ECLI:NL:RBDHA:2015:11222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
C/09/494428 / JE RK 15-1588
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland. De moeder van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], verzocht om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen, omdat deze volgens haar een nieuwe voorwaarde stelde voor contactherstel met haar kinderen. De schriftelijke aanwijzing was bedoeld om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, aangezien deze in het verleden problematisch was gebleken. De vader steunde de aanwijzing, omdat hij meende dat deze noodzakelijk was voor een positieve communicatie en het welzijn van de kinderen. De kinderrechter oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand was gekomen en dat deze in het belang van de minderjarigen was. De kinderrechter wees het verzoek van de moeder tot vervallenverklaring af, omdat de aanwijzing niet als een voorwaarde voor omgang werd gezien en noodzakelijk was voor de opvoeding van de kinderen. Daarnaast werd het verzoek van de moeder om een voorlopig deskundigenonderzoek afgewezen, omdat dit het reeds ingezette traject van de ouders zou doorkruisen. De kinderrechter benadrukte dat de belangen van de minderjarigen voorop stonden en dat de schriftelijke aanwijzing niet buitenproportioneel was. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/494428 / JE RK 15-1588
Datum uitspraak: 14 september 2015

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 11 augustus 2015 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Erkens, raadsman te Rotterdam,
betreffende:
1.
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige 1] .
2.
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] .
hierna ook te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[A] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te Leiden.
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (verder: de gecertificeerde instelling),

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de ter terechtzitting overhandigde pleitaantekeningen van mr. M. Erkens;
- de ter terechtzitting overhandigde reactie van de zijde van de vader.
Op 14 september 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- mevrouw [X] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar raadsman mr. M. Erkens en de tolk in de Franse taal
Mevrouw H. van der Boom;
- de vader.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- De minderjarigen verblijven feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 17 juli 2015 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 20 augustus 2015 tot 6 augustus 2016, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader.
- Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland heeft de moeder een schriftelijke
aanwijzing gegeven op 28 juli 2015, ertoe strekkende dat de onderlinge communicatie
tussen de ouders op een positieve wijze vorm moet worden gegeven. Hiertoe heeft de
gecertificeerde instelling enkele kaders geformuleerd.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt primair de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren en daarbij uit te spreken dat de gecertificeerde instelling een aanwijzing opstelt met een integraal plan van aanpak dat uitgaat van een spoedig contactherstel en een uitgebreide omgangsregeling. Subsidiair wordt verzocht om een voorlopig deskundigenoordeel te bepalen.
Daartoe stelt zij dat de schriftelijke aanwijzing feitelijk een nieuwe voorwaarde behelst voor contactherstel tussen haar en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De gecertificeerde instelling verbiedt de moeder al bijna anderhalf jaar regelmatig rechtstreeks en persoonlijk contact met de minderjarigen en de gecertificeerde instelling stelt telkens een nieuwe voorwaarde die moet worden vervuld, voordat er contactherstel kan komen. De aanwijzing is voorts niet noodzakelijk voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , aangezien beide ouders in staat zijn tot de opvoeding en verzorging van de minderjarigen, zonder met elkaar te hoeven communiceren. De aanwijzing is daarnaast niet in het belang van de minderjarigen, aangezien de communicatie tussen de ouders wordt gebruikt als nieuwe voorwaarde voor contactherstel tussen de moeder en de minderjarigen. De moeder wenst een voorlopig deskundigenonderzoek – uit te voeren door een deskundige op het gebied van biculturele achtergronden en die Nederlands- en Franstalig is – naar de vragen: hoe is de relatie tussen de kinderen onderling en hun ouders, waar krijgen ze rust en stabiliteit, hoe moet het met de communicatie tussen ouders, wat is de invloed van het gedwongen kader op hun ontwikkeling, welke consequenties heeft de biculturele achtergrond voor de inrichting van hun leven, wat is het advies ten aanzien van het hoofdverblijf, hoe ontwikkelen de kinderen zich en wat hebben e nodig in sociaal-emotioneel en cognitief opzicht, ook qua hulp en therapie voor ouders, het systeem en de minderjarigen zelf. De moeder stelt daarbij voor dr. [Y] , internationaal expert en specialist in ouderverstoting.
De vader heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de schriftelijke aanwijzing tot doel heeft om een positieve communicatie tussen de ouders tot stand te brengen en de vader is van mening dat deze aanwijzing voor de ouders noodzakelijk is om zich te richten op de onderwerpen die van belang zijn en niet te vervallen in het maken van verwijten. Zonder deze inperking stuurt de moeder oeverloze mails aan de vader, zodat de aanwijzing nodig is om de ouders op een normale manier met elkaar te laten communiceren, wat in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Namens de gecertificeerde instelling is naar voren gebracht dat de aanwijzing niet over de omgang tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaat, maar dat het een aanwijzing over de communicatie tussen de ouders betreft. Een normale communicatie tussen beide ouders zal naar verwachting bijdragen aan een positieve beleving van de minderjarigen en zal de emotionele belasting van het contactherstel voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verminderen. De bedoeling is dat de ouders in januari ‘Kinderen uit de Knel’ zullen gaan volgen. Het traject dat de ouders met elkaar aan moeten gaan staat echter los van het traject om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] weer contact te laten hebben met de moeder.

