ECLI:NL:RBDHA:2015:12134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2015
Publicatiedatum
22 oktober 2015
Zaaknummer
C/09/484642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en adoptie in het kader van het ouderschap van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van twee verzoeksters, die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en later zijn getrouwd. De verzoeksters hebben een minderjarige, die prenataal door één van hen is erkend, en willen de erkenning door de erkenner vernietigen en de adoptie door dezelfde verzoekster laten uitspreken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van de bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigt. Tijdens de zitting op 14 september 2015 zijn de verzoeksters en de bijzondere curator verschenen.

De rechtbank overweegt dat de verzoeksters stellen dat de erkenning door dwaling tot stand is gekomen, omdat zij niet voldoende rekening hebben gehouden met de juridische gevolgen van de erkenning in het buitenland. De bijzondere curator steunt het verzoek tot vernietiging van de erkenning en adoptie, omdat dit in het belang van de minderjarige zou zijn. De rechtbank wijst echter op de terughoudendheid die moet worden betracht bij het vernietigen van een erkenning en concludeert dat de erkenning niet onder dwaling heeft plaatsgevonden. De verzoeksters hadden de intentie dat de erkenner de juridische ouder zou worden, wat ook is gebeurd met de erkenning.

De rechtbank wijst het verzoek tot vernietiging van de erkenning en de adoptie af, maar kent wel een verklaring voor recht toe dat de verzoekster, die de minderjarige heeft erkend, de juridische ouder is van de minderjarige. Dit biedt de verzoeksters de mogelijkheid om in het buitenland de juridische band aan te tonen. De rechtbank benadrukt dat de juridische gevolgen van erkenning en adoptie gelijk zijn, en dat de verzoeksters niet kunnen stellen dat er een ongelijkheid bestaat tussen hun kinderen op basis van de verschillende juridische statussen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de rechtbank wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-1867
Zaaknummer: C/09/484642
Datum beschikking: 12 oktober 2015

Vernietiging erkenning en adoptie

Beschikking op het op 12 maart 2015 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster 1] en [verzoekster 2] ,

verzoeksters,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.W.S. Nijman te Oegstgeest.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. A.M.C. van Bremen te Leiden,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift van de bijzondere curator;
  • het F9-formulier d.d. 31 maart 2015 met bijlage van de zijde van verzoeksters.
Op 14 september 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: [verzoekster 1] , bijgestaan door haar advocaat, en de bijzondere curator.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe primair dat de erkenning van de minderjarige door de erkenner, [verzoekster 1] , wordt vernietigd, dat vervolgens de adoptie van de minderjarige door [verzoekster 1] wordt uitgesproken en subsidiair dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat het moeder/ouderschap van [verzoekster 1] over de minderjarige is gevestigd met ingang van
[datum] .

Feiten

  • Verzoeksters zijn op [datum] te [plaats] een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan, welke partnerschapsregistratie op
  • Uit [verzoekster 2] is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] de minderjarige geboren.
  • De minderjarige is daarvóór, op [datum] , prenataal door [verzoekster 1] erkend.
  • Verzoeksters en de minderjarige hebben de Nederlandse nationaliteit.
  • Verzoeksters zijn tevens de ouders van de minderjarige [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] uit [verzoekster 2] , en geadopteerd door [verzoekster 1] bij beschikking van deze rechtbank d.d. 6 februari 2013.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 16 april 2015 is mr. A.M.C. Bremen benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige teneinde de minderjarige ingevolge

