ECLI:NL:RBDHA:2015:11917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
15 oktober 2015
Zaaknummer
09/777285-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken en pogingen daartoe door minderjarige verdachte

Op 15 oktober 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken en pogingen daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 december 2014 tot en met 29 december 2014 betrokken was bij verschillende inbraken in woningen in [plaats 1]. Tijdens deze inbraken zijn diverse goederen, waaronder sieraden en elektronica, weggenomen. De verdachte is op 29 december 2014 op heterdaad aangehouden in een flat waar getuigen hem en zijn medeverdachten hebben gezien tijdens een inbraak. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangetroffen goederen als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De verdachte heeft ontkend bij de inbraken betrokken te zijn geweest, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn schuld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen en schuldheling. De officier van justitie had een jeugddetentie van 90 dagen geëist, maar de rechtbank heeft een hogere straf opgelegd van 150 dagen jeugddetentie, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en een verbod om in [plaats 1] te komen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet aansprakelijk was voor de schade die zij hadden geleden.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777285-14; 09/122605-14 (t.t.g); 09/139780-14 (t.t.g)
Datum uitspraak: 15 oktober 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 1 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Stolk en van hetgeen door de raadsman van de verdachte
mr. F. van Dijk, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
09/777285-14
1.
hij op een of mneer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 december 2014 tot en met 26 december 2014 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen diverse/een siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door met een breekvoorwerp een openslaand raam open te breken/wrikken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in in of omstreeks de periode van 24 december 2014 tot en met 26 december 2014 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone) en/of diverse/een pasje(s), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door met een breekijzer het kozijn van het keukenraam te forceren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2014 tot en met 26 december 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, manchetknopen en/of een iPhone 4s en/of mobiele telefoon en/of een digitale camera (Sony) en/of een horloge (Casio) en/of een zwarte portemonnee (MEXX) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 29 december 2014 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 3] heeft weggenomen een horloge en/of een (klik)oorbel, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te hebben gebracht door met een breekvoorwerp het raam open te breken en de woning in te klimmen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2014 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 3] weg te nemen
diverse/een goed(eren) van hun/zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 4] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een
of meer van zijn mededader(s), althans alleen zich naar die woning hebben/heeft begeven en/of met een schroevendraaier/breekijzer het keukenraam heeft opengebroken en/of de woning in is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 29 december 2014 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 4] weg te nemen
diverse/een goied(eren) van hun/zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een
of meer van zijn mededader(s), althans alleen zich naar die woning hebben/heeft begeven en/of met een schroevendraaier/breekijzer het keukenraam heeft opengebroken en/of de woning in is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij iop een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 03 oktober 2014 tot en met 29 december 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, pasje(s) (bankpas op naam van [slachtoffer 6] en/of ov-kaart op naam van [slachtoffer 6] en/of pasje [winkel] [plaats 1] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die pasje(s) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417 bis lid 1 ahf sub a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 26 december 2014 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 5] heeft weggenomen een ring met bloemprint en/of een gouden ketting met hanger "N" en/of een set oorbellen (Swarovski), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door met een schroevendraaier, althans een breekvoorwerp te wrikken tussen raam en raamkozijn;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 december 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, een ring en/of een (gouden) ketting met hanger (in de vorm van een letter) en/of een set oorbellen (merk Svarovski met kristallen transparant van kleur) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde sieraden wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 27 april 2015 te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning en/of een (afgesloten) achtertuin behorende bij een woning, gelegen aan de [adres 6] weg te nemen enig(e) goed(eren) naar hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning en/of achtertuin te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen naar hun/zijn gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen door met een koevoet, althans een als gereedschap geschikt voorwerp, de poortdeur van genoemde achtertuin open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
09/122605-14
hij op of omstreeks 13 maart 2014 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 10] heeft gedwongen tot de afgifte van 38,50 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) voornoemde [slachtoffer 10] een of meerdere (whatsapp-)bericht(en) heeft/hebben gestuurd, met daarin de woorden: "Je gaat kogel voelen als je die 10 niet bij je hebt" en/of " Eujj klaar morge 38'50 eu. Anders vader ik knal jou neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
09/139780-14
hij op of omstreeks 28 juni 2014 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (blauwe) scootmobiel ( [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als vinder(s), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van parketnummer 09/777285-14
3.1
Inleiding
Op 29 december 2014 is bij de politie een melding binnengekomen van een vermoeden van inbraak in vereniging in een of meerdere woningen gelegen in een flat aan het [straat 1] te [plaats 1] . Ter plaatste werd onder meer verdachte in de flat aangetroffen.
Er bleek inderdaad ingebroken te zijn in twee woningen in de flat (feiten 3 en 4). Bij de fouillering van verdachte werden goederen aangetroffen, waarna het vermoeden rees dat verdachte tevens eerder die week bij nog andere inbraken in woningen, gelegen aan de [straat 2] te [plaats 1] betrokken is geweest (feiten 1, 2 en 6).
