ECLI:NL:RBDHA:2015:11214
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 28 april 2015, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.C.M. van Schijndel, had verzet aangetekend omdat hij meende dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat zijn verblijfsvergunning asiel was ingetrokken en hem een inreisverbod was opgelegd voor de duur van 10 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant op 9 oktober 2014 op de hoogte was gesteld van het besluit, maar dat hij pas in februari 2015 beroep heeft ingesteld, wat te laat was. De rechtbank heeft echter ook overwogen dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die een termijnoverschrijding verschoonbaar maken, zoals uiteengezet in jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De opposant voerde aan dat hij niet veilig kan terugkeren naar Somalië en dat zijn familie in Nederland woont. De rechtbank oordeelde dat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring ten onrechte was gedaan en dat het verzet gegrond was. De rechtbank heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld in de proceskosten van de opposant tot een bedrag van € 490,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.