Beoordeling

Vernietiging van de erkenning
Verzoeksters stellen zich op het standpunt dat de erkenning door [verzoekster 1] dient te worden vernietigd nu [verzoekster 1] door dwaling tot de erkenning is bewogen en nu [verzoekster 2] door dwaling is bewogen toestemming voor de erkenning te geven. Zij voeren primair aan dat de dwaling daarin is gelegen dat zij ten tijde van de erkenning onvoldoende voor ogen hadden dat er problemen kunnen ontstaan waar het betreft het erkennen van het juridische ouderschap tussen [verzoekster 1] en de minderjarige door buitenlandse autoriteiten en/of instanties. Dit terwijl verzoeksters veelvuldig in het buitenland verblijven vanwege vakanties en niet uitgesloten is dat verzoeksters in de toekomst voor langere duur in het buitenland zullen verblijven in verband met het werk van een van verzoeksters.
In dat verband hebben verzoeksters erop gewezen dat ook na invoering van de wettelijke mogelijkheid van een vrouw om een kind te erkennen, de mogelijkheid van adoptie door een vrouw van een minderjarige is blijven bestaan. Verzoeksters hebben zich niet gerealiseerd dat zij na de wetswijziging, om te komen tot juridisch ouderschap van [verzoekster 1] over de minderjarige, nog steeds een keuze hadden tussen adoptie en erkenning. Volgens verzoeksters was het hun bedoeling om na de prenatale erkenning de minderjarige, na diens geboorte, alsnog door [verzoekster 1] te laten adopteren. Indien en voor zover geen sprake is van dwaling, dan menen verzoeksters dat de hiervoor weergegeven omstandigheden ook op zichzelf moeten kunnen leiden tot vernietiging van de erkenning. Verzoeksters stellen daarbij dat zij, alsmede de minderjarige, er belang bij hebben dat hun juridische band ook in het buitenland en tegenover buitenlandse autoriteiten en/of instanties boven iedere discussie verheven is. [verzoekster 1] heeft ter zitting nog aangevoerd dat er bij de huidige stand van zaken naar het gevoel van verzoeksters verschil bestaat tussen hun beide kinderen, nu het ene kind is erkend en het andere is geadopteerd. Voorts speelt volgens verzoeksters een rol dat met de donor is afgesproken dat de kinderen zouden worden geadopteerd. Thans leeft het gevoel dat de afspraken jegens de donor niet worden nagekomen, aldus verzoeksters.
De bijzondere curator kan zich vinden in het verzoek tot vernietiging van de erkenning door [verzoekster 1] en de adoptie van de minderjarige door [verzoekster 1] . De adoptie van de minderjarige door [verzoekster 1] wordt in het belang van de minderjarige geacht, nu de mogelijkheid van eenouderadoptie is blijven bestaan naast de erkenning en er door de adoptie voor verzoeksters en de bekende donor duidelijkheid is over de rol van de bekende donor. Het tot stand brengen van het juridisch ouderschap van [verzoekster 1] door middel van adoptie van de minderjarige geeft de gewenste duidelijkheid, ook bij verblijf in het buitenland, aldus de bijzondere curator. Bovendien is het in het belang van de minderjarige dat haar situatie gelijk is aan die van haar broer [de minderjarige 2] .
De rechtbank stelt voorop dat het verzoek, om de erkenning van de minderjarige door [verzoekster 1] te vernietigen, niet door de bijzondere curator is overgenomen en dat er aldus geen vernietiging van de erkenning namens de minderjarige zelf wordt verzocht. Ter beoordeling ligt derhalve slechts voor een verzoek hiertoe van verzoeksters.
De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.
Met invoering van de Wet lesbisch ouderschap per 1 april 2014, is het juridisch moederschap van de vrouw die het kind heeft erkend opgenomen in de wet. Ingevolge artikel 1:198 lid 1 aanhef en sub a BW is [verzoekster 2] moeder van de minderjarige, nu het kind uit haar is geboren. Ingevolge artikel 1:198 lid 1 aanhef en sub c BW is [verzoekster 1] moeder van de minderjarige, nu zij de minderjarige heeft erkend.
Ingevolge artikel 1:205a lid 1 aanhef en onder b en c BW kan een verzoek tot vernietiging van de door de moeder gedane erkenning, op de grond dat de moeder niet de biologische moeder is van het kind, bij de rechtbank worden ingediend door de erkenner dan wel door de andere moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog daartoe is bewogen dan wel bewogen is toestemming tot de erkenning te geven. Ingevolge het tweede lid is op de vernietiging van de erkenning artikel 205, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
De gronden voor vernietiging van de erkenning zijn derhalve beperkt tot de hiervoor genoemde wilsgebreken. Zoals uit de totstandkomingsgeschiedenis van voornoemde bepaling blijkt, kan in het belang van de rechtszekerheid en in het belang van het kind op een erkenning als de onderhavige niet lichtvaardig worden teruggekomen en dient terughoudendheid te worden betracht met betrekking tot de mogelijkheid van de juridische ouders van een kind om de erkenning te laten vernietigen. Naar het oordeel van de rechtbank is tegen de achtergrond van deze geboden terughoudendheid niet gebleken dat de erkenning heeft plaatsgevonden onder invloed van dwaling, als bedoeld in voormeld artikel. Vast staat dat het de bedoeling van verzoeksters was en is dat [verzoekster 1] de juridische ouder van de minderjarige zou worden. Dit is ook gebeurd met de erkenning. De verwachting van verzoeksters dat [verzoekster 1] na de (prenatale) erkenning tevens de minderjarige zou kunnen adopteren is een dwaling omtrent de rechtsgevolgen en is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een dwalingsgrond als bedoeld in voormeld artikel. De stelling van verzoeksters dat erkenning in het buitenland minder snel erkend zal worden, leidt –los van de vraag op welk grond dit zou kunnen gebeuren- evenmin tot het oordeel dat de erkenning in het belang van de minderjarige vernietigd dient te worden. Dit effect kan immers zonodig worden ondervangen door een verklaring voor recht omtrent het ouderschap van [verzoekster 1] over de minderjarige, zoals hierna zal worden besproken. De stelling van verzoeksters dat pas bij adoptie door [verzoekster 1] van de minderjarige sprake zal zijn van een gelijke relatie van haar tot beide kinderen, volgt de rechtbank niet. Immers, de juridische gevolgen van beide rechtsfiguren zijn hetzelfde. Zowel door erkenning als door adoptie komt het juridisch ouderschap van de erkenner dan wel de adoptant vast te staan. Het verzoek van verzoeksters tot vernietiging van de erkenning zal derhalve worden afgewezen.
De rechtbank overweegt dat het voor [verzoekster 1] thans niet mogelijk is de minderjarige alsnog te adopteren, nu de minderjarige reeds door de erkenning in een familierechtelijke betrekking tot haar staat. Het verzoek tot adoptie zal derhalve eveneens worden afgewezen.
Verklaring voor recht
De rechtbank zal het subsidiaire verzoek van verzoeksters, om voor recht te verklaren dat het moeder/ouderschap van [verzoekster 1] over de minderjarige is gevestigd met ingang van
[datum] , toewijzen. Door de erkenning is [verzoekster 1] met ingang van [datum] moeder van de minderjarige geworden. Niet is gebleken dat de verzochte verklaring voor recht niet in het belang van de minderjarige is. Door verzoeksters kan zo nodig in het buitenland naast de geboorteakte van de minderjarige worden verwezen naar de onderhavige beschikking. Het belang van het kind en de ouders bij erkenning van het juridisch ouderschap in het buitenland wordt op deze wijze zo veel mogelijk gewaarborgd.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat [verzoekster 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Bangladesh, de juridische ouder is van de minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Westerhuis-Evers, M.P. Verloop en A.M.A. Keulen, bijgestaan door mr. I. van der Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2015.