ECLI:NL:RBDHA:2015:11594
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verblijfstatus en motiveringsgebrek bij afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 1 oktober 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de verblijfsvergunning van eisers, een Armeens gezin. Eisers, die op 16 februari 2010 uit Armenië zijn gevlucht, hebben in 2010 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke zijn afgewezen. In 2014 hebben zij een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die op 7 januari 2015 werd afgewezen, met een inreisverbod van twee jaar. Tegen deze afwijzing hebben eisers beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, in zijn besluitvorming niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de belangenafweging met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eisers hebben aangevoerd dat hun recht op privéleven wordt geschonden door de uitzetting, vooral gezien de emotionele band met Nederland na de crematie van hun overleden kind en de sociale banden van hun kinderen in Nederland. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont, omdat verweerder niet adequaat heeft gemotiveerd waarom er geen schending van artikel 8 van het EVRM zou zijn.
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om opnieuw op bezwaar te beslissen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers en moet het griffierecht worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door de overheid bij beslissingen die het privéleven van vreemdelingen raken.