ECLI:NL:RBDHA:2015:11853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
C/09/487474 / HA ZA 15-501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht en Gemeenschapsmodel met betrekking tot afvalbakken voor publieke ruimte

In deze zaak, uitgesproken op 14 oktober 2015 door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een vordering van verschillende metaalbedrijven, waaronder [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], tegen [gedaagde] wegens inbreuk op auteursrechten en een Gemeenschapsmodel met betrekking tot afvalbakken. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Mak, stellen dat [gedaagde] slaafse nabootsingen van hun ontwerpen, de 'Trio Buizerd' en de 'Reiger', op de markt heeft gebracht, wat inbreuk maakt op hun intellectuele eigendomsrechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwerpen van de afvalbakken een oorspronkelijk karakter hebben en dat de gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van [eiser sub 3] en het Gemeenschapsmodel van de Trio Buizerd. De rechtbank oordeelt dat de totaalindruk van de producten van [gedaagde] overeenkomt met die van de auteursrechtelijk beschermde ontwerpen, waardoor de vorderingen van de eisers worden toegewezen. De rechtbank verbiedt [gedaagde] met onmiddellijke ingang inbreuk te maken op de auteursrechten en gebiedt hem de inbreukmakende producten binnen zeven dagen aan de eisers ter beschikking te stellen. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eisers, die zijn begroot op € 15.864,56.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/487474 / HA ZA 15-501
Vonnis van 14 oktober 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WTL EUROPE B.V.,
gevestigd te Maarssen,
eisers,
advocaat mr. M.A. Mak te Alkmaar,
tegen
[gedaagde], tevens handelend onder de naam
[handelsnaam gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. N.D.L. Bennink te Enschede.
Partijen zullen hierna in mannelijk enkelvoud [eiser c.s.] en [gedaagde] genoemd worden. Eisers sub 1, 2, 3 en 4 zullen respectievelijk [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] , WTL en [eiser sub 3] worden genoemd. Eisers sub 1 tot en met 3 zullen ook wel gezamenlijk [eisers sub 1 tot en met 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 april 2015, met producties 1 tot en met 23;
  • de conclusie van antwoord van 24 juni 2015 met producties 1 tot en met 22;
  • het tussenvonnis van 15 juli 2015 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de akte overlegging producties van [eiser c.s.] , genomen op 2 september 2015, met producties 24 tot en met 27 (de aangekondigde productie 28 is niet overgelegd);
  • de brief zijdens [gedaagde] van 26 augustus 2015, met daarbij een proceskostenoverzicht conform artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
  • de brief zijdens [eiser c.s.] van 28 augustus 2015, met daarbij een proceskostenoverzicht conform artikel 1019h Rv (productie 29);
  • het proces-verbaal van comparitie van 2 september 2015 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zijn metaalbedrijven. Zij ontwerpen, produceren en distribueren onder meer afvalbakken bestemd voor de publieke ruimte. [eiser sub 3] is - via zijn beheersmaatschappij - directeur van zowel [eiseres sub 1] als [eiseres sub 2] . WTL distribueert en ontwerpt onder meer afvalbakken. WTL en de [eisers sub 1 tot en met 3] -bedrijven werken samen.
2.2.
[gedaagde] is van 2004 tot 31 december 2014 in dienst geweest van WTL, eerst als monteur en later als
operations manager. Blijkend uit het door [eisers sub 1 tot en met 3] overgelegde uittreksel uit het Handelsregister is de eenmanszaak van [gedaagde] , [handelsnaam gedaagde] , ingeschreven op 4 november 2014.
2.3.
[eiser sub 3] is houder van het Gemeenschapsmodel 002372755-0002, aangevraagd op 18 december 2013 en ingeschreven op 14 maart 2014 voor klasse 09.09 (
refuse and trash containers and stands therefor). Bij de inschrijving behoren de volgende drie afbeeldingen (de registratie telt vier afbeeldingen, waarvan twee identiek zijn):
2.4.
[eiser c.s.] hebben afvalbakken op de markt gebracht van het type ‘Trio Buizerd’ en het type ‘Reiger.’ Deze afvalbakken worden hieronder in verschillende uitvoeringen/kleurstellingen afgebeeld:
Trio Buizerd
Reiger
2.5.
De Trio Buizerd is op 30 december 2013 voor het eerst aan het publiek beschikbaar gesteld (in Utrecht). De Reiger is op 22 juni 2012 voor het eerst aan het publiek beschikbaar gesteld.
2.6.
[gedaagde] biedt via zijn website diverse afvalbakken aan. Hij heeft die afvalbakken geleverd aan de gemeenten Meppel en Enschede. Een driebaks-variant is geleverd aan de gemeente Meppel, terwijl de enkele afvalbak is geleverd aan de gemeente Enschede. Pagina’s van de website van [handelsnaam gedaagde] zijn hieronder (gedeeltelijk) weergegeven.
