4.4.2Bewijsmotivering
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting allereerst vast dat de persoon die zich tegenover de verschillende aangeefsters op Facebook, Tinder, Badoo en WhatsApp heeft voorgedaan als Philip, verdachte betreft. Zij overweegt hiertoe als volgt. Ter terechtzitting heeft verdachte herhaaldelijk verklaard dat een van zijn bijnamen Philip is en dat hij zich op verschillende (dating)websites de profielnaam Philip gebruikt.[getuige] , heeft verklaard dat de bijnaam van [verdachte] Philip is; hij noemt zich zo omdat hij gek is op een kledingmerk genaamd Philipp Plein.Voorts hebben meerdere aangeefsters foto’s van verschillende profielen van Facebook, Tinder, Badoo en WhatsApp bij hun aangiftes gevoegd, op welke foto’s verdachte te zien is. Dezelfde foto’s zijn gebruikt bij de (profiel)namen [profielnaam 1] , [profielnaam 2] , [profielnaam 3] en [profielnaam 4] . Dit gegeven, in combinatie met de verwantschap met de achternaam van verdachte en zijn verklaring dat hij meerdere (profiel)namen had, maakt dat de rechtbank concludeert dat verdachte degene is geweest die voornoemde (profiel)namen heeft gebruikt.
Aangifte [slachtoffer 11]
heeft verklaard dat zij in februari 2014 een kortstondige relatie heeft gehad met [profielnaam 1] . Op 27 augustus 2014 stuurde [profielnaam 1] een bericht via WhatsApp dat hij nog een leuke foto voor haar had. Het betrof een screenshot van [profielnaam 1] en aangeefster die was gemaakt tijdens een vrijpartij op het adres van [profielnaam 1] in Eindhoven. [profielnaam 1] schreef vervolgens dat er een filmpje van een half uur was. Hier schrok aangeefster erg van want zij wist niet dat er gefilmd was tijdens de seks. Op 19 september 2014 ontving aangeefster vervolgens een bericht van [profielnaam 1] via Facebook, waarin hij zei dat hij het filmpje op internet kon zetten en dat hij daar geld voor zou krijgen. Hij zei dat zij het filmpje kon overnemen. Op 21 september 2014 ontving zij wederom een bericht; hierin zei [profielnaam 1] : ‘Maar luister ik geef je nu een rekeningnummer en je stort 250 en zo niet kan ik die film verkopen dus het is aan jou. Ja of nee?’ Toen aangeefster aangaf geen geld te hebben, dreigde [profielnaam 1] nogmaals het filmpje online te zetten en vervolgens gaf hij aan dan 150 euro van haar te willen krijgen. Zij zou in ruil daarvoor het filmpje krijgen. Aangeefster is verder niet meer ingegaan op de dreigementen van [profielnaam 1] . Op 22 september 2015 ontving aangeefster van een vriend van [profielnaam 1] een WhatsAppbericht met daarin de tekst ‘He filmster’. Aangeefster heeft zowel het WhatsAppbericht van ‘ [profielnaam 1] ’ als de Facebookconversatie met ‘ [profielnaam 2] ’ bij de aangifte gevoegd.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 11] kent. Hij heeft één keer iets met haar gedronken en ook heeft hij één keer seks gehad met haar, hetgeen inderdaad is vastgelegd op film. Het klopt dus dat het verdachte is die te zien is in een filmpje waarin hij seks heeft met [slachtoffer 11] en verdachte heeft zichzelf herkend in het screenshot van het filmpje dat zich in het dossier bevindt. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zijn telefoon niet uitleent aan anderen.