Ook werden er bij de verdachte gestolen pasjes aangetroffen (feit 5). Tot slot is er op
27 april 2015 in [plaats 2] nog aangifte gedaan van een poging woninginbraak in vereniging, waarbij onder meer verdachte op aanwijzing van getuigen ter plaatse door de politie is aangehouden (feit 7).
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte bij het plegen van deze feiten betrokken is geweest en zo ja, hoe deze betrokkenheid dient te worden gekwalificeerd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van
de feiten 1, 2 primair en 6 primair en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de feiten 2 subsidiair, 3 primair, 4, 5, 6 subsidiair en 7 heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair vrijspraak bepleit en zich ten aanzien van feit 2 subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit nu de verdachte ontkent deze feiten te hebben gepleegd en ook niet specifiek is herkend. Dat de verdachte de medeverdachten kent, wil niet zeggen dat hij een wezenlijke bijdrage aan de hem ten laste gelegde feiten heeft geleverd. Ook ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu de verdachte heeft verklaard de pasjes kort voor zijn aanhouding te hebben gevonden en van plan te zijn geweest deze naar de desbetreffende bank te brengen. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte de desbetreffende pasjes op andere wijze dan als vinder heeft verkregen, noch dat hij de intentie heeft gehad zich deze toe te eigenen, aldus de raadsman. Ten aanzien van feit 6 primair heeft de raadsman gelijk de eis van de officier van justitie vrijspraak bepleit en ten aanzien van feit 6 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 7 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu enkel kan worden vastgesteld dat de verdachte aldaar ter plaatse was, erbij stond en ernaar keek. Indien er al sprake was van een begin van uitvoering van een inbraak, dan heeft de verdachte hieraan geen wezenlijke bijdrage geleverd, aldus de raadsman.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Feiten 1 en 2
In de periode van 24 december 2014 tot en met 26 december 2014 is er in [plaats 1] ingebroken in een tweetal woningen, gelegen aan de [adres 1] [2] en de [adres 2] [3] . Met een breekvoorwerp zijn er ramen van de woningen verbroken, de woningen zijn overhoop gehaald en er zijn veel goederen, waaronder geld weggenomen.
De verdachte is op 29 december 2014 terzake van de feiten 3 en 4 op heterdaad aangehouden. [4] In zijn fouillering zijn diverse goederen aangetroffen, waaronder een klein zwart portemonneetje en twee zilverkleurige manchetknopen. [5] Aangever [benadeelde 1] heeft de portemonnee van het merk Mexx als zijn eigendom herkend. [6] Ook zilveren manchetknopen met een Virgiel logo, zoals die in de fouillering van verdachte zijn aangetroffen, zijn van hem weggenomen. [7]
Tot slot is er bij de verdachte een Black Berry Bold 9700 in beslag genomen. [8]
Deze blijkt, na vaststelling van het imei-nummer, eigendom te zijn van aangever [slachtoffer 13] , wonende aan de [adres 7] te [plaats 1] . [9]
De verdachte heeft zowel tijdens de verhoren door de politie als ter terechtzitting ontkend bij voornoemde woninginbraken betrokken te zijn geweest. In het dossier is, naar het oordeel van de rechtbank, geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de inbraken in voornoemde woningen.
In navolging van het standpunt van zowel de officier van justitie als de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte van de feiten 1 en 2 primair dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de in zijn fouillering aangetroffen goederen heeft de verdachte verklaard dat deze spullen zijn eigendom zijn. [10] De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte niet geloofwaardig, nu de aangetroffen goederen door de aangevers bij de aangifte voldoende gedetailleerd zijn beschreven en aangevers deze goederen vervolgens hebben herkend.
Gelet hierop acht de rechtbank de schuldheling van voornoemde goederen, zoals onder
2 subsidiair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 3 en 4
Op 29 december 2014 omstreeks 17.00 uur komt er bij de politie een melding van getuigen binnen van een vermoeden van inbraak door 4 personen in een flat aan het [straat 1] te [plaats 1] .
Getuige [getuige 1] [11] en [getuige 2] [12] zien op 29 december 2014 rond 16.30 uur vanuit hun woonkamer dat er aan de overkant, op de galerij van de flat aan het [straat 1] te [plaats 1] , vier jongens heen en weer lopen.
[getuige 1] ziet dat het vier jongens met donkere jassen zijn, waarvan er één een bontkraag heeft.
Ze ziet dat de jongens op de 17e en op de 13e verdieping bij verschillende woningen aanbellen en vervolgens ziet ze dat één jongen bij een woning op de 13e etage, waar was aangebeld, een beweging maakt alsof hij iets gebruikt om zo binnen te komen door middel van verbreken. Drie jongens gaan de woning in waarbij het lijkt alsof zij door het raam naar binnen klimmen. Eén van de jongens gaat op de uitkijk staan. [getuige 1] belt 112.