2.7.
Een document getiteld “Overdrachtsakte Intellectuele Eigendomsrechten Afvalbak”, ondertekend door [eiser sub 3] en [eiseres sub 1] luidt, voor zover thans relevant, als volgt:
“OVERWEGENDE DAT de B.V. in 2013 de afvalbak heeft ontworpen als opgenomen in bijlage 1 bij deze akte (hierna: de "Trio Buizerd");
OVERWEGENDE DAT de B.V. alle rechten van intellectuele eigendom met betrekking tot de Trio Buizerd in 2013 heeft overgedragen aan [eisers sub 1 tot en met 3] maar dat partijen zijn vergeten hiervoor de noodzakelijke akte op te maken;
OVERWEGENDE DAT partijen de overdracht door middel van deze akte wensen te bekrachtigen overeenkomstig het gestelde in artikel 3:58 BW;
EN DAAROM
Artikel 1 BEKRACHTIGING
1.1.
De B.V. bekrachtigt hierbij de overdracht van alle rechten van intellectuele eigendom - waaronder maar niet uitsluitend alle auteursrechten en modelrechten - met betrekking tot de Trio Buizerd aan [eisers sub 1 tot en met 3] .
1.2.
De in punt 1.1. bedoelde overdracht is zonder enige beperking en geldt wereldwijd. [eisers sub 1 tot en met 3] heeft daarom alle uitsluitende rechten van de rechthebbende als vermeld in de nationale en andere wetten en verordeningen met betrekking tot de TRO BUIZERD.”
2.8.
Een inhoudelijk gelijkluidende akte ten aanzien van de Reiger is opgemaakt tussen WTL en [eiser sub 3] .
3. Het geschil
3.1.
[eiser c.s.] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] gebiedt met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op bestaande en toekomstige model- en auteursrechten van [eiser c.s.] - waaronder maar niet uitsluitend het verhandelen van kopieën van de Reiger en de Trio Buizerd - te staken en gestaakt te houden op verbeurte van een dwangsom aan [eiser c.s.] van € 2.500 per inbreukmakend product of € 10.000 per dag of gedeelte van de dag dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel;
- [gedaagde] gebiedt met onmiddellijke ingang ieder gebruik van de tekeningen van [eiser c.s.] of kopieën daarvan - waaronder maar niet uitsluitend het verhandelen van kopieën van de Reiger en/of de Trio Buizerd - te staken en gestaakt te houden op verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of gedeelte van de dag aan [eiser c.s.] dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel;
- [gedaagde] veroordeelt de nog bij hem in voorraad zijnde slaafse nabootsingen van de Trio Buizerd en de Reiger binnen zeven dagen na heden om niet aan [eisers sub 1 tot en met 3] ter beschikking te stellen op verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of gedeelte van de dag aan [eiser c.s.] dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel;
- [gedaagde] gebiedt binnen veertien dagen na heden een door een registeraccountant goedgekeurd schriftelijk overzicht aan de raadsvrouwe van [eiser c.s.] over te leggen waarin de volgende informatie is opgenomen:
- hoeveel slaafse nabootsingen hij van de Trio Buizerd en de Reiger heeft geproduceerd althans heeft laten produceren en de hoeveelheid die hij heeft verkocht en (anderszins) uitgeleverd met vermelding van de data van productie en levering waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de slaafse nabootsingen van de Trio Buizerd en de Reiger;
- aan wie hij de slaafse nabootsingen heeft geleverd onder vermelding van de respectieve namen en adressen en hetgeen er is geleverd;
- bij wie hij de slaafse nabootsingen heeft laten produceren,
op verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of gedeelte van de dag aan [eiser c.s.] dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel en/of in strijd met de waarheid wordt verklaard;
- [gedaagde] veroordeelt binnen zeven dagen na heden een brief aan [eiser c.s.] over te leggen met een reguliere opmaak, regulier lettertype en uitsluitend de navolgende inhoud (weergave conform petitum- Rb):
Mijne heren/dames,
Hierbij bericht ik u dat Rechtbank Den Haag [handelsnaam gedaagde] op [..] 2015 heeft geoordeeld dat de volgende door ons op de markt gebrachte producten:
[AFBEELDING FOTO'S]
Inbreuk maken op de rechten van intellectuele eigendom van [eiseres sub 1] en WTL Europe. Het zijn tevens gekwalificeerde nabootsingen omdat ik deze producten heb laten vervaardigen met de tekeningen van mijn toenmalige werkgever WTL Europe die daarvoor niet zijn toestemming had verleend.