Alternatief scenario
Verdachte heeft aangevoerd dat iemand anders de berichten heeft verstuurd naar [slachtoffer 11] met een Facebookaccount dat niet aan hem toebehoort. Het filmpje kan in het bezit van die persoon zijn geraakt omdat de laptop waarop het filmpje is gemaakt door veel mensen wordt gebruikt. Dit alternatieve scenario houdt naar het oordeel van de rechtbank geen stand.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat een andere persoon dan verdachte zich niet alleen heeft uitgegeven als Philip op een vals Facebookaccount, maar daarbij ook nog toegang heeft gehad tot de WhatsApp van verdachte, die zijn telefoon niet aan anderen uitleent. Dat deze persoon dan ook nog de beschikking heeft gehad over het betreffende seksfilmpje dat op de laptop van verdachte stond, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Op grond van de verklaring van [slachtoffer 11] , het WhatsAppbericht van verdachte, de Facebookconversatie van verdachte en de eigen verklaring van verdachte, acht de rechtbank de onder feit 1 aan verdachte ten laste poging tot afdreiging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 – [slachtoffer 1] [slachtoffer 2]
Peugeot, kenteken [kenteken 1]
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat de betreffende Peugeot is verduisterd door verdachte. In het dossier bevindt zich de aangifte van [slachtoffer 1] die heeft verklaard dat verdachte degene is geweest die de Peugeot gebruikt heeft. Verdachte heeft dit ontkend. Het gegeven dat de Peugeot in de tenlastegelegde periode twee keer wegens een snelheidsovertreding geflitst is op de Van Alkemadelaan, -op circa 1,2 kilometer afstand van de woning van de zus van [medeverdachte] aan de [adres 3] waar verdachte enige tijd verbleven zou hebben- is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte de gebruiker van de Peugeot was. Dat geldt temeer nu niet is vastgesteld wie de Peugeot bestuurt. Bovendien is de afstand tussen [adres 3] en de locatie van de flitser te groot om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de Peugeot afkomstig was dan wel op weg was naar de [adres 3] , zeker nu de Van Alkemadelaan een doorgaande weg is. De rechtbank zal verdachte derhalve van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de verduistering van de Peugeot, vrijspreken.
Aangifte [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft bij zijn aangifte verklaard dat hij op 9 december 2014 een grijze Renault Clio met kenteken [kenteken 2] heeft verhuurd aan [getuige] . Er werden afspraken gemaakt over de betalingen en over wanneer de auto terug zou komen. De eerste betaling, voor een huurperiode van 7 dagen, werd direct voldaan. De huurperiode werd verlengd en de huurtermijn daarvoor is voldaan op 22 december 2014. Na enige tijd liep [getuige] € 700,- tot € 800,- achter met betalingen en werd er bijna alleen maar gecommuniceerd via WhatsApp. De [slachtoffer 2] kreeg allerlei vage verhalen te horen over waarom er niet werd betaald. Afspraken werden niet nagekomen en de auto werd niet teruggebracht. Op 19 januari 2015 heeft [slachtoffer 2] uiteindelijk zelf de auto voor de woning van [getuige] weggehaald. Er bleek in 42 dagen in totaal 14.848 kilometer met de auto te zijn gereden. Ondanks pogingen van [slachtoffer 2] afspraken te maken, is dit niet gelukt en zijn de rekeningen niet voldaan. Bij het proces-verbaal van aangifte is een factuur gevoegd voor het gebruik van de auto over de periode van 1 januari 2015 tot en met 19 januari 2015, de datum waarop [slachtoffer 2] zelf de auto heeft opgehaald. In deze periode is niet betaald voor de huur van de auto en niet is gebleken dat in deze periode de huur van de auto is verlengd. Het totaalbedrag van die factuur bedraagt € 3.070,39.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meermalen in de Renault Clio heeft gereden en dat hij op 4 januari 2015 in de Renault Clio met kenteken [kenteken 2] zat toen deze door de politie werd gecontroleerd in Rijswijk.
Tapgesprek [verdachte] weggesleepte auto
In het dossier bevindt zich een aantal uitgeluisterde telefoongesprekken waarin verdachte aan de telefoon aan verschillende personen vertelt dat zijn auto is weggesleept door het leasebedrijf, omdat hij een betalingsachterstand heeft. De auto staat weliswaar niet op zijn naam, maar hij kan diegene niet laten zitten met de kosten omdat deze persoon geen katvanger is. De kosten zijn € 3.000,- omdat er teveel kilometers zijn gereden. Ook vertelt verdachte in een van deze gesprekken dat hij een nieuwe Louis Vuittonriem in de auto achter de stoel had gelegd. Op 27 januari 2015 heeft de politie van [slachtoffer 2] een riem van Louis Vuitton gekregen die hij had aangetroffen in de Renault Clio. In het navigatiesysteem van de Renault Clio zijn meerdere adressen aangetroffen die gerelateerd zijn aan verschillende aangeefsters.
Verklaring [medeverdachte]
Bij de politie heeft [medeverdachte] verklaard dat hij met [getuige] is meegegaan toen ze de Renault Clio gingen huren. Philip maakt het meest gebruik van deze auto en zou deze ook betalen.