Als de politie ter plaatse komt, ziet zij dat de jongens uit de woning komen, wordt er door één van de jongens over de reling gekeken en rennen ze weg. De jongens splitsten zich op en vanaf de 12e of 13e verdieping worden meerdere spullen naar beneden gegooid.
Ook [getuige 2] ziet dat vier jongens op de 13e etage een raam of een deur aan het open wrikken zijn en dat er drie jongens de woning inklimmen. De jongen die op de uitkijk staat, is licht getint. Deze jongen waarschuwt de anderen als de politie de straat inrijdt. De jongens rennen weg en gooien allerlei goederen naar beneden.
De politie, die kort na de meldingen bij de flat aan het [straat 1] arriveert, ziet over de galerij personen rennen en spullen naar beneden gooien over de balustrade.
Op dat moment is de gehele flat door diverse politie-eenheden middels een zogenaamde binnen- en buitenring afgezet, waarbij er tevens een politiehelikopter in de lucht is die goed zicht heeft op de gehele flat en galerijen. Naast de verdachte en zijn drie hierna te noemen medeverdachten zijn, anders dan de aangetroffen bewoners van de flat, geen personen meer in de flat aangetroffen die aan het door de getuigen opgegeven signalement voldeden. [13]
Na onderzoek treft de politie in de struiken gelegen direct naast de flat diverse goederen aan, waaronder handschoenen, een bivakmuts, een koevoet en een betonschaar. [14]
In de hal van de flat aan het [straat 1] te [plaats 1] wordt vervolgens de verdachte om 17:13 uur aangehouden. [15]
Omstreeks dat tijdstip worden ook hiervoor genoemde drie medeverdachten [medeverdachte 1] [16] ,
[medeverdachte 2] [17] en [medeverdachte 3] [18] in de flat aan het [straat 1] te [plaats 1] aangetroffen en aangehouden.
Vervolgens doet [slachtoffer 4] aangifte van diefstal met braak uit haar woning, gelegen aan het [adres 3] te [plaats 1] op 19 december 2014. [19] Er is ingebroken door het keukenraam te forceren en de woning is overhoop gehaald, waarna er een horloge en oorbellen blijken te zijn weggenomen.
Via de sociale media en billboards in de wijk Voorhof te [plaats 1] probeert de politie de eigenaars van diverse weggenomen goederen die bij de flat en in de fouillering van enkele verdachten zijn aangetroffen, te vinden.
Aangeefster [slachtoffer 4] herkent een goudkleurige klipoorbel en een goudkleurig horloge als haar eigendom. [20] Deze oorbel is aangetroffen in de fouillering van de verdachte. [21]
In de woning gelegen aan het [adres 3] te [plaats 1] is na forensisch onderzoek een fragment van schoenafdrukken op de vensterbank in de slaapkamer van de aangeefster aan de galeriezijde aangetroffen. [22]
Blijkens het proces-verbaal vergelijkend sporenonderzoek is het schoenzoolspoor (spoor A;
SIN AAHX2840NL) waarschijnlijk veroorzaakt met de linkerschoen van de medeverdachte [medeverdachte 1] en is het schoenzoolspoor (spoor B; SIN AAHX2837 NL) veroorzaakt met een linker schoenzool soortgelijk aan de zool van de linkerschoen van de medeverdachte [medeverdachte 2] . [23]
Voorts doet [slachtoffer 5] aangifte van diefstal met braak uit zijn woning gelegen aan het [adres 4] te [plaats 1] op 29 december 2014. [24] Er is ingebroken door het keukenraam te forceren. De schade aan de post van het keukenraam zat er eerder niet. Er blijkt niets te zijn weggenomen.
In de raamlijst van het keukenraam worden meerdere in- en tegendruksporen aangetroffen en veilig gesteld. [25]
De breedte van de 2 geschikte tegendruksporen (SIN:AAHV
6484NL en SIN:AAHV
6485NL) komen overeen met de breedte van de beitel- en spijkerstrekkerszijde van het roodgekleurde breekijzer, welke door de verbalisanten diezelfde dag ter plaatse in de bosjes naast de flat gelegen aan het [straat 1] werd aangetroffen, SIN: AAHV
7386NL Rood Breekijzer. [26]
De verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en ook ter terechtzitting ontkend zich aan voormelde feiten schuldig te hebben gemaakt.