Het is mij verboden nog verder in deze producten te handelen. Degenen die reeds beschikken over deze slaafse nabootsingen zullen binnenkort worden benaderd door [eisers sub 1 tot en met 3] en/of WTL Europe ten einde de nabootsingen bij u te recallen. Ik verzoek u daaraan mee te werken. Eventuele kosten die u dan moet maken zullen door mij aan u worden vergoed.
Hoogachtend,
[gedaagde]
op verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of gedeelte van de dag aan [eiser c.s.] dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel;
- [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding als bedoeld in artikel 1019h Rv.
3.2.
[eiser c.s.] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] wat [eiser c.s.] noemt ‘slaafse nabootsingen’ van de Trio Buizerd en Reiger afvalbakken aanbiedt en levert en daarmee inbreuk maakt op zijn (ingeschreven) Gemeenschapsmodel en auteursrecht ten aanzien van de Trio Buizerd en het auteursrecht ten aanzien van de Reiger. [eiser c.s.] heeft zich niet langer beroepen op het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel ten aanzien van de Reiger als grondslag voor de vorderingen nu, gezien de openbaarmakingsdatum van de Reiger, dit recht thans verlopen is. Daarnaast heeft [gedaagde] volgens [eiser c.s.] onrechtmatig gehandeld door (ontwerp)tekeningen van WTL te ontvreemden en (heimelijk) te gebruiken om daarmee de afvalbakken van [eiser c.s.] na te bootsen. Om deze redenen heeft [eiser c.s.] recht op een verbod deze tekeningen (verder) te gebruiken.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
Voor zover de vorderingen inbreuk op een Gemeenschapsmodel betreffen is deze rechtbank bevoegd op grond van artikel 80 en artikel 81 aanhef en onder a Verordening (EG) 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (hierna: GModVo) in combinatie met artikel 3 van de Uitvoeringswet de EG-Verordening betreffende Gemeenschapsmodellen (
Stb. 2004, 573). Voor wat betreft de vorderingen anders dan op basis van het Gemeenschapsmodel volgt de relatieve bevoegdheid uit het feit dat die niet is betwist (art. 110 Rv).
Zijn eisers rechthebbende(n)?
4.2.
[gedaagde] betwist allereerst dat enige van de eisers rechthebbende is op de gestelde model- en auteursrechten ten aanzien van de Trio Buizerd en de Reiger.
4.3.
[eiser c.s.] stelt dat werknemers van [eiseres sub 1] de Trio Buizerd in 2013 hebben ontworpen en dat [eiseres sub 1] daarom van rechtswege (op basis van artikel 7 Auteurswet (Aw)) als maker heeft te gelden. [eiseres sub 1] heeft vervolgens (onder meer) het auteursrecht overgedragen aan [eiser sub 3] , zodat [eiser sub 3] nu rechthebbende is. Ter ondersteuning van deze stellingen heeft [eiser c.s.] zich beroepen op een door hem overgelegde ontwerptekening van de Trio Buizerd, gedateerd december 2013, voorzien van een logo met daarin de woorden “ [eiseres sub 1] ”, en een overdrachtsakte opgemaakt tussen tussen [eiseres sub 1] en [eiser sub 3] (vergelijk r.o. 2.7.). [gedaagde] betwist een en ander en voert daartoe aan dat in 2011 bepaalde ideeën van hemzelf voor een afvalbak door een medewerker van WTL bij [eisers sub 1 tot en met 3] Afvalstystemen en [eiseres sub 1] zijn ‘neergelegd’.
4.4.
Zonder nadere toelichting - die niet is gegeven - kan het betoog van [gedaagde] , dat niet concreet is en niet onderbouwd (‘neergelegd’), niet leiden tot de conclusie dat hij enig aandeel heeft gehad in het ontwerpen van de litigieuze afvalbakken, laat staan dat hij (enig) rechthebbende zou zijn. Nu [gedaagde] de inhoud en authenticiteit van de overdrachtsakte niet heeft bestreden, gaat de rechtbank ervan uit dat de rechten (in casu het auteursrecht) met betrekking tot de Trio Buizerd, nu deze in handen waren van [eiseres sub 1] , zijn overgedragen aan [eiser sub 3] , zodat [eiser sub 3] in deze procedure als rechthebbende moet worden aangemerkt.
4.5.
Wat betreft de Reiger heeft [eiser c.s.] ter comparitie de stelling ingenomen dat deze in opdracht van WTL door het bedrijf P&P Solutions is ontworpen en dat WTL in het licht van artikel 3.8 lid 2 jo 3.29 BVIE en ECLI:NL:HR:2013:1036 (inzake S&S / Esschert) rechthebbende is. Dit is door [gedaagde] niet weersproken zodat - mede in het licht van de overdrachtsakte (vergelijk r.o. 2.7.-2.8.) - ervan uit is te gaan dat [eiser sub 3] auteursrechthebbende is met betrekking tot de Reiger.
