Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 12 augustus 2015 ingekomen verzoek van:
[verzoekster]
[verweerder] ,
Procedure
- het verweerschrift;
- de brief d.d. 10 september 2015, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot teruggeleiding van minderjarigen naar Liberia. De moeder, die het eenhoofdig gezag over de kinderen uitoefent, verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de minderjarigen, die zonder toestemming van de moeder in Nederland verbleven. De rechtbank oordeelde dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen voorafgaand aan de ongeoorloofde vasthouding in Liberia lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 13 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag, en dat de terugkeer van de minderjarigen naar Liberia diende te worden gelast. De rechtbank overwoog dat de moeder naar Liberia was geëmigreerd met de kinderen en dat de vasthouding in Nederland ongeoorloofd was. De rechtbank heeft de vader opgedragen de minderjarigen uiterlijk op 21 oktober 2015 terug te brengen naar Liberia, en heeft de verzoeken van de moeder om voorlopige voogdij en kostenvergoeding afgewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van het belang van de minderjarigen en de relevante internationale verdragen.