Hij heeft verklaard dat hij op 29 december 2014 in de flat aan het [straat 1] te [plaats 1] aanwezig was om statiegeldflessen in te zamelen. De verdachte heeft verklaard de aangehouden medeverdachten niet te kennen. [27]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op 29 december 2014 in de flat aan het [straat 1] samen met een aantal anderen, waarvan hij de namen niet wil noemen, via de brandtrap naar de 13e etage is gegaan en dat zij vervolgens hebben aangebeld om te kijken of de bewoners thuis waren. Iemand heeft toen een raam verbroken en een aantal mensen zijn de woning met nummer 155 ingegaan. In de andere woning is het raam wel verbroken, maar is er niemand naar binnen geweest. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat hij de anderen heeft gewaarschuwd toen de politie kwam. Iedereen is toen zijn eigen weg gegaan.
Het rode breekijzer, dat bij de flat is aangetroffen, is volgens [medeverdachte 3] gebruikt bij de inbraak. Hij heeft het breekijzer op 29 december 2014 meegenomen, omdat de anderen het breekijzer eerder bij hem thuis hadden laten liggen. [28]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten het volgende af.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die op 29 december 2014 rond 16.30 uur vanuit hun woning aan de overkant vier jongens op de galerij van de flat aan het [straat 1] zien lopen en hen uiteindelijk zien inbreken op de 13e etage van de flat, hebben de politie gealarmeerd en zien ook dat de vier jongens, na de snelle komst van de politie, uit elkaar gaan.
Deze getuigen hebben ook gezien dat de jongens bij diverse woningen hebben aangebeld alvorens op de 13e etage bij een flat bewegingen te maken alsof er iets werd verbroken en in deze flat te verdwijnen. Drie jongens klimmen naar binnen en de vierde blijft op de uitkijk staan.
In de woning aan het [adres 3] te [plaats 1] is een (deel van een) schoenspoor aangetroffen dat waarschijnlijk afkomstig is van de linkerschoen van medeverdachte [medeverdachte 1] , terwijl er ook een (deel van een) schoenspoor is aangetroffen dat soortgelijk is aan de linkerschoen van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Voorts heeft de politie, na de flat direct te hebben omsingeld, naast de verdachte en zijn medeverdachten en behoudens de bewoners van de flat geen andere personen aangetroffen die voldeden aan het opgegeven signalement.
De verdachte is 29 december 2014 omstreeks 17.13 uur aangehouden in de hal van de flat gelegen aan het [straat 1] . De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in deze flat.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij op 29 december 2014 in de flat aan het [straat 1] enkel aanwezig was om statiegeldflessen in te zamelen, ongeloofwaardig. Het is algemeen bekend dat een dergelijke werkwijze, te weten het aanbellen bij woningen, wordt gebruikt met als enig doel om te kijken of de bewoners van een bepaalde woning thuis zijn. Dat er zou zijn aangebeld met de enkele intentie om statiegeldflessen te vragen, lijkt dan ook een smoes.
Ook de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben geen geloofwaardige verklaring afgelegd voor hun aanwezigheid in de bewuste flat. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij samen met een aantal anderen heeft ingebroken in een woning in genoemde flat, waarbij hij op de uitkijk heeft gestaan.
Gelet op het voorgaande bestaat bij de rechtbank geen twijfel dat de verdachte op
29 december 2014 samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de flat aan het [straat 1] te [plaats 1] aanwezig was met het doel om in te breken. Dit heeft geleid tot een voltooide inbraak en een poging daartoe. Wat betreft de vraag of deze feiten in vereniging zijn gepleegd en of dus sprake is geweest van medeplegen, overweegt de rechtbank als volgt.
Medeplegen
Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad is voor medeplegen van een strafbaar feit vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat er sprake was van een bepaalde samenwerking tussen alle verdachten waaraan een plan ten grondslag lag.
De verdachten zijn systematisch te werk gegaan, op zoek naar een geschikte woning om in te breken. Zij belden aan bij woningen om te controleren of de bewoners thuis waren. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan, en getuigen hebben verklaard dat zij “de andere 3 jongens” de woning in hebben zien gaan. Er zijn naast de verdachte en zijn 3 medeverdachten geen andere personen aangetroffen in de flat. Onderaan de flat en bij de verdachte zijn goederen aangetroffen die bij voornoemde woninginbraak en de poging daartoe zijn gebruikt dan wel weggenomen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, gericht op de totstandkoming van de delicten, en heeft de verdachte daarnaast aan de totstandkoming van de delicten een wezenlijke bijdrage geleverd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de feiten 3 primair en 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Feit 5
De verdachte is op 29 december 2014 terzake van de verdenking van de feiten 3 en 4 op heterdaad aangehouden. [29] In zijn fouillering zijn diverse goederen aangetroffen, waaronder een ABN-AMRO bankpas alsmede een OV-chipkaart op naam van [slachtoffer 6] en een visitekaartje van [winkel] . [30]
Deze pasjes zijn op 3 oktober 2014 omstreeks 13.00 uur bij de Albert Heijn aan de [straat 3] te [plaats 1] weggenomen. [31]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de bankpas lang geleden in de bosjes heeft gevonden. [32]
Ter terechtzitting heeft de verdachte wederom verklaard dat hij de pasjes had gevonden - in zijn herinnering een dag voor zijn aanhouding, derhalve op zondag 28 december 2014 - en verklaard dat hij de bankpas naar de bank wilde brengen, maar dat de bank die dag gesloten was en dat hij vervolgens om maandag 29 december 2014 is aangehouden. [33]
De rechtbank acht, gelet op de wisselende verklaringen die de verdachte over het bezit van deze passen heeft afgelegd, de verdachte, schuldig aan schuldheling van voornoemde goederen en acht feit 5 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
De verdachte is op 29 december 2014 terzake van de feiten 3 en 4 op heterdaad aangehouden. [34] In zijn fouillering zijn diverse goederen aangetroffen, waaronder een goudkleurige ketting met gouden voorwerpen eraan en twee goudkleurige oorbellen met rode steentjes. [35]
Deze en andere sieraden en goederen zijn op 26 december 2014 weggenomen bij een inbraak in de woning aan de [adres 5] te [plaats 1] . [36]
De verdachte heeft ontkend bij deze woninginbraak betrokken te zijn geweest. In het dossier
is verder geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de inbraak in deze woning.