4.6.
Wat betreft het Gemeenschapsmodel (Trio Buizerd) schept artikel 17 GModVo het wettelijk vermoeden dat degene op wiens naam het Gemeenschapsmodel is ingeschreven rechthebbende is. In deze procedure heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat een ander dan [eiser sub 3] , degene die in het register als houder is vermeld, rechthebbende zou zijn (vergelijk r.o. 4.4.), zodat in deze procedure vaststaat dat [eiser sub 3] rechthebbende is op het Gemeenschapsmodel.
Geldigheid van en inbreuk op (ingeschreven) Gemeenschapsmodel (Trio Buizerd)
4.7.
[gedaagde] heeft zich bij wijze van verweer primair beroepen op de ongeldigheid van het Gemeenschapsmodel van [eiser sub 3] . Dat verweer wordt verworpen, zoals ter comparitie reeds besproken. Ingevolge artikel 85 lid 1 GModVo geldt dat de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel dient uit te gaan van de geldigheid van een ingeschreven Gemeenschapsmodel, tenzij de geldigheid wordt aangevochten bij wege van een reconventionele vordering. Nu dat laatste niet is gebeurd, gaat de rechtbank in casu uit van de geldigheid van het Gemeenschapsmodel van [eiser sub 3] .
4.8.
Bij het bepalen of inbreuk wordt gemaakt op een Gemeenschapsmodel moet de vraag worden beantwoord of het aangevallen product bij de geïnformeerde gebruiker dezelfde algemene indruk wekt als het ingeroepen Gemeenschapsmodel. Hierbij geldt dat de geïnformeerde gebruiker niet slechts gemiddeld, maar in hoge mate aandachtig is, hetzij door zijn persoonlijke ervaring, hetzij door zijn uitgebreide kennis van de betrokken sector. Deze gebruiker houdt het midden tussen de gemiddelde consument en de vakman met uitgebreide kennis van de betrokken sector.
4.9.
[gedaagde] heeft als inbreukverweer aangevoerd dat de afbeeldingen behorend bij de modelregistratie ‘rijkelijk’ vaag zijn, en dat daaruit niet blijkt welke elementen van het model nieuw zijn of eigen karakter bezitten. Dit betoog wordt verworpen. Afgezien van het feit dat de geldigheid van het Gemeenschapsmodel in casu vaststaat, zodat de nieuwheid of het eigen karakter daarvan niet in geschil zijn, zijn de afbeeldingen bij de registratie (vergelijk r.o. 2.3.) niet zodanig onduidelijk dat deze ongeschikt zijn om de geïnformeerde gebruiker een algemene indruk te verschaffen (vergelijk artikel 4(1)(e) van het Uitvoeringsreglement Gemeenschapsmodel).
4.10.
Het aangevallen product van [gedaagde] verschilt op een aantal punten van het ingeroepen model. Als eerste springt in het oog dat bij de producten van [gedaagde] de drie afvalbakken niet doorlopen tot aan de grond, maar zij op ongeveer ¼ van de totale hoogte een ruimte laten tussen de onderkant van de bakken en de bodemplaat of sokkel. De afvalbakken van het Gemeenschapsmodel lopen, zo blijkt uit de (alle) illustraties, door tot aan de bodemplaat of sokkel. Door dit verschil heeft het Gemeenschapsmodel een onmiskenbaar massief en zuilvormig uiterlijk. Bij het aangevallen product, waarbij de bakken eerder als het ware boven de grond zweven zodat een transparanter geheel ontstaat, ontbreekt deze indruk. Doordat de afvalbakken van [gedaagde] (hieronder rechts) korter zijn, zijn zij tevens ‘driehoekiger’ dan de bakken van het Gemeenschapsmodel (hieronder links), waardoor het geheel meer een trechtervorm dan een zuilvorm krijgt.
4.11.
Gezien het voorgaande, mede in het licht van de overige door [gedaagde] gestelde verschillen, zoals de verschillen in vorm van de asbak (‘peukenpiramide’) die de bovenkant van de inrichting vormt, en de verschillen in de mate waarin de afzonderlijke bakken uitsteken uit het frame, wekt het aangevallen product van [gedaagde] bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk dan het Gemeenschapsmodel, zodat geen sprake is van inbreuk op het Gemeenschapsmodel ten aanzien van de Trio Buizerd.
Auteursrecht op Trio Buizerd en Reiger?
4.12.
[gedaagde] bestrijdt dat enige auteursrechtelijke bescherming rust op de Trio Buizerd en de Reiger nu bij het ontwerpen daarvan geen creatieve keuzes zijn gemaakt, aangezien de ontwerpen slechts bestaan uit objectieve elementen, zodat het persoonlijke stempel van de maker ontbreekt. Volgens [gedaagde] zijn er ‘talloze’ afvalbakken die er (ongeveer) hetzelfde uitzien als de Trio Buizerd en de Reiger.
