Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 juni 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 10 september 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 6 februari 2015.
2.De feiten
“
- Op 29 april 2009 het bedrijfspand aan de [adres 1] te [plaats] door brand totaal verloren is gegaan;- vanwege de totale destructie, alsmede door de ‘verstoring’ van het brand- en schadeverloop alsgevolg van de op verzoek van de brandweer ingezette kraan, het exacte brandverloop niet meer konworden geconstrueerd;- het daardoor in technische zin niet meer mogelijk was om het ontstaansgebied en/of deontstaansplaats en/of de brandoorzaak vast te stellen. Ook tactische informatie, informatie verkregen via getuigen, betrokkenen en/of de brandweer, leverde hierover geen duidelijkheid op en- geen onverklaarbare sporen van braak of verbreking werden aangetroffen.”
“• de brand is in een vroegtijdig stadium door getuigen waargenomen en gefotografeerd;
er is sprake van een zeer beperkte elektrische installatie in dit deel van het pand;
er nagenoeg geen potentiële brandrisico’s zijn in dit panddeel;
dit deel van het pand in de dagen voorafgaand aan de brand niet meer betreden is;
het pand van WeCo werd louter gebruikt voor de stalling van vaartuigen;
“Er kan niet anders geconcludeerd worden dan dat er een grote mate van waarschijnlijkheid bestaat dat er een causaal verband is tussen de schending van de norm NEN 1010:1988 en de brand.De mate van waarschijnlijkheid van deze conclusie wordt door de deskundigen van bureau C + B onderzoek en expertise geraamd op tenminste 85%.Bij deze raming is meegenomen de wijze waarop een en ander met betrekking tot de vermoedelijke elektrische installatie is gereconstrueerd.Indien er een gedegen onderzoek was uitgevoerd zou een aanzienlijk hogere mate van waarschijnlijkheid kunnen zijn geraamd.”
- A. de brand bij het magazijn is ontstaan;
- B. gebruikgemaakt werd van een elektrotechnische installatie, die niet aan het
Bouwbesluit voldeed;
- C. zeer brandbare stoffen (polystyreen) aanwezig waren;
- D. in de nabijheid van de zeer brandbare stoffen werd gelast, gezaagd en geslepen;
- E. werd gerookt.
3.Het geschil
in conventie
- voor recht te verklaren dat zij jegens Weco c.s. niet aansprakelijk is voor de brandschade en alle gevolgschade ten gevolge van de brand van 27 april 2009 in het bedrijfspand en te bepalen dat Weco c.s. uit dien hoofde niets van Marimat te vorderen hebben;
- samengevat en zakelijk weergegeven - veroordeling van Marimat tot betaling € 182.727,44 aan Weco en € 150.000 aan Kuiper, beide bedragen te vermeerderen met rente, en Marimat te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
4.De beoordeling
“niet meer mogelijk om het ontstaansgebied en/of de ontstaansplaats en/of de brandoorzaak vast te stellen”. Meer specifiek is in dit rapport over de ontstaansplaats opgemerkt:
“Door de totale destructie van het bedrijfspand, onder andere het gevolg van de hoge vuurlast in beide bedrijfshallen, het toegepaste brandbare isolatiemateriaal (Dupanel) en voorts het feit dat de brandweer tijdens dan wel na de bluswerkzaamheden delen met behulp van een kraan heeft laten slopen, kon het exacte brandverloop niet meer worden gereconstrueerd. In technische zin was het derhalve niet meer mogelijk om vast te stellen in welk gedeelte c.q. welke plaats deze brand ontstaan is. Ook na gesprekken met diverse getuigen, brandweer mensen en betrokkenen, werd hierover geen duidelijkheid verkregen. Slechts uit waarnemingen van getuigen over de plaats waar men het vuur als eerste via het dak naar buiten zag treden, zou kunnen worden afgeleid dat de brand mogelijk is ontstaan in de nabijheid van de binnenwand die de beide bedrijfshelften van elkaar scheidt. Aan welke zijde van deze wand is echter niet duidelijk. Ook een gericht onderzoek aan beide zijden van de wand gaf hierover geen duidelijkheid. Samenvattend wordt gesteld dat het ontstaansgebied, de ontstaansplaats en/of de brandoorzaak niet meer kon worden vastgesteld.”