In navolging van het standpunt van de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte van feit 6 primair dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de in zijn fouillering aangetroffen sieraden heeft de verdachte volstaan met de stelling dat deze sieraden zijn eigendom zijn. [37] De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte echter niet geloofwaardig, nu het damessieraden betreft en deze sieraden bovendien door de aangeefster zijn herkend.
Gelet hierop acht de rechtbank de schuldheling van voornoemde sieraden, zoals onder
6 subsidiair ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7
Op 27 april 2015 is de verdachte wederom aangehouden. [38] Ditmaal wegens verdenking van een poging inbraak in een woning aan de [adres 6] te [plaats 2] .
Aangeefster [slachtoffer 9] ziet op 27 april 2015 om 11.20 uur twee jongens bij de poortdeur van haar woning staan. Eén van de jongens is met een voorwerp tussen de poortdeur en het kozijn aan het rommelen. De andere jongen heeft een donkerkleurige rugzak bij zich. Deze jongen ziet de aangeefster en de beide jongens lopen direct weg.
De aangeefster gaat achter de jongens aan en spreekt enkele buurtbewoners aan die met haar meegaan. De buurtbewoners pakken de jongens en houden hen vast. De aangeefster heeft de jongens constant gezien en weet zeker dat het de jongens zijn die bij haar poortdeur stonden. Een van deze jongens betreft verdachte. Als de politie ter plaatse komt, blijkt dat het kozijn bij de poortdeur beschadigd is. Er zitten rode sporen op de poortdeur en het kozijn. Deze beschadiging was nog niet aanwezig toen aangeefster de woning eerder die dag had verlaten. Eén van de buurtbewoners heeft volgens aangeefster gezien dat één van de verdachten zijn rugzak weggooide. [39]
Getuige [getuige 3] ziet twee jongens lopen. Zij ziet één van de jongens een zwarte rugzak in een voortuin gooien. Zij vindt de rugzak en draagt deze over aan de politie. Er zit een oranje/rode koevoet in. [40]
In de fouillering van de verdachte worden handschoenen en een geprepareerde bivakmuts aangetroffen. [41]
De verdachte heeft bij de politie ontkend bij de (poort van de) woning aanwezig te zijn geweest [42] en ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij die dag “niets verkeerds” heeft gedaan. [43]
De raadsman heeft betoogd dat als er kan worden geconcludeerd dat er een begin van uitvoering van een inbraak is geweest, de verdachte hieraan geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De verdachte stond erbij en keek ernaar, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een begin van uitvoering. De aangeefster ziet tweejongens staan waarvan er één aan de poortdeur aan het rommelen is. Later blijkt er schade te zijn aan de poortdeur, waarschijnlijk afkomstig van een rood breekijzer. Deze schade was er die ochtend nog niet. Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat er wel degelijk sprake is geweest van een begin van uitvoering, te weten de hiervoor beschreven verbrekingshandelingen. Voorts is er naar uiterlijke verschijningsvormen ook sprake van medeplegen.
De verdachte en zijn medeverdachte stonden samen bij de poortdeur terwijl de medeverdachte genoemde verbrekingshandelingen uitvoert, ze renden vervolgens samen weg en in de rugzak van de verdachte wordt een rood breekijzer aangetroffen. Ook worden in de fouillering van de verdachte handschoenen en een geprepareerde bivakmuts aangetroffen.