4.13.
Van een auteursrecht op de afvalbakken van [eiser c.s.] is sprake indien deze bakken kunnen worden aangemerkt als werken die een oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BC2153 (Endstra)). Het HvJ heeft de maatstaf aldus geformuleerd dat het moet gaan om “een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk” (ECLI:EU:C:2009:465 (Infopaq I)). Vergelijk voorts de arresten van de Hoge Raad ECLI:NL:HR:2013:BY1529 (Stokke/H3) en ECLI:NL:HR:2014:2737 (Rubik’s Cube). Hiervoor is vereist dat de uiterlijke vormgeving het resultaat is van creatieve keuzes. Hierbij mag het niet gaan om banale of triviale elementen, en de keuzes van de maker mogen niet louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze. Voorts geldt dat ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, een (oorspronkelijk) werk kan zijn in de zin van de Auteurswet, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt.
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn bij het ontwerpen van de Reiger creatieve keuzes gemaakt zodat deze afvalbak een eigen intellectuele schepping is van de ontwerpers. De Reiger-bak heeft een gekromde bovenzijde (‘deksel’), gecombineerd met een vlakke (verticale) voorzijde. In die vlakke voorzijde bevindt zich de opening (al dan niet in tweeën verdeeld). Door deze combinatie van elementen ontstaat een karakteristieke vormgeving die doet denken aan een klassieke Engelse brievenbus, zoals [eiser c.s.] ook heeft betoogd. Een dergelijke combinatie van vormgevingselementen is niet gedicteerd door (louter dan wel hoofdzakelijk) technische overwegingen. Het argument van [gedaagde] dat de ‘bolle’ deksel van de afvalbak zorgt voor een groter volume van de bak zodat daar meer afval in past, wordt gepasseerd. Terecht heeft [eiser c.s.] erop gewezen dat, nu de opening lager zit dan de ‘bolle’ deksel, het afval uit de bak zal vallen zodra dit het niveau van de opening heeft bereikt, ongeacht de vorm van de deksel.
4.15.
[gedaagde] heeft nog gewezen op door hem overgelegde afbeeldingen van het vormgevingserfgoed, waarvan enkele een afvalbak tonen die sterk op de Reiger lijkt. [eiser c.s.] heeft betwist dat deze bakken tot het vormgevingserfgoed behoren omdat het Reigers betreft, dan wel (andere) inbreukmakende afvalbakken. Nu [gedaagde] zich beroept op het ontbreken van auteursrechtelijke bescherming vanwege ontlening van (de auteursrechtelijk beschermde trekken van) de Reiger aan het vormgevingserfgoed, rust ter zake de stelplicht en bewijslast op hem. Aangezien [gedaagde] niet heeft gereageerd op de (gemotiveerde) betwisting van [eiser c.s.] , heeft [gedaagde] ten aanzien van deze ontlening onvoldoende gesteld en wordt zijn beroep daarop verworpen. De rechtbank overweegt ten overvloede dat op genoemde afbeeldingen (die onduidelijk zijn) weliswaar een opening in de voorzijde te zien is, maar dat uit die afbeeldingen niet valt af te leiden of de deksel van de bak gekromd is.
4.16.
De Trio Buizerd bestaat uit drie bakken die qua vormgeving sterk lijken op de Reiger, opgehangen in een frame en gescheiden door drie vlakke stalen poten. In aanmerking nemend dat [eiser c.s.] heeft gesteld dat de Trio Buizerd is ontworpen en voor het eerst publiekelijk is getoond in 2013 (dus na de Reiger), ligt voor de hand dat de bollende deksel en de vlakke voorzijde met opening zijn ontleend aan de Reiger en dat deze trekken op zichzelf geen zelfstandig auteursrecht op de Trio Buizerd in het leven kunnen roepen. Echter, in het verlengde van de stellingen van [eiser c.s.] ziet de rechtbank in de combinatie van de Reiger met de overige trekken van de Buizerd, te weten de aanwezigheid van drie bakken en drie vlakke stalen poten als scheiding tussen de bakken, het (licht) driehoekige zijaanzicht van de bakken, de zeshoekige bovenzijde met perforaties, en de open ruimte onder de bakken (in de gele versie als in r.o. 4.20. getoond) de vereiste eigen intellectuele schepping. Hoewel de keuze voor sommige van deze elementen mede technisch bepaald zal zijn, is dat niet uitsluitend of in overwegende mate het geval. In zoverre oordeelt de rechtbank dat de Trio Buizerd een nieuw oorspronkelijk werk is en auteursrechtelijke bescherming geniet.
Inbreuk?
4.17.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [gedaagde] door het aanbieden van zijn afvalbakken inbreuk maakt op de auteursrechten van [eiser c.s.] , met andere woorden of de afvalbakken van [gedaagde] een verveelvoudiging zijn van de Trio Buizerd en de Reiger.
4.18.
Van een verveelvoudiging van een auteursrechtelijk beschermd werk dat bestaat uit een gebruiksvoorwerp is sprake indien een voldoende mate van overeenstemming bestaat tussen het auteursrechtelijk beschermde werk en het beweerdelijk inbreukmakende werk; daartoe moet worden beoordeeld of het beweerdelijk inbreukmakende werk de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont zodanig dat de totaalindruk overeenkomt.
4.19.
Niet in geschil is dat de kenmerkende combinatie van gekromde bovenzijde en vlakke voorzijde (met opening) van de Reiger op dezelfde wijze terugkomt in de producten van [gedaagde] .
Het gevolg daarvan is dat de totaalindruk van de Reiger (hierboven links) overeenkomt met de totaalindruk van het nagebootste product van [gedaagde] (hierboven rechts; de afbeelding is een uitsnede uit de afbeelding in r.o. 2.6.).
4.20.
Bij de Trio Buizerd gaat het bij de overgenomen trekken, behalve om de vlakke voorzijde met opening en de bollende bovenzijde van de afzonderlijke bakken, om de aanwezigheid van drie bakken en drie vlakke stalen poten als scheiding tussen de bakken, het (licht) driehoekige zijaanzicht van de bakken, de zeshoekige bovenkant met perforaties, en de open ruimte onder de bakken.
Het gevolg van deze gelijkenissen is dat (een van de uitvoeringen van) de Trio Buizerd (hierboven links) en het nagebootste product van [gedaagde] (hierboven rechts; de afbeelding is een uitsnede uit de afbeelding in r.o. 2.6.) dezelfde totaalindruk wekken. Anders dan bij het Gemeenschapsmodel is bij deze variant van de Trio Buizerd een opening aan de onderzijde aanwezig.
4.21.
Nu het vermoeden van ontlening op basis van de vastgestelde overeenkomende totaalindrukken is gegeven, en [gedaagde] dit vermoeden niet heeft ontkracht, concludeert de rechtbank dat [gedaagde] inbreuk (heeft ge)maakt op het auteursrecht van [eiser sub 3] met betrekking tot de Reiger en (een van de uitvoeringen van) de Trio Buizerd, zodat een verbod van auteursrechtinbreuk toewijsbaar is.
Onrechtmatige daad: gebruik van ontwerptekeningen van eisers
4.22.
[eiser c.s.] stelt dat [gedaagde] voor het vervaardigen van de nabootsingen van de Trio Buizerd en de Reiger tekeningen van [eiser c.s.] heeft gebruikt en deze tekeningen daartoe heeft ontvreemd. Deze tekeningen vormen geheime know-how van [eiser c.s.] [gedaagde] zou een privé-harde schijf met het volledige tekeningenpakket van WTL (met onder meer tekeningen van de Reiger en de Trio Buizerd) hebben gehad. Deze gestelde feiten vormen de grondslag voor het door [eiser c.s.] gevorderde verbod op (verder) gebruik van deze tekeningen.
4.23.
[gedaagde] heeft gemotiveerd bestreden dat hij genoemde tekeningen heeft ontvreemd en/of (al dan niet heimelijk) gebruikt. De tekeningen waar hij middels zijn (WTL-)
dropboxtoegang zou hebben gehad, waren tekeningen van oude afvalbakken, maar niet van de Trio Buizerd, aldus [gedaagde] . Bovendien zou reeds eerder aan een derde, de heer [A] , met medeweten van WTL toegang tot de
dropboxmet tekeningen zijn gegeven. Ook betwist [gedaagde] dat hij een harde schijf had met tekeningen van WTL.
4.24.