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat vanaf 1 januari 2015, ondanks aanmaningen hiertoe door [slachtoffer 2] , rekeningen voor de huur van de Renault Clio niet meer zijn betaald. Dat verdachte hoofdzakelijk in de Renault reed blijkt niet alleen uit zijn eigen verklaring ter terechtzitting maar ook uit de verschillende tapgesprekken en de verklaring van [medeverdachte] . Voorts is niet gebleken van verlenging van de huurtermijn vanaf die datum. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 2] zelf de auto teruggehaald op 19 januari 2015. Uit niets blijkt dat verdachte de intentie had om de auto terug te brengen. Deze handelwijze kan worden aangemerkt als een wederrechtelijke toe-eigening van de Renault. Dat nadien nog contact geweest is met de verhuurder voor het treffen van een betalingsregeling, zoals aangevoerd door de verdediging, maakt het voorgaande niet anders.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van de Renault Clio met kenteken [kenteken 2] in de periode die loopt van
1 januari 2015 tot en met 19 januari 2015.
Feit 3 – [slachtoffer 12]
Aangifte [slachtoffer 12]
heeft via de website Badoo een jongen genaamd Philip leren kennen. Op 15 november 2014 hebben zij bij deze aangeefster thuis afgesproken en daar vervolgens de avond en nacht met elkaar doorgebracht. De ochtend daarna zijn zij naar Den Haag gereden. Op een gegeven moment zijn zij naar de [adres 4] in Den Haag gegaan omdat Philip daar twee doosjes moest ophalen. Daar aangekomen wilde Philip liever in de auto blijven zitten omdat hij ruzie zou hebben met de personen die daar woonden. Daarom is aangeefster de doosjes gaan ophalen. Toen zij naar [huisnummer] was gelopen, bleek dit nummer niet te bestaan. Toen zij terugkwam bij haar auto waren zowel Philip als haar tas, die ze in de auto had achtergelaten, verdwenen. In haar tas zat onder andere een telefoon van Samsung, een portemonnee, een zonnebril, bankpassen, een ID-kaart, een rijbewijs en geld. Aangeefster heeft een foto van Philip bijgevoegd bij de aangifte.
WhatsApp-conversatie [slachtoffer 12] - Philip
Aanvullend heeft aangeefster verklaard dat zij op 28 november 2014 een WhatsApp-gesprek heeft gevoerd met Philip. In dit WhatsApp-gesprek, waarvan de letterlijke uitwerking door aangeefster bij haar aangifte is gevoegd, vraagt zij op een bepaald moment ‘Ben je Philip?’. ‘Jaaaas’ is het antwoord. Philip appt dat hij ‘de vorige keer’ in het huis van aangeefster was. Als aangeefster op de vraag van Phillip of hij moet komen antwoordt met ‘haha ja, dan laat je me zeker weer ergens achter’, brengt Philip uit zichzelf ter sprake dat hij haar spullen nog heeft en dat zij deze terug kan krijgen als zij haar aangifte intrekt.
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 12] kent en dat hij op 15 november 2014 bij haar is blijven slapen. De volgende dag hebben zij samen in de auto gezeten. Op een bepaald moment heeft aangeefster op verzoek van verdachte de auto verlaten. Verdachte heeft zich tijdens de ontmoeting met aangeefster continu Philip genoemd.
Alternatief scenario
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat iemand anders zich niet alleen heeft voorgedaan als verdachte in voormeld WhatsApp-gesprek, maar dat deze persoon ook nog op de hoogte zou zijn geweest van wat zich tussen aangeefster en verdachte eerder heeft afgespeeld, weet dat er aangifte is gedaan én het telefoonnummer van aangeefster kent. De rechtbank gaat er dus van uit dat verdachte de persoon is geweest die het WhatsAppgesprek met aangeefster heeft gevoerd. Tegen de achtergrond van dit WhatsApp-gesprek acht de rechtbank het door verdachte aangevoerde scenario, inhoudende dat [slachtoffer 12] sigaretten ging kopen en dat iemand anders de goederen uit de auto heeft gestolen, nadat verdachte de auto had verlaten, niet aannemelijk.
