ECLI:NL:RBDHA:2015:11712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2015
Publicatiedatum
12 oktober 2015
Zaaknummer
09/818484-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na ernstige vormverzuimen

Op 9 juli 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van de verdachte. De zaak betreft een ernstig geweldincident tussen een burger en de politie, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van het opzettelijk aanrijden van twee personen met zijn auto. De verdediging voerde aan dat er diverse vormverzuimen hebben plaatsgevonden, waaronder het niet veiligstellen van camerabeelden en het niet uitvoeren van onderzoek aan de betrokken voertuigen. Deze verzuimen hebben geleid tot een schending van het recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte in zijn verdedigingsmogelijkheden was gehinderd door het achterwege blijven van cruciaal onderzoek. De rechtbank benadrukte dat het van groot belang is dat in zaken waarbij de politie als slachtoffer betrokken is, objectief onderzoek wordt verricht. Het niet uitvoeren van dit onderzoek, ondanks de mogelijkheid daartoe, heeft geleid tot een grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte.

De rechtbank concludeerde dat de reden waarom het onderzoek niet heeft plaatsgevonden niet meer te achterhalen is, en dat dit onderzoek mogelijk belastende of ontlastende informatie had kunnen opleveren voor de verdachte. Gezien de opeenstapeling van verzuimen, was de rechtbank van oordeel dat de enige passende sanctie was om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de feiten 1 en 3.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818484-14 (ten aanzien van feiten 1 en 3)
Datum uitspraak: 9 juli 2015
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft naar aanleiding van het gevoerde preliminaire verweer strekkende tot niet-ontvankelijk van het openbaar ministerie ten aanzien van feiten 1 en 3 uitspraak gedaan in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 10 maart 1964 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Ter terechtzitting van 9 juli 2015 heeft de raadsvrouw van verdachte mr. E. IJspeerd, advocaat te Den Haag, een preliminair verweer gevoerd ertoe strekkende dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van feiten 1 en 3.
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de officier van justitie mr. D.M. Kortekaas.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is onder feit 1 en 3 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 juni 2014 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met (de linkerzijde van) een (personen)auto is aangereden tegen (de rechterzijde van) het voertuig waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich bevonden en/of dat voertuig heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juni 2014 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met (de linkerzijde van) een (personen)auto is aangereden tegen (de rechterzijde van) het voertuig
waarin die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich bevonden en/of dat voertuig heeft geramd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 07 juni 2014 te 's-Gravenhage/Delft en/of Rijswijk, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg,
- ( Rijksweg A13), te hard heeft gereden (ongeveer 160 km/u) en/of
- ( de Laan van Delftvliet), het rode verkeerslicht heeft genegeerd en/of door de berm is gereden en/of
- ( de Hoornbrug), op het fietspad heeft gereden en/of
- ( Haagweg), het rode verkeerslicht heeft genegeerd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