Beoordeling

Verzoek tot vervallen verklaren schriftelijke aanwijzing
*Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoek*ster ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoek*ster ontvankelijk in zijn*haar verzoek.
Nu het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de moeder bij de griffie van deze rechtbank is ingediend, is de moeder ontvankelijk in haar verzoek.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat deze tevens toereikend is gemotiveerd.
Vast staat dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en de contacten tussen hen regelmatig zijn verzand in een verwijtende en ruzieachtige sfeer en op een zodanige wijze dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hier last van hadden. Dit heeft ertoe geleid dat er eerder tussen de ouders een contactverbod gold. Na een periode van geen contact acht de gecertificeerde instelling het nu weer van belang om het contact tussen de ouders thans te herstellen. Tegen deze achtergrond acht de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing wel degelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
Anders dan de moeder betoogt, bevat de schriftelijke aanwijzing geen voorwaarde om te komen tot omgang tussen de moeder en de minderjarigen. De tekst van de schriftelijke aanwijzing is voldoende duidelijk op dit punt, terwijl de gecertificeerde instelling ter zitting heeft bevestigd dat het tot stand brengen van omgang tussen de moeder en de minderjarigen niet afhangt van het slagen van contactherstel tussen de ouders. Wel zal een normaal contact tussen de ouders, waarbij het gebruik van zinnen in kapitalen, vetgedrukt en met meerdere uitroeptekens in verwijtende sfeer worden vermeden, bijdragen tot een vermindering van spanningen bij de minderjarigen en tot verspoeling van het contactherstel tussen de moeder en hen.
Tegen deze achtergrond is de schriftelijke aanwijzing met het oog op het doel van de ondertoezichtstelling noodzakelijk, is deze niet buitenproportioneel te achten en kan medewerking van de moeder daaraan redelijkerwijs van haar worden gevergd. De kinderrechter is derhalve van oordeel dat het verzoek van de moeder tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling d.d. 28 juli 2015 dient te worden afgewezen.
Verzoek voorlopig deskundigenonderzoek
Op grond van het bepaalde in artikel 202 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan voordat een zaak aanhangig is danwel tijdens een aanhangig geding een voorlopig deskundigenonderzoek worden bevolen. Een dergelijk verzoek is voor toewijzing vatbaar behoudens onder meer in het geval dat het verzoek moet afstuiten op een door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Op grond van artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: IVRK) vormen de belangen van de minderjarige een eerste overweging bij de beoordeling van onderhavig verzoek en zullen in geval van conflict van belangen, de belangen van het kind in de regel de doorslag geven.
Ter terechtzitting heeft de gecertificeerde instelling verklaard dat de ouders zijn aangemeld voor het traject ‘Kinderen uit de Knel’ wat in januari a.s. zal kunnen starten. In dit traject zullen de ouders concreet aan de slag gaan met elkaar, waarbij ook de zorgen en wensen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen worden betrokken, met als doel om een onbelaste omgang tussen hen en de moeder weer tot stand te brengen. Tegen deze achtergrond acht de kinderrechter het – door de moeder gewenste zeer omvangrijke – voorlopige onderzoek door een deskundige een doorkruising van het reeds ingezette traject, waarbij het risico aanwezig is dat dit onderzoek tot vertraging van dit traject zal leiden en daarom niet in het belang van de minderjarigen is. Het verzoek van de moeder zal daarom worden afgewezen. De schriftelijke aanwijzing moet voldoen aan de volgende bestuursrechtelijke eisen:
  • de eisen van zorgvuldigheid (inclusief geen misbruik van bevoegdheid), o.a. horen belanghebbenden voordat beslissing genomen wordt;
  • het beginsel van een evenredige belangenafweging (art. 3:2 t/m 3:4 Awb);
  • een deugdelijke motivatieplicht;
  • de aanwijzing moet voldoende concreet zijn geformuleerd (het verlenen van medewerking door een ouder aan niet nader gespecificeerde contacten is onvoldoende concreet).
De kinderrechter toetst voorgaande punten ambtshalve, maar overweegt daaromtrent pas iets in de beschikking als aan één van de vereisten niet is voldaan! NB: attendeer de rechter hierop!
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing;
wijst af het verzoek om een voorlopig deskundigenoordeel te bepalen;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. van Oorschot als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2015.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing ex artikel 1:263 jo 1:264 staatgeen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.
Hoger beroep tegen de beslissing houdende de afwijzing van het verzoek tot een voorlopig deskundigenonderzoek kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.