De rechtbank acht op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4 en 5 – [slachtoffer 3]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 3]
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 3] onbetrouwbaar en daardoor onbruikbaar zijn voor het bewijs, nu er, zo begrijpt de rechtbank, sprake is van discrepanties tussen de verklaring van aangeefster en de tijdstippen van de pintransacties en nu aangeefster ongeloofwaardig heeft verklaard over de wijze waarop zij haar telefoon hanteert. Het enkele feit dat er kleine discrepanties bestaan tussen de verschillende tijdstippen maakt naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van aangeefster nog niet onbetrouwbaar nu deze op hoofdlijnen en cruciale onderdelen consistent zijn en bovendien steun vinden in overige objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank gaat dan ook bij de waardering van het bewijs uit van de verklaringen van aangeefster. De rechtbank ziet niet in waarom de verklaring van aangeefster over het ontbreken van een pincode op haar telefoon of het bewaren van haar pincode van haar bankpas in haar telefoon, zou moeten leiden tot uitsluiting van deze verklaring.
Aangifte [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat zij via datingsite Tinder ene Philip heeft leren kennen. Op 6 december 2014 heeft zij met hem afgesproken. Toen zij in de auto zaten werd Philip gebeld door een vriend dat hij een wielklem had. De telefoon stond ten tijde van dit gesprek op de luidspreker. Ze zijn naar die vriend gereden en ze hebben de vriend opgepikt. Op een gegeven moment heeft aangeefster even de auto verlaten omdat zij in een kroeg onderweg naar de wc ging. Zij heeft haar tasje in de auto laten liggen. Toen zij ’s avonds thuiskwam en zij haar telefoon van het merk Samsung uit haar tasje wilde halen, zag zij dat deze weg was, evenals haar bankpas. Toen zij de volgende ochtend haar rekening controleerde zag zij dat er vijf bedragen waren afgeschreven van in totaal € 4.000,-. De pincode van de bankpas behorende bij deze rekening, stond in de notities in de telefoon van aangeefster. Deze telefoon is niet beveiligd met een pincode. Aangeefster heeft niets meer van Philip gehoord. Zij heeft foto’s van Philip bij het proces-verbaal van haar aangifte laten voegen.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster [slachtoffer 3] via Tinder heeft leren kennen en dat hij zich hierbij heeft voorgesteld als Philip. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij op de avond van hun afspraakje, 6 december 2014, met de pinpas van aangeefster geld van haar rekening heeft opgenomen. Verdachte denkt dat dit € 1.000,- was. Aangeefster kende [medeverdachte] helemaal niet en verdachte ook niet goed. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat hij de persoon is die op de foto’s op pagina’s 159 en 160 aan het pinnen is en dat het zijn jas met bontkraag is die op deze foto’s te zien is.Deze foto’s betreffen beelden van de pintransactie zoals die is gedaan met de bankpas van [slachtoffer 3] op 6 december 2014 om 22:44 uur bij de Rabobank.
Verklaring [medeverdachte]
heeft bij de politie verklaard dat hij op 6 december 2014 bij Holland Casino in Scheveningen € 2.750,- heeft gepind met de pas van aangeefster. Het betroffen drie opnames van respectievelijk € 1.500,-, € 950,- en € 300,-. Op alle foto’s van de camerabeelden van Holland Casino van de betreffende pintransacties die bij de aangifte gevoegd zijn, heeft [medeverdachte] zichzelf herkend.
Overzicht banktransacties
Een overzicht van de Rabobank, overgelegd door [slachtoffer 3] , geeft blijk van de volgende banktransacties:
- 6 december 2014 een bedrag van € 300,- gepind om 23:22 uur op de Kurhausweg te Den Haag;
- 6 december 2014 een bedrag van € 950,- gepind om 23:20 uur NSC SCH Den Haag;
- 6 december 2014 een bedrag van € 1.500,- gepind om 23:14 uur NSC SCH Den Haag;
- 6 december 2014 een bedrag van € 1.000,- gepind om 22:44 uur RABO Regio Den Haag.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat aangeefster vrijwillig haar pas heeft afgegeven aan de verdachten omdat zij graag wilde dat zij voor haar zouden gaan pinnen. Om bij Holland casino te kunnen pinnen was namelijk legitimatie vereist en [slachtoffer 3] had haar ID-kaart niet bij zich, aldus verdachte.
