In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een verzoek tot opname van een vaststellingsovereenkomst in een beschikking met betrekking tot internationale kinderontvoering. De vader, wonende in Tsjechië, had op 30 juni 2015 een verzoek ingediend, dat op 8 september 2015 werd behandeld. De moeder, die met het minderjarige kind naar Nederland was verhuisd, was als belanghebbende aangemerkt. Tijdens een regiezitting op 13 augustus 2015, waarbij beide partijen aanwezig waren, werd de mogelijkheid van crossborder mediation besproken. Deze mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, leidde tot een succesvolle overeenkomst tussen de ouders op 17 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het verzoekschrift en de vaststellingsovereenkomst. De ouders hebben gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, dat in Tsjechië is geboren. De rechtbank oordeelde dat, nu de minderjarige zijn gewone verblijfplaats bij de moeder in Nederland heeft, de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft besloten de vaststellingsovereenkomst, waarin afspraken zijn gemaakt over de zorg- en contactregeling, op te nemen in de beschikking. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven door mr. J.M. Vink, tevens kinderrechter, en mr. M. Verkerk als griffier.