Nu de verdachte verder geen aannemelijke verklaring heeft voor zijn aanwezigheid bij de poort ten tijde van de waargenomen verbrekingshandelingen, noch voor de bij hem en van hem aangetroffen goederen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met zijn medeverdachte heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres 6] te [plaats 2] en acht de rechtbank feit 7 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 09/122605-14
3.5
Inleiding
Op 13 maart 2014 is [slachtoffer 10] gedwongen tot afgifte van een geldbedrag.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte dit feit geeft gepleegd.
3.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman volgt het standpunt van de officier van justitie.
3.8
De beoordeling van de tenlastelegging
Nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde afpersing te komen, zal de rechtbank de verdachte van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van parketnummer 09/139780-14
3.9
Inleiding
Op 28 juni 2014 is verdachte tezamen met een ander op een scootmobiel gezien, rijdende over de [straat 4] te [plaats 1] .
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van genoemde scootmobiel.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit, in vereniging, heeft begaan.
3.11
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit nu de verdachte niet de intentie had om zich de scooter toe te eigenen. Hij wilde er slechts een rondje mee rijden.
3.12
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [44]
Op 28 juni 2014 zien verbalisanten op de [straat 4] te [plaats 1] een scootmobiel rijden met daarop twee personen. Ze zien dat de scootmobiel op de [straat 5] stopt en dat de bestuurder, gekleed in een zwarte bodywarmer en een wit t-shirt - naar later blijkt de verdachte - afstapt en wegrent. Kort daarop wordt de verdachte in de omgeving aangehouden. De bijrijder, te weten [medeverdachte 2] , blijft staan. Verbalisanten zien dat er een valse sleutel in de scootmobiel zit en ook dat de kappen van de accu’s zijn verwijderd. [45]
De scootmobiel blijkt tussen 28 juni 2014 omstreeks 17.00 uur en 30 juni 2014 te 10.40 uur te zijn weggenomen uit de hal op de negende etage van de [gebouw] aan de [straat 6] te [plaats 1] . [46]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 29 juni 2014 twee jongens op een scootmobiel zag rijden en dat hij de bestuurder, een jongen met een zwarte bodywarmer en een wit t-shirt kent als [verdachte] . Getuige [getuige 4] moest van [verdachte] zijn fiets meenemen. Ze gingen met zijn vieren naar de moskee [47] .
De verdachte verklaart bij de politie dat hij de scootmobiel heeft gevonden bij de [gebouw] aan de [straat 6] te [plaats 1] en dat hij er met een vriend op is gaan rijden.
De verdachte ontkent iets over de in de scootmobiel aangetroffen valse sleutel te weten. [48]
Ter terechtzitting verklaart de verdachte dat hij de scootmobiel samen met vrienden op een verlaten plek heeft gevonden en er alleen een rondje mee wilde rijden. De scootmobiel deed het nog. [49]
De rechtbank is, gelet op de aangifte, de processen-verbaal van aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte en de eigen verklaring van de verdachte dat hij en zijn vrienden de scootmobiel hadden gevonden en ermee zijn gaan rijden, medeplegen van verduistering wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte en zijn vrienden hebben zich de scootmobiel als vinder toegeëigend en als heer en meester over de scootmobiel beschikt. Uit de verklaring van getuige [getuige 4] blijkt evenmin enig voornemen om de scootmobiel terug te brengen naar de rechtmatige eigenaar.
3.13
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
09/777285-14
2. subsidiair
hij in de periode van 24 december 2014 tot en met 26 december 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, manchetknopen en een mobiele telefoon en een zwarte portemonnee (MEXX) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3. primair
hij op 29 december 2014 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan het [adres 3] heeft weggenomen een horloge en een (klik)oorbel, toebehorende aan [slachtoffer 4] zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door met een breekvoorwerp het raam open te breken en de woning in te klimmen;
4.
hij op 29 december 2014 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 4] weg te nemen goederen van hun gading en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders, zich naar die woning heeft begeven en met een schroevendraaier/breekijzer het keukenraam heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 03 oktober 2014 tot en met 29 december 2014 te [plaats 1] , althans in Nederland, pasjes (bankpas op naam van [slachtoffer 6] en ov-kaart op naam van [slachtoffer 6] en pasje [winkel] [plaats 1] ) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die pasjes redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
6. subsidiair
hij op 26 december 2014 te [plaats 1] een ketting met hanger en een set oorbellen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde sieraden redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
7.
hij op 27 april 2015 te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit
een woning en/of een (afgesloten) achtertuin behorende bij een woning, gelegen aan de
[adres 6] weg te nemen goederen naar hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning en/of achtertuin te verschaffen door middel van braak door met een koevoet, de poortdeur van genoemde achtertuin open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
09/139780-14
hij op 28 juni 2014 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een (blauwe) scootmobiel ( [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] , welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als vinders, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 51 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, het volgen van een behandeling bij de Waag (MST) en een verbod om gedurende 6 maanden in [plaats 1] te komen. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich op zich verenigen met de eis van de officier van justitie, maar heeft aangegeven dat de verdachte moeite heeft met het gebiedsverbod. De moeder van de verdachte woont in [plaats 1] en op deze wijze kunnen zij elkaar bijna niet zien.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak en aan een tweetal pogingen daartoe.