met een nagenoeg absolute zekerheid worden gesteld dat de brand is aangevangen in het bedrijfsdeel van MariMat”.[A] baseert zijn conclusies ten aanzien van het ontstaan van de brand in het bedrijfsdeel van Marimat mede op foto’s en films op internet en foto’s van de familie [D] , woonachtig nabij het pand. [A] heeft als getuige in de procedure tussen Nopriet en Marimat verklaard:
“Uit het brandbeeld dat na twee maanden aanwezig was kon geen brandlocatie worden afgeleid.”Via de heer [directeur 1] (directeur van Weco), die de familie kende, heeft [A] de beschikking gekregen over de foto’s van de familie [D] , waaruit hij de brand heeft geanalyseerd en waarover hij heeft verklaard:
“De brand heeft zich blijkens deze foto van de zuidoostelijke hoek van het pand verspreid, de ruimte in. Op een gegeven moment is de brand doorgebroken naar de rest van het pand, met name het gedeelte dat zich achter de scheidingswand van het gebouw bevond.”Verder heeft hij gebruik gemaakt van foto’s van andere getuigen, in totaal zo’n 100 foto’s. De heer [D] heeft als getuige verklaard dat hij vanaf het balkon, met onbelemmerd uitzicht op de brandende loods, vlammen zag
“in de zuid oost hoek van de loods”en dat hij heeft waargenomen dat
“het vuur zich razendsnel verplaatste van de zuid oost hoek richting noord”. Mevrouw [E] heeft als getuige verklaard dat zij vlammen zag in de
“zuid oost hoek van de loods. Die vlammen bevonden zich in de hoek van de begane grond. De vlammen waren misschien nog geen meter hoog.”[F] , destijds eveneens in de buurt woonachtig, heeft het brandende pand op ongeveer 40 meter afstand gezien en als getuige verklaard:
“Als ik moet aangeven waar ik vlammen zag; aan de rechterzijde van de afgebeelde loods. Ik heb niet om de hoek gekeken. Ik zag vlammen op de begane grond aan de rechterkant van het begin van de loods. Ik ben toen langs de gevel van de brandende loods gelopen en toen heb ik gekeken of ik de deuren, vanaf de dijk gezien, aan de linkerzijde van de gevel kon openmaken. Daar was op dat moment nog geen vuur. Ik hoorde op dat moment een aantal explosies aan de rechterzijde van de gevel, achter de rechterdeuren die zich daar bevinden, in het Marimat gedeelte. Ik besloot toen geen verdere pogingen te wagen om het gebouw in te gaan.”Het gaat hier om beelden en waarnemingen vanaf de buitenkant van de loods. Die zeggen op zichzelf weinig tot niets over de ontstaansplaats van de brand aan de binnenkant van het pand. Gelet hierop en nu op basis van het technisch onderzoek dat direct na de brand is verricht de ontstaansplaats van de brand niet vastgesteld is kunnen worden, zoals zowel [X] als [A] in hun rapport tot uitgangspunt nemen, acht de rechtbank die foto’s en getuigenverklaringen alleen onvoldoende om (voorshands) als vaststaand aan te nemen dat de brand is ontstaan in het door Marimat gehuurde gedeelte van het pand.
In essentie is EPS brandbaar materiaal. Heeft EPS brandvertragende werking? Je kunt EPS in brandvertragende vorm kopen. In de regel is EPS niet in een brandvertragende uitvoering. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat in het bedrijf van Marimat brandvertragende EPS werd gebruikt. Ik voeg hieraan toe dat EPS zowel in brandvertragende vorm als in niet brand vertragende vorm brandbaar blijft. Het verandert heel snel bij temperaturen boven de 100 gr. Celsius in brandende vloeistof dat over andere voorwerpen kan vloeien. Ik verwijs naar productie 1 bij conclusie van antwoord en dan in het bijzonder naar hoofdstuk 5. Daar sta ik achter. Daar staat in 5.1 als standaardregel dat EPS nooit onbeschermd moet worden toegepast indien een ruimte niet zonder brandgevaar is.”Aan deze verklaring, inhoudende dat EPS zowel in brandvertragende vorm als in niet brandvertragende vorm brandbaar blijft en EPS nooit onbeschermd moet worden toegepast indien een ruimte niet zonder brandgevaar is, doet de schriftelijke productinformatie over EPS die Marimat in het geding heeft gebracht niet af. Die informatie betreft
“correct toegepast en verwerkt EPS-SE”die volgens de Vereniging van Fabrikanten van EPS niet van invloed is op het ontstaan of de ontwikkeling van een gebouwbrand. Marimat maakt echter geen gebruik van verwerkt EPS-SE, maar verwerkt dit materiaal zelf in de steigers die zij produceert. Evenmin is in geschil dat de productiewerkzaamheden van Marimat mede inhouden dat polystyreen in blokken wordt gesneden met gebruikmaking van een elektrisch aangedreven snijapparaat dat voorzien is van een gloeidraad, dat aluminium frames worden gelast en dat planken gemaakt van composiet gezaagd worden, waarmee de productiewerkzaamheden zogenoemd heetwerk omvatten. Zowel vanwege het materiaal waarmee Marimat werkt (polystyreen) als vanwege de aard van de werkzaamheden (zogenoemd heetwerk) kunnen de werkzaamheden van Marimat naar het oordeel van de rechtbank als brandgevaarlijk worden beschouwd.
“Ik vond het goed dat er in de bedrijfsruimte werd gerookt onder de voorwaarde dat gebruik werd gemaakt van zelfdovende asbakken. Daar had ik er 3 van. Ik kan niet ontkennen dat er af en toe wel eens een sigaret onder de voet werd uitgedrukt. Een dergelijke sigaret werd bij het schoonmaken weggeveegd.” en [werknemer] : “
De vloer werd aangeveegd. Ik heb wel eens 1 of 2 keer de vloer betrapt op een sigarettenpeukje. Dit was dan voor het opruimen van de vloer. Er waren sigaretdovende asbakken. Er waren er twee. Überhaupt gold de policy dat er niet gerookt werd.”
5.De beslissing
in voorwaardelijke reconventie:
(a) brandgevaarlijke werkzaamheden (zoals het snijden van polystyreen, het verrichten van laswerk, althans zogenoemd heetwerk in de nabijheid van open bronnen van vuur) heeft verricht in het bedrijfspand in de nabijheid van brandgevaarlijke materialen,
(b) in strijd met het rookverbod heeft toegestaan dat in de werkplaats tijdens werkzaamheden werd gerookt en er feitelijk gerookt is,
(c) geen, althans onvoldoende, maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van brand als gevolg van die werkzaamheden, althans, wat betreft het rookverbod, roken in combinatie met die werkzaamheden,
(d) gebruik heeft gemaakt van een elektrische installatie in het door haar gehuurde deel van het bedrijfspand die door haar toedoen niet zodanig gekozen, geïnstalleerd en beveiligd is geweest dat zij geen brandgevaar oplevert.