In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.H. Lussenburg, en verweerder over een naheffingsaanslag omzetbelasting en een boetebeschikking. Eiseres had een zakelijke bankrekening geopend, waarvan het beheer was overgedragen aan S. De bestuurder van eiseres heeft verklaard dat de eerste aangifte omzetbelasting samen met S is ingevuld, wat resulteerde in een teruggaaf van € 8.000. Echter, uit een boekenonderzoek bleek dat eiseres niet als ondernemer kon worden aangemerkt en onterecht bedragen aan omzetbelasting had teruggevraagd voor de jaren 2010 en 2011. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de aangiften op naam van eiseres waren ingediend met gebruik van haar inloggegevens. De rechtbank matigde de boete tot € 8.600, omdat de opzet van S niet kon worden toegerekend aan eiseres, hoewel haar grove schuld werd verweten voor het uit handen geven van de inloggegevens. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het de boetebeschikking betreft, maar ongegrond voor het overige. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 490.