3.5De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 27 juli 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brigadier van politie [slachtoffer 1] (handelend in de rechtmatige uitoefening van zijn functie) van het leven te beroven,
nadat hem door politie (meerdere malen) omwille van een alcoholcontrole was
gevorderd om de auto die hij op dat moment bestuurde tot stilstand te
brengen, aan welke vordering verdachte niet voldeed, waarna brigadier [slachtoffer 1],
het bestuurdersportier van de auto van verdachte van buitenaf heeft geopend en
daardoor in de auto van verdachte (naar verdachte en de handrem van diens
auto) heeft gereikt om de gevorderde stilstand af te dwingen,
terwijl brigadier [slachtoffer 1] aldus handelend zich deels in de auto van verdachte
bevond en het bestuurdersportier van verdachte vast hield
- zijn auto in beweging heeft gebracht en zijn snelheid heeft verhoogd, ook en
zelfs nadat hierbij brigadier [slachtoffer 1] tussen het portier en de auto ingeklemd
raakte en het bestuurdersportier van verdachte vast hield en terwijl zich
in de directe omgeving andere auto's bevonden
- zijn snelheid is blijven verhogen (tot ongeveer 50km/u) terwijl brigadier
[slachtoffer 1] zich in die (ingeklemde) positie bevond
- aldus handelend, terwijl brigadier [slachtoffer 1] zich in die (ingeklemde) positie
bevond, met zijn auto een afstand van ongeveer 100 meter heeft afgelegd
- met zijn auto in de richting is gereden van andere auto's die aan de
zijde geparkeerd stonden waar brigadier [slachtoffer 1] zich in die (ingeklemde)
positie bevond en deze geparkeerde auto's zodanig heeft genaderd dat
brigadier [slachtoffer 1] zich omwille van het voorkomen van een aanrijding tussen
zichzelf en deze geparkeerde auto's genoodzaakt zag om uit de auto van
verdachte te springen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 27 juli 2014 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 310 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen
van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist zulks terwijl aan de verdachte geen rijbewijs voor het besturen van dat motorrijtuig was afgegeven;
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in ’s-Gravenhage op de Hoefkade, op 27 juli 2014 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 2])
schade was toegebracht;
hij te 's-Gravenhage op 27 juli 2014 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan [slachtoffer 3], als bestuurder heeft gebruikt op
de weg, de Hoefkade;
hij op 27 juli 2014 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Hoefkade, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.