Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[gedaagde 1], in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van mevrouw [X] ,
[gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 september 2014 met producties;
- de conclusie van antwoord van 7 januari 2015 met producties;
- het tussenvonnis van 25 februari 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de akte overleggen producties van 30 april 2015 van de zijde van [eiseres] ;
- het proces-verbaal van comparitie van 30 april 2015;
- de brief van 1 mei 2015 van mr. Vermeulen met als bijlage productie twee, behorend bij de conclusie van antwoord;
- de B16 formulieren van 2 september 2015 waarbij beide partijen vonnis hebben gevraagd.
2.De feiten
Beste Willy,
a. verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen”.
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor [zij] geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige.
Mevrouw Luca heeft desgevraagd bevestigd dat Parnassia de hulp aan betrokkene stopzet nu zij niet meer in haar thuissituatie verblijft. Voorts heeft zij aangegeven dat het gevaar lijkt te zijn afgewend nu betrokkene in een verpleeginrichting woont waar er toezicht en zorg voor haar is.
In antwoord op dat verzoek kan ik u berichten dat ik destijds in een dossiernotitie het volgende heb vastgelegd:
3.Het geschil
4.De beoordeling
bekend met cognitieve stoornissen (oriëntatie in tijd, geheugen, overzichtsverlies, oordeels- en kritiekstoornissen), achterdocht, wantrouwen en zorg mijdend gedrag”. Ook wordt vermeld dat er sprake is van overlast jegens de buurman en bedreiging van [dochter eiseres] met een hamer. De onderzoeker vermeldt voorts dat patiënte een inhoudelijk gesprek met hem weigerde en dat alle door hem opgetekende feiten hem zijn medegedeeld door behandelaren van Parnassia en de huisarts. De diagnose wordt door hem gesteld op cognitieve stoornis, psychose nao. Onder de codes is door hem code 2 (dementieen) en code 8 (psychotische stoornissen) aangekruist. De rechtbank heeft het verzoek bij beschikking van 14 mei 2013 afgewezen. Die afwijzing is echter niet gegrond op het ontbreken van een geestesstoornis, maar berust met name op de overweging dat het door de geestesstoornis veroorzaakte gevaar inmiddels is afgewend door opname in een verzorgingshuis.
Dat zal zeker met de verzochte RM te maken hebben”. Daaruit blijkt eens te meer dat zij zich geheel en al liet leiden door haar paranoia en het daardoor vertekende zicht op de werkelijkheid. Een en ander verklaart ook waarom zij zich plotseling, na het nieuws over de aanvraag RM, geheel op [gedaagde 2] en [gedaagde 1] richtte, alhoewel die in de voorliggende jaren aan haar verzorging niets hadden bijgedragen. Zij gaven haar immers het gevoel dat zij er voor zouden gaan zorgen dat zij niet “gek werd verklaard” en niet uit haar woning zou hoeven.