Door woninginbraken wordt - vaak grote - materiële schade toegebrachte aan de slachtoffers. Ook worden er vaak goederen gestolen, waaraan het slachtoffer op gevoelsgronden sterk is gehecht en waarvan de affectieve waarde niet in geld kan worden uitgedrukt, zoals sieraden. De verdachte en zijn mededaders hebben zich niets gelegen laten liggen aan deze omstandigheden en alleen maar aan hun eigen geldelijk gewin gedacht.
Bovendien wordt door een woninginbraak ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en omwonenden. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
De verdachte heeft zich voorts diverse malen schuldig gemaakt aan schuldheling.
Heling is een verwerpelijk feit. De diefstal van goederen wordt bevorderd door het kennelijke gemak waarmee gestolen goederen worden geheeld.
De verduistering van een scootmobiel past in het rijtje strafbare feiten. De verdachte toont totaal geen respect voor eigendommen van anderen.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de informatie d.d. 28 september 2015 van de Waag en het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 30 september 2015.
Blijkens dit rapport is de kans op herhaling groot. De Raad maakt zich zorgen over zowel de sociaal-emotionele ontwikkeling van de verdachte alsook zijn gedrag. De Raad acht intensieve hulpverlening nodig om het systeem te ondersteunen en een gedragsverandering/ attitude bij de verdachte te kunnen bewerkstelligen. De Raad acht het voorts van belang dat de verdachte zijn schoolgang continueert en dat zijn sociale en probleemoplossende vaardigheden worden versterkt, waardoor er minder problemen op school en straat zijn.
De Raad vindt, pedagogisch gezien, dat een onvoorwaardelijke werkstraf de meest wenselijke strafrechtelijke reactie is. Met een werkstraf ervaart de verdachte een consequentie van het plegen van delicten. Daarnaast stelt de Raad zich op het standpunt dat er een voorwaardelijke detentiestraf opgelegd dient te worden met als voorwaarden dat hij luistert en zich gedraagt naar de aanwijzingen vanuit de Jeugdreclassering. De Raad realiseert zich dat de verdachte nog een jonge, beïnvloedbare jongen is waardoor een jeugddetentie van langere duur dan reeds ondergaan, indien hij zich niet houdt aan de bijzondere voorwaarden, hem mogelijk negatief zal beïnvloeden.
Daar staat tegenover dat de verdachte van meerdere ernstige strafbare feiten wordt verdacht waarvoor hij ook reeds tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Om deze reden stelt de Raad zich op het standpunt dat er nu een stevigere stok achter de deur mag worden gesteld dan een voorwaardelijk werkstraf.
De Raad acht het verder van belang dat als bijzondere voorwaarde een verlenging van het gebiedsverbod om in [plaats 1] te komen, wordt bepaald, omdat in die plaats, het risico om in herhaling te vallen, wordt vergroot. Wel acht de Raad het van belang dat dit een tijdelijke maatregel is en dat de verdachte in samenspraak met de Jeugdreclassering en MST moet toewerken naar een aanpassing van dit gebiedsverbod opdat hij zijn moeder in [plaats 1] kan bezoeken.
De Raad adviseert dan ook aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen,
onder de algemene voorwaarden dat de verdachte :
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- zijn medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit;
- zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht van ]eugdbescherming west, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte gedurende zijn proeftijd onderwijs volgt;
- de verdachte wordt verplicht zich onder behandeling van de Waag laat stellen voor
zowel individuele als systemische behandeling (MST) en
- het de verdachte verboden wordt om zich gedurende 6 maanden in [plaats 1] te bevinden;
waarbij aan Jeugdbescherming west opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Daarnaast adviseert de Raad de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
De rechtbank onderschrijft voornoemd strafadvies van de Raad.
Van de zijde van Stichting Jeugdbescherming west heeft [mevrouw A] , gehoord als deskundige ter terechtzitting, benadrukt dat de verdachte zich goed aan de schorsende voorwaarden heeft gehouden, mede ook omdat de vader van de verdachte hier streng toezicht op houdt. Het verbod om in [plaats 1] aanwezig te zijn wordt ook thans nog als noodzakelijk gezien. Indien de verdachte in [plaats 1] zou verblijven, zouden er grote zorgen over zijn vrienden en zijn vrijetijdsbesteding zijn. Zijn vrienden hebben een grote negatieve invloed op de verdachte en tijdens de behandeling bij de Waag, die net is gestart, moet aan de weerbaarheid van de verdachte worden gewerkt.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, allereerst van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare feiten te weerhouden, ziet de rechtbank aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen.
Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de Stichting Jeugdbescherming west, afdeling jeugdreclassering, huisbezoeken inbegrepen, worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich dient te melden bij de jeugdreclassering, een behandeling bij de Waag zal volgen zowel individuele als systemische behandeling (MST) en dat de verdachte zich gedurende 6 maanden niet in [plaats 1] zal bevinden.
De rechtbank ziet voorts reden de verdachte een werkstraf op te leggen.
De rechtbank zal de verdachte een hogere jeugddetentiestraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank voor het slagen van de begeleiding door de jeugdreclassering en het volgen van de behandelingen bij de Waag een grotere stok achter de deur noodzakelijk acht. De rechtbank zal de aan de verdachte op te leggen werkstraf daarom matigen.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn detentiestraf reeds in voorarrest doorgebracht.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1]heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/777285-14, feit 2, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 106,02.
[benadeelde 2]heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/777285-14, feit 2, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 637,59, met vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in hun vorderingen, gelet op de gevorderde vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 09/777285-14 onder 2 primair ten laste gelegde feit.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen in de vordering bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen
[benadeelde 1]en
[benadeelde 2]
niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het 2 primair ten laste gelegde feit waarop de vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken. De verdachte is niet degene geweest die de geleden schade rechtstreeks heeft toegebracht. Het causale verband tussen de geleden schade en de schuldheling van de goederen is te ver verwijderd.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 321 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/777285-14 onder 1, 2 primair en 6 primair ten laste gelegde feiten en
het bij dagvaarding met parketnummer 09/122605-14 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/777285-14 onder 2 subsidiair, 3 primair en 4, 5,
6 subsidiair en 7 ten laste gelegde feiten en het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/139780-14 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
09/777285-14 feit 2 subsidiair, 5 en 6 subsidiair:
SCHULDHELING, MEERMALEN GEPLEEGD
09/777285-14 feit 3 primair:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN INKLIMMING
09/777285-14 feit 4:
POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN/OF HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK
09/777285-14 feit 7:
POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK
09/139780-14:
MEDEPLEGEN VAN VERDUISTERING
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 150 (honderd en vijftig) DAGEN
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
111 (honderd en elf) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij
de (jeugd) reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Waag voor zowel
individuele als systematische behandeling (MST) op de tijden en plaatsen als door of
namens de behandelaars aan te geven;
- zich gedurende een periode van
6 (zes) maandenniet zal bevinden in [plaats 1] ;
- geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, de Stichting Jeugdbescherming west, tot
het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de
veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
en veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 (zestig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 (dertig) DAGEN;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van feit 2:
bepaalt dat de benadeelde partijen
[benadeelde 1]en
[benadeelde 2]niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot zijn op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2015.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal de Politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2014340123Z, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 1072.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 435/445.
3.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 447/457 en verhoor benadeelde [benadeelde 2] pagina
4.Proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [verdachte] , pagina 35/37.
5.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 103/109 en (de bijlage bij) proces-verbaal van verhoor
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 461.
7.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 448.
8.Kennisgeving van inbeslagname, B 59.
9.Proces-verbaal verhoor aangever D. [slachtoffer 13] , pagina 494/497.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 345/353.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 73/75.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 81/83.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 319.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 95/97.
15.Proces-verbaal aanhouding verdachte [verdachte] , pagina 35/37.
16.Proces-verbaal aanhouding verdachte [medeverdachte 1] , pagina 23/25.
17.Proces-verbaal aanhouding verdachte [medeverdachte 2] , pagina 45/47.
18.Proces-verbaal aanhouding verdachte [medeverdachte 3] , pagina 57/59.
19.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] pagina 67/68.
20.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 762/763.
21.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 103/109.
22.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 774/781.
23.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 770/772.
24.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , pagina 142/143.
25.Proces-verbaal sporenonderzoek 783/785.
26.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, met bijlagen, pagina 786/792.
27.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 118/122.
28.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , pagina 394/404.
29.Proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [verdachte] , pagina 35/37.
30.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 103/109.
31.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , pagina 173/176.
32.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 118/122.
33.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2015.
34.Proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [verdachte] , pagina 35/37.
35.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 103/109.
36.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , pagina 469/471 een aanvullende aangifte van [slachtoffer 7] ,
37.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 345/353.
38.Een los proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, genummerd genummerd PL1500-2015126672-2, op
39.Een los proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , genummerd PL1500-2015126672-1, op 27 april
40.Een los proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , genummerd PL1500-2015126672-10, op 27 april
41.Een los proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL1500-2015126672-19, met bijlagen op 27 april
42.Een los proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , genummerd PL1500-2015126672-26,
43.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2015.
44.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2014133438, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 61.
45.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , met bijlagen, pagina 29/30 en proces-verbaal van
46.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] , pagina 37/39.
47.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 42.
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 56/61.
49.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2015.