De rechtbank kan verdachte hier niet in volgen en overweegt daartoe het volgende. De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte aangevoerde scenario volstrekt onaannemelijk is, aangezien het zeer onwaarschijnlijk is dat iemand een dergelijk hoog bedrag door twee personen die zij nauwelijks kent laten opnemen. Dit scenario verklaart bovendien niet waarom verdachten dan bij de Rabobank voor [slachtoffer 3] gepind zouden hebben, nu voor het pinnen bij de Rabobank geen identificatiebewijs vereist is.
Medeplegen
De vraag of sprake is van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij als relevante factoren onder andere te noemen zijn de intensiteit van de samenwerking, de uitvoering of afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.De verdachten hebben samen met aangeefster in de auto gezeten en zij hebben samen met de pinpas van aangeefster gepind. Het handelen van beide verdachten kan dan ook niet anders worden gekenmerkt dan als een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van de telefoon, de bankpas en het geld van aangeefster, waarbij beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage aan deze feiten hebben geleverd.
Voor de diefstal van het geldbedrag van € 250,- bij de ING te Leidschendam om 22.19 ontbreekt echter bewijs, nu deze pintransactie gezien het tijdstip en de locatie niet aan verdachten kan worden gerelateerd.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Aangifte [slachtoffer 4]
heeft in haar aangifte verklaard dat zij via Tinder een jongen genaamd Philip heeft leren kennen. Op 28 december 2014 heeft zij met Philip afgesproken. Philip heeft haar opgehaald in een grijze Renault. In de auto kreeg Philip een telefoontje van een vriend dat een auto die nog op naam van Philip stond, was weggesleept. Philip moest mee omdat die auto nog op zijn naam stond. Hij vroeg aan aangeefster of zij het erg vond om even mee te gaan. De vriend is vervolgens opgepikt in Voorburg. Onderweg had Philip contact met het wegsleepbedrijf. Van dit gesprek ving aangeefster op dat betaling bij het wegsleepbedrijf niet met contant geld kon en dat Philip alleen contant geld bij zich had. Zijn pinpas lag nog op de zaak. Philip vroeg hierop aan aangeefster of hij € 50,- mocht pinnen zodat hij de rest contant af kon rekenen met het bedrijf. Aangeefster zou het geld direct van hem terugkrijgen. Hierop heeft aangeefster haar pinpas aan Philip overhandigd en heeft zij haar pincode geappt, waarop Philip naar het bedrijf is gegaan. Op een gegeven moment ging de vriend van Philip, die nog met aangeefster in de auto zat, even bellen. Vervolgens zei hij tegen aangeefster dat ze naar het sleepbedrijf moest lopen, waar Philip was, omdat hij haar legitimatie nodig had. Aangeefster is naar Philip toegelopen, maar het bedrijf bleek niet te bestaan. Philip, de vriend en de auto waarin zij zaten waren vervolgens spoorloos verdwenen. Inmiddels was er al € 740,- van haar rekening gepind. Aangeefster heeft geen contact meer gehad met Philip.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad € 740,- van de rekening van aangeefster heeft gepind en dat zo’n hoog bedrag niet was afgesproken met [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht gezien het voorgaande feit 7 wettig en overtuigend bewezen.
Aangifte [slachtoffer 5]
heeft verklaard dat zij via Tinder in contact is gekomen met een jongen genaamd Philip. Op 4 januari 2015 heeft zij met Philip afgesproken. Vanuit Noordwijk zijn zij in de auto van Philip, een grijze Renault Clio, naar Den Haag gereden. Onderweg werd Philip gebeld door een vriend die vertelde dat zijn auto was weggesleept. Tijdens dit gesprek stond de telefoon op handsfree zodat [slachtoffer 5] het gesprek kon meeluisteren. Philip vertelde aan aangeefster dat deze auto op zijn naam stond en dat hij de boete zou moeten betalen. Ergens in Den Haag hebben zij de vriend van Philip opgepikt, waarna zij naar de plek waar de auto stond, zijn gereden. De auto’s zouden achter een hek staan, en Philip verliet de auto om een en ander te gaan regelen. Vlak daarna kwam Philip terug met de mededeling dat er alleen gepind kon worden en dat hij geen bankpas bij zich had. Vervolgens vroeg Philip aan aangeefster of hij gebruik mocht maken van haar pinpas. Hij zou haar het geld contant teruggeven. Uiteindelijk heeft aangeefster haar pinpas en de pincode aan Philip gegeven. Philip is weggelopen en zij bleef in de auto achter met de vriend van Philip. Op een gegeven moment werd zij gebeld door Philip dat zij naar hem toe moest komen om hem te helpen met betalen. Aangeefster is uitgestapt en op zoek gegaan naar het autobedrijf. Dit bedrijf was echter nergens te vinden. Toen zij terugkwam op de plek waar de auto stond, waren de auto, de vriend van Philip en Philip weg. Aangeefster heeft toen direct haar rekening gecontroleerd en zij zag dat er € 500,- was afgeschreven.