Het door [eiser c.s.] gevorderde gebruiksverbod ten aanzien van de tekeningen (r.o. 3.1., tweede gedachtestreepje) overlapt, gezien de bewoording daarvan (“ [gedaagde] gebiedt met onmiddellijke ingang ieder gebruik van de tekeningen van [eiser c.s.] of kopieën daarvan -
waaronder maar niet uitsluitend het verhandelen van kopieën van de Reiger en/of de Trio Buizerd” - cursief Rb.), met het verbod dat [eiser c.s.] reeds primair vordert. Daarnaast is het gestelde gebruik door [gedaagde] van de (technische) tekeningen van de Trio Buizerd en de Reiger, die te beschouwen zijn als een verveelvoudiging van de Trio Buizerd en de Reiger, een vorm van auteursrechtinbreuk die (ook) gedekt wordt door het gevorderde verbod van auteursrechtinbreuk. Nu dat laatste verbod toewijsbaar is, is niet in te zien welk separaat belang [eiser c.s.] bij toewijzing van het tekeningen-gebruiksverbod heeft. Voor zover het gevorderde verbod meer of anders behelst, heeft [eiser c.s.] ten aanzien van zijn belang niets concreets gesteld. Met name heeft [eiser c.s.] niet gesteld dat [gedaagde] andere tekeningen dan tekeningen van de Trio Buizerd en de Reiger heeft gebruikt, welke tekeningen dit zouden zijn, of dat oneigenlijk gebruik dreigt. Daarbij heeft [eiser c.s.] niet bestreden dat een derde (de heer [A] ) met medeweten van WTL toegang tot de
dropboxmet tekeningen had gekregen, zodat deze in zoverre niet meer kunnen gelden als geheime know-how. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.
Vorderingen
4.25.
[eiser c.s.] vordert een ruim en algemeen inbreukverbod dat mede toekomstige (auteurs)rechten omvat aangezien het volgens hem in deze zaak om ernstige en hoogst verwijtbare inbreuken gaat. [gedaagde] bepleit dat voor een dergelijk verbod geen plaats is, en dat een verbod van inbreuk op toekomstige rechten te onbepaald is om te kunnen worden nageleefd.
4.26.
Wat betreft de reikwijdte van het verbod overweegt de rechtbank dat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op andere rechten van [eiser c.s.] dan zijn rechten met betrekking tot de Trio Buizerd en de Reiger, of dat een dergelijke inbreuk dreigt. Ook is onvoldoende gesteld of gebleken dat [gedaagde] op grote schaal en/of stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de rechten van [eiser c.s.] De handelingen die [gedaagde] (onbetwist) worden verweten zijn het leveren van dertien ‘slaafse nabootsingen’ van de Trio Buizerd aan de Gemeente Meppel, en een tweetal ‘slaafse nabootsingen’ van de Reiger aan de Gemeente Enschede, alsmede het aanbieden van beide producten op de website van [handelsnaam gedaagde] . De rechtbank oordeelt op basis hiervan, bij gebreke van nadere onderbouwing van [eiser c.s.] , dat het aantal en de verspreiding van de inbreukmakende producten (zeer) beperkt is. Hoewel door [gedaagde] niet is bestreden dat hij verwijtbaar heeft gehandeld, zijn naar het oordeel van de rechtbank de omstandigheden van het geval niet van dien aard dat zij een algemeen verbod rechtvaardigen. Het feit dat [gedaagde] lange tijd in dienst is geweest bij WTL Europe, en tijdens een periode waarin hij zich ziek had gemeld in strijd met zijn arbeidsovereenkomst een concurrerend bedrijf zou hebben gerund, hetgeen door [gedaagde] is betwist, is daarvoor - indien dat vast zou komen te staan - in casu onvoldoende. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat een verbod van inbreuk op toekomstige rechten te onbepaald is om te kunnen worden nageleefd. Daarbij komt dat [eiser c.s.] geen inzicht heeft gegeven op welke producten die rechten betrekking zouden (kunnen) hebben. Op grond van het voorgaande zal het verbod beperkt worden toegewezen als in het dictum verwoord.
4.27.
Tegen de vordering tot afgifte van de inbreukmakende producten heeft [gedaagde] zich niet afzonderlijk verzet, zodat deze zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering tot het doen van opgave, waarbij de rechtbank de termijn voor het produceren van een door een registeraccountant goedgekeurde opgave, ter voorkoming van executiegeschillen, ambtshalve op twee maanden zal stellen. Wat betreft de gevorderde
recallgeldt dat in het petitum niet is aangegeven aan wie de brieven moeten zijn gericht die moeten worden overgelegd aan eisers. Gezien de voorgestelde tekst van de brief begrijpt de rechtbank dat het gaat om een reguliere (aankondiging van een)
recallwaarbij afschriften van brieven aan de afnemers van [gedaagde] dienen te worden overgelegd aan de (raadsman van) eiser. Dit, en het feit dat [gedaagde] zich niet afzonderlijk heeft verweerd tegen deze vordering maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat [gedaagde] de vordering ook op die manier heeft begrepen, en zal zij aldus worden toegewezen.
4.28.
De gevorderde dwangsommen komen de rechtbank in het gegeven geval niet onredelijk voor en zullen worden toegewezen.
4.29.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser c.s.] vordert op de voet van artikel 1019h Rv een bedrag aan proceskosten van € 21.979,46 (exclusief BTW), waaronder begrepen dagvaardingskosten en griffierecht. [gedaagde] heeft de hoogte van de kosten bestreden en bepleit dat, onder meer nu het een eenvoudige bodemzaak betreft, het IE-Indicatietarief voor een eenvoudige bodemzaak met pleidooi zou moeten worden gevolgd. Daarnaast zouden bepaalde kostenposten (coördinatie, reizen, vergaderen) niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.30.
