Uitspraak
Rechtbank Den HAAG
Rep.nr.: 4406222 RP VERZ 15-50571
HTM Personenvervoer N.V.,
1.Het verloop van de procedure
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht, mr. Keulaerds aan de hand van pleitaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde ter zitting.
2.Feiten
Op grond van voormelde regeling dient een bestuurder een bepaald aantal vervoersbewijzen voorradig te hebben. De betalingen voor vervoersbewijzen worden toegevoegd aan het saldo op de bedrijfspas. In het geval van contante betaling dient storting van deze gelden plaats te vinden. Het totaal aan contant geld, saldo op de bedrijfspas en de waarde van de voorradige vervoersbewijzen, dient te allen tijde gelijk te zijn aan het oorspronkelijk aan de bestuurder verstrekte krediet. Dat krediet bedroeg voor [verweerder] € 1.250,-.
De vervoersbewijzen en het contant geld behoren aan het einde van de dienst in het kluisje van de bestuurder te worden bewaard. Daarbij mag het bedrag aan contant geld niet hoger zijn dan € 200,-. Het is bestuurders niet toegestaan de consignatie (gedeeltelijk) mee naar huis te nemen, behoudens in het geval dat de dienst eindigt en/of de volgende dag aanvangt op een andere locatie dan de eigen vestiging waar het persoonlijke kluisje van de bestuurder aanwezig is.
3.Verzoek
primair op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW,
subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 sub d BW,
4.Verweer
Hij heeft voorts te kennen gegeven dat het met zijn huidige leidinggevende niet boterde en dat hij zich door haar geïntimideerd heeft gevoeld, waardoor hij niet steeds adequaat op vragen heeft kunnen reageren.
Met betrekking tot het verwijt omtrent het niet op de juiste wijze omgaan met de consignatie heeft [verweerder] gesteld dat ervaren trambestuurders zelf het beste weten hoeveel rittenkaarten van welke soort op de tram voorradig moeten zijn en dat hij zich daar altijd aan heeft gehouden, dat hij door het intimiderende gedrag van zijn leidinggevende zich niet meer kon herinneren dat hij een bedrag van de consignatie thuis had liggen en dat er een deel vast zat in de kleingeldteller, die een storing had.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verweerder] gesteld dat hij – na overleg met de afdeling HRM van HTM – inziet dat hij in de toekomst, zoals hij dat uitdrukte, als trambestuurder opnieuw vast zal lopen.
5.Beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Nadat [verweerder] , ondanks herhaalde waarschuwingen van HTM een aantal malen in 2013 het protocol had geschonden en in verband daarmee zelfs een loonsanctie opgelegd had gekregen, heeft [verweerder] de regels in 2014 wederom herhaaldelijk niet nageleefd. Niet alleen kwam hij in juli 2014 te laat voor zijn dienst, ook verscheen hij zonder bericht een dag in het geheel niet en was hij bij zijn afwezigheid niet steeds telefonisch bereikbaar. Verder weigerde hij vervangende werkzaamheden te verrichten. [verweerder] stelt in deze procedure dat die schendingen van het Verzuimprotocol samenhangen met de twee door hem in mei 2014 ervaren agressie incidenten, doch uit niets blijkt dat hij daarvan destijds melding heeft gemaakt, terwijl partijen in die periode een aantal gesprekken met elkaar hebben gevoerd.
Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft HTM niet in de gelegenheid te worden gesteld het verzoek in te trekken.
De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen.