ECLI:NL:RBDHA:2015:11475
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vrijheidsontnemende maatregel wegens ontbreken nieuw terugkeerbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Afghaanse eiser en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser was op 12 maart 2015 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. Na meerdere asielaanvragen, waarvan de laatste op 8 september 2015 werd afgewezen, werd eiser op 14 september 2015 gedwongen uitgezet naar Kabul, Afghanistan. Echter, de Afghaanse autoriteiten hebben eiser niet geaccepteerd, waardoor hij op 15 september 2015 weer naar Nederland werd teruggebracht. Op 16 september 2015 werd eiser opnieuw in bewaring gesteld.
De rechtbank oordeelde dat eiser, door zijn kortstondige aanwezigheid op de luchthaven van Kabul, aan zijn terugkeerverplichting had voldaan. Het terugkeerbesluit van 8 september 2015 verviel hierdoor. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris ten onrechte geen nieuw terugkeerbesluit had genomen voordat de vrijheidsontnemende maatregel werd opgelegd. Dit was in strijd met de Terugkeerrichtlijn, die vereist dat een terugkeerprocedure begint met een terugkeerbesluit.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en beval de onmiddellijke opheffing van de bewaring. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.145,-- aan eiser voor de onterecht opgelegde vrijheidsontneming. Daarnaast werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 980,--, die door de staatssecretaris moesten worden vergoed aan de rechtsbijstandverlener. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om de juiste procedures te volgen bij het opleggen van vrijheidsontnemende maatregelen.