De rechtbank overweegt dat de vorderingen van [eiser c.s.] mede zijn gebaseerd op onrechtmatige daad, waarvoor artikel 1019h Rv niet geldt. Op basis van het verhandelde ter comparitie, en de inhoud van de processtukken, waarbij [eiser c.s.] een aanzienlijk deel van zijn tijd en argumenten heeft besteed aan het onrechtmatig handelen van [gedaagde] , schat de rechtbank dat [eiser c.s.] 70% van zijn advocaatkosten heeft besteed aan de IE-grondslagen (Gemeenschapsmodel en auteursrecht) en 30% aan de onrechtmatige daad. Nu de door [eiser c.s.] gevorderde proceskosten naar behoren gedocumenteerd en gespecificeerd, zijn zij toewijsbaar als redelijke en evenredige kosten. Het verweer van [gedaagde] dat bepaalde kostenposten niet voor vergoeding in aanmerking zouden komen wordt verworpen, reeds omdat [gedaagde] niet heeft aangegeven waarom genoemde kosten niet redelijk en evenredig zouden zijn in deze zaak. Voor het toepassen van het Indicatietarief voor een
eenvoudigebodemzaak ziet de rechtbank geen aanleiding nu de vordering gebaseerd is op meerdere exclusieve rechten (Gemeenschapsmodel en auteursrecht) ten aanzien van meerdere beweerdelijk inbreukmakende producten.
4.31.
Het voorgaande leidt ertoe dat 70% van de IE-advocaatkosten ad € 21.286,99 (€ 21.979,46 - € 79,47 dagvaardingskosten - € 613,00 griffierecht) zal worden toegewezen voor de IE-grondslagen, zijnde € 14.900,89, en 30% van het toepasselijke liquidatietarief van € 904,00 (2 punten à € 452,00) = € 271,20 voor het onrechtmatige daad-gedeelte, samen € 15.172,09, te vermeerderen met griffierecht ad € 613,00 en dagvaardingskosten ad € 79,47, totaal € 15.864,56.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verbiedt [gedaagde] met onmiddellijke ingang inbreuk te maken op de auteursrechten van [eiser sub 3] met betrekking tot de Reiger en de Trio Buizerd, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per inbreukmakend product of € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag dat in strijd wordt gehandeld met dit verbod;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] de nog bij hem in voorraad zijnde inbreukmakende producten binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis om niet aan [eiser c.s.] ter beschikking te stellen, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel;
5.3.
gebiedt [gedaagde] binnen twee maanden na betekening van dit vonnis een door een registeraccountant goedgekeurd schriftelijk overzicht aan de raadsvrouwe van [eiser c.s.] over te leggen waarin de volgende informatie is opgenomen:
  • hoeveel inbreukmakende producten hij heeft geproduceerd althans heeft laten produceren en de hoeveelheid die hij heeft verkocht en (anderszins) uitgeleverd met vermelding van de data van productie en levering, waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen nabootsingen van de Trio Buizerd en de Reiger;
  • aan wie hij de inbreukmakende producten heeft geleverd, onder vermelding van de respectievelijke namen en adressen, en hetgeen er is geleverd;
  • bij wie hij de inbreukmakende producten heeft laten produceren,
op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel en/of in strijd met de waarheid wordt verklaard;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis afschriften van aan alle afnemers van de inbreukmakende producten verzonden brieven aan de raadsvrouwe van [eiser c.s.] over te leggen, welke brieven zijn opgesteld met een reguliere opmaak, regulier lettertype, en uitsluitend met de navolgende inhoud:
Mijne heren/dames,
Hierbij berichten wij u dat de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2015 heeft geoordeeld dat de volgende door ons op de markt gebrachte producten:
[AFBEELDING FOTO'S]
inbreuk maken op de auteursrechten van de heer [eiser sub 3] van [eiseres sub 1] en WTL Europe. Het is ons verboden nog verder in deze producten te handelen. Degenen die reeds beschikken over deze producten zullen binnenkort worden benaderd door [eisers sub 1 tot en met 3] en/of WTL Europe ten einde deze producten bij u te recallen. Wij verzoeken u daaraan mee te werken. Eventuele kosten die u dan moet maken zullen door ons aan u worden vergoed.
Hoogachtend,
[gedaagde]
[handelsnaam gedaagde]
op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag dat in strijd wordt gehandeld met dit bevel;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser c.s.] van de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser c.s.] begroot op € 15.864,56;
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de bevelen, verboden en veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2015.