur) tot zondag 16.00 uur in de even weken;
  • vrijdag uit school (indien geen school: vrijdag 15.00 uur) tot zaterdag 12.00 uur in de oneven weken;
  • in de herfstvakantie;
  • in de eerste week van de kerstvakantie;
  • de eerste helft van de voorjaarsvakantie;
waarbij de vrouw de minderjarigen haalt in [plaats] en de man de kinderen haalt in [plaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming met het oog op de bodemprocedure met rekest- en zaaknummer FA RK 15-4444 en C/09/490290 een onderzoek te verrichten, welk onderzoek de vraag dient te betreffen welke hoofdverblijfplaats en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang van de minderjarigen is, en daarover in voornoemde bodemprocedure te rapporteren en te adviseren;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de gedingstukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.Th. Nijhuis, S.M. van der Schenk en A.D. van Riel, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. I. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2015.