Pintransactie
De pintransactie die door verdachte is uitgevoerd met de pinpas van aangeefster heeft plaatsgevonden op 4 januari 2015 om 21:16 uur te Den Haag.De beelden van deze transactie zijn door de politie uitgekeken en daarop is te zien dat verdachte om 21:17 uur een transactie verricht.
Controle auto 4 januari [medeverdachte] en [verdachte]
Op 4 januari 2015 omstreeks 21:55 uur is door de politie een controle uitgevoerd op een Renault Clio met kenteken [kenteken 2] die zich op dat moment bevond ter hoogte van het Boogaardplein te Rijswijk.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 5] kent. Hij zat samen met haar in de auto toen bleek dat de auto van [medeverdachte] was weggesleept. Ook in dit geval heeft verdachte zich voorgedaan als Philip en reed hij in de grijze Renault Clio. Verdachte heeft, hoewel dit niet was afgesproken, € 500,- van de rekening van aangeefster opgenomen en heeft hiervan € 300,- aan [medeverdachte] gegeven. Bij terugkomst van aangeefster bij de auto was verdachte weg. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat hij de persoon is die te zien is tijdens een pintransactie op camerabeelden van de ABN Amro op pagina 1015. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in de Renault Clio zat die op 4 januari 2015 is gecontroleerd door de politie.
Medeplegen
Bezien in het reeds hierboven onder feit 4 en 5 geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank op grond van het volgende wettig en overtuigend bewezen dat in het onderhavige geval sprake is van medeplegen. De verdachten hebben samen bewust de indruk gewekt dat een auto was weggesleept, terwijl zij samen met aangeefster in de auto zaten. Vervolgens zijn de verdachten vlak nadat er door [verdachte] een bedrag van € 500,- met de pinpas van aangeefster was gepind, samen aangehouden en gecontroleerd in de Renault Clio. Op grond van deze feiten gaat de rechtbank er dan ook vanuit dat [medeverdachte] ook tijdens het pinnen aanwezig is geweest. [medeverdachte] heeft voorts een deel van voormelde € 500,- gekregen, te weten € 300,-.
Dit handelen van beide verdachten kan niet anders worden gekenmerkt dan als een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van geld van aangeefster, waarbij beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage aan het feit hebben geleverd.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het de onder feit 9 ten laste gelegde.
Feit 12 – [slachtoffer 7]
Aangifte [slachtoffer 7]
heeft verklaard dat zij op Badoo een jongen genaamd [profielnaam 3] heeft leren kennen. Zij heeft [profielnaam 3] bij haar thuis in Oosterhout ontmoet. Ze hebben wat gedronken, gerookt en gepraat. Hij was er rond 22:00 uur en ongeveer een kwartier later kwam zijn vriend ook langs. Aangeefster is met [profielnaam 3] naar boven gegaan om seks te hebben. De andere jongen bleef beneden. Op een gegeven moment kwam de vriend van [profielnaam 3] boven met de mededeling dat hij was gebeld. [profielnaam 3] zou even met hem meegaan en daarna weer terugkomen. Aangeefster heeft [profielnaam 3] en zijn vriend daarna echter niet meer gezien. Toen zij een kwartier tot een half uur later ook naar beneden kwam, zag ze dat haar tablet van het merk Samsung en een geldbedrag van € 10,- uit haar portemonnee weg waren. Ook zag zij dat de enveloppe waarin haar spaargeld had gezeten, een bedrag van € 900,-, leeg op een stoel lag. Deze enveloppe had eerst in de kast gelegen. [slachtoffer 7] had niet tegen de jongens gezegd dat er een enveloppe met € 900,- in de kast lag. Voorts is er een roze Nokia en een grijze Samsung telefoon weggenomen.