3.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat er diverse vormverzuimen hebben plaatsgevonden, waardoor verdachte in zijn verdediging is geschaad. Allereerst zijn er – ondanks herhaaldelijk verzoek van de verdediging – geen camerabeelden veiliggesteld. Daarnaast heeft nooit onderzoek plaatsgevonden aan de voertuigen die bij het incident betrokken zijn geweest, terwijl dit onderzoek uitsluitsel had kunnen geven over de vraag wie er tegen wie is gebotst en met welke snelheid en/of kracht dit heeft plaatsgevonden. Evenmin is de black box van één of van beide politievoertuigen uitgelezen, terwijl dit informatie had kunnen verschaffen over gereden snelheden en zijdelingse krachten. Ten slotte is de leider plaats incident (de man in het groene hesje) die de beslissing heeft genomen om geen onderzoek naar de voertuigen te laten plaatvinden en de blackbox niet te laten uitlezen, niet achterhaald, zodat zijn beslissingen niet meer kunnen worden getoetst. Deze vormverzuimen zijn onherstelbaar. Hierdoor is sprake van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens, waardoor verdachte geen eerlijk proces meer heeft. Het feit dat dit meerdere malen is gebeurd, maakt dat het ernstige verzuimen zijn en dat er sprake is van een hoge mate van verwijtbaarheid. Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is dan ook de enige juiste sanctie.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het openbaar ministerie kan worden ontvangen in de vervolging. Hiertoe voert zij aan dat geen sprake is van vormverzuimen. Ten aanzien van de camerabeelden is meermalen aan de orde geweest dat deze nimmer hebben bestaan. Daarnaast is onduidelijk hoe camerabeelden van de A13 of de Hoornbrug kunnen zien op bewijs ten aanzien van de onder 1 en 3 ten last gelegde feiten.
Evenmin is sprake van een schending van een voorschrift doordat de VOA geen onderzoek heeft verricht aan de voertuigen. De VOA was immers onverplicht ter plaats. Daarnaast is niet duidelijk wat dergelijk onderzoek had kunnen opbrengen.
Ten aanzien van de black box is evenmin gebleken welke informatie relevant had kunnen zijn, aangezien slechts in de Volkswagen die achter de auto van verdachte reed een blackbox zat. Deze auto is dus niet de auto die aangereden is geweest.
De leider plaats incident is nagetrokken en vermoedelijk Theeboom geweest.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
In deze zaak is er sprake van een verdenking van een ernstig geweldsincident tussen een burger en de politie, waarbij de bij dat incident betrokken burger – verdachte – het tenlastegelegde krachtig ontkent en de politie beschuldigt van diverse onheuse gedragingen. Het is de taak van de politie om objectief onderzoek te doen naar de toedracht van een dergelijk incident. Processen-verbaal, op ambtseed opgemaakt, kunnen die toedracht duidelijk maken. Bij een zaak waar de politie evenwel zelf als slachtoffer betrokken is, mogen aan de objectiviteit van onderzoek hoge eisen worden gesteld.
Camerabeelden die mogelijk op de A13 en de Hoornbrug beschikbaar waren zijn niet meteen opgevraagd en veiliggesteld, terwijl het uitlezen daarvan relevante informatie had kunnen opleveren.
Er heeft geen voertuigonderzoek plaatsgevonden, terwijl er aanleiding was om te veronderstellen dat de door verdachte bestuurde auto en een politieauto elkaar eerder hadden geraakt. Onderzoek naar die voertuigen had relevante informatie kunnen opleveren.
De black box van de auto van de Rotterdamse politie is niet uitgelezen terwijl de Rotterdamse verbalisanten hebben verklaard dat ze verdachte vanaf Delft hebben gevolgd en op alle mogelijke manieren hebben getracht om hem te laten stoppen. Onderzoek van die black box zou dus relevante informatie hebben kunnen opleveren, waaronder over de gereden snelheid, zijdelingse krachten en het voeren van optische- en geluidssignalen.
Het blijft ongewis wie de leider plaats ongeval is geweest. [Ambtenaar] heeft verklaard dat hij dat niet was en dat hij ook niet de gewraakte beslissing om geen nader onderzoek door de verkeersongevallendienst (VOA) te laten doen heeft genomen, terwijl hij anderzijds zegt dat hij de officier van dienst ter plaatse was. Er zijn twee mogelijkheden: of er is een tweede officier van dienst geweest of Theebooms herinneringsvermogen laat hem in de steek. Nader onderzoek naar wie ter plaatse doorslaggevende beslissingen heeft genomen, was naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk maar is thans niet meer mogelijk. De VOA was ter plaatse gevraagd door een tactische eenheid. Misschien was die aanwezigheid onverplicht, zoals de officier van justitie stelt, omdat er geen verdenking ex artikel 6 WVW 1994 was, maar desondanks was de VOA aanwezig en zag aanleiding voor nader onderzoek. Van deze mogelijkheid is evenwel geen gebruik gemaakt, hetgeen de rechtbank onbegrijpelijk acht.
De rechtbank herhaalt dat sprake was van een ernstig geweldsincident tussen een burger en de politie. Onderzoek aan objectieve bronnen, zoals camerabeelden, black box en voertuigen is dan geboden wanneer dit mogelijk is. In het onderhavige geval was onderzoek mogelijk, maar is het achterwege gelaten (camerabeelden, black box) dan wel afgewezen (onderzoek door VOA) door de officier van dienst. De reden waarom dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden is niet meer te achterhalen. Als het onderzoek had plaatsgevonden had dat voor verdachte belastend of ontlastend kunnen zijn. Nu het niet heeft plaatsgevonden en ook niet meer kan plaatsvinden is verdachte naar het oordeel van de rechtbank gehinderd in zijn verdedigingsmogelijkheden. Het is door de opeenstapeling van verzuimen van ongeschreven vormen, dat de rechtbank oordeelt dat met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, waarvoor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie de enig passende sanctie is. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de feiten 1 en 3.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie ten aanzien van de feiten 1 en 3 niet-ontvankelijk in de vervolging.
Deze uitspraak is op 9 juli 2015 gedaan door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Ekkart, griffier,
Mrs. Louwinger en Veneman zijn buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.