Aantreffen vingerafdruk [medeverdachte]
Op 5 november 2014 zijn in de woning van aangeefster [slachtoffer 7] op de enveloppe waaruit blijkens de aangifte geld is weggenomen, dactyloscopische sporen aangetroffen. Na veiligstelling van deze sporen is middels onderzoek gebleken dat deze vingerafdrukken een match vormen met de linker wijsvinger van [medeverdachte] .
Telefoon aanstralen in Zandvoort en telefoon aangeefster gevonden in Zandvoort
[slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat het nummer dat zij van verdachte had, het nummer [telefoonnummer 1] is.Dit telefoonnummer straalde ten tijde van het incident in de nacht van 18 op 19 oktober 2014 twee masten aan in de nabije omgeving van het adres van aangeefster in Oosterhout.Verder is er in de vroege avond van 18 oktober 2014 een aantal keer contact geweest tussen het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] en het telefoonnummer van aangeefster.Op 19 oktober 2014 om 14.07 uur, heeft het toestel met telefoonnummer [telefoonnummer 1] aangestraald op een zendmast aan de Hogeweg 56 in Zandvoort.Op 20 oktober 2014 is aangeefster benaderd door politie Zandvoort dat haar roze mobieltje gevonden was.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 7] kent via Badoo. Hij kreeg een bericht van haar via Badoo en nog diezelfde avond, 19 oktober 2014, hebben zij bij haar thuis afgesproken. Hij heeft die avond seks gehad met aangeefster, terwijl [medeverdachte] ook in de woning verbleef. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij nooit zijn telefoon uitleent en dat hij alleen in de zomer in Zandvoort komt, dus dat hij daar in oktober 2014 niet kan zijn geweest. Desgevraagd heeft verdachte geen verklaring kunnen geven voor het feit dat zijn telefoon is aangestraald in Zandvoort op 19 oktober 2014.
Medeplegen
Bezien in het hierboven onder feit 4 en 5 geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank op grond van het volgende wettig en overtuigend bewezen dat in het onderhavige geval sprake is van medeplegen. De verdachten zijn samen in het huis van [slachtoffer 7] geweest, [verdachte] voornamelijk boven bij aangeefster en [medeverdachte] voornamelijk beneden, en zijn daar samen ook weer vertrokken. Kort daarna heeft aangeefster geconcludeerd dat haar spullen weg waren. De vingerafdruk van [medeverdachte] is aangetroffen op de enveloppe waarin het spaargeld van aangeefster had gezeten. Deze enveloppe lag in eerste instantie in de kast, maar werd door aangeefster leeg aangetroffen op een stoel. Nu een goede verklaring voor de aanwezigheid van de vingerafdruk op de enveloppe ontbreekt, kan het niet anders dan dat [medeverdachte] degene geweest is die de inhoud van de enveloppe, te weten € 900,-, heeft meegenomen.
Dat [medeverdachte] niet zelfstandig de diefstal heeft gepleegd, zoals aangevoerd door de verdediging, volgt onder meer ook uit de omstandigheid dat verdachte ook aan de buit gerelateerd kan worden. Het toestel [telefoonnummer 1] heeft een halve dag na de diefstal aangestraald op een zendmast in Zandvoort. Uit de omstandigheid dat er sprake is geweest van contact tussen dit telefoonnummer en dat van aangeefster, uit het feit dat dit toestel heeft aangestraald op een zendmast in de directe omgeving van de woning van [slachtoffer 7] op het moment dat verdachte daar ook was en de omstandigheid dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat dat [telefoonnummer 1] bij verdachte in gebruik is, leidt de rechtbank af dat verdachte de gebruiker is van dit telefoonnummer. Nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zijn telefoon niet uitleent aan derden en het telefoonnummer dat bij hem in gebruik is, een zendmast in Zandvoort aanstraalt, kan het niet anders dan dat verdachte op 19 oktober 2014 in Zandvoort is geweest. Zijn verklaring dat dit niet het geval is moet als leugenachtig worden afgedaan en deze dient enkel om de waarheid te verhullen, namelijk dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 7] , die een dag later in Zandvoort gevonden is, op 19 oktober 2014 in zijn bezit heeft gehad.
Nu beide verdachten in de woning zijn geweest en beiden aan de buit kunnen worden gerelateerd, concludeert de rechtbank dat er sprake is van een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van geld en overige goederen van aangeefster [slachtoffer 7] . Beide verdachten hebben een significante en wezenlijke bijdrage aan het feit hebben geleverd, in die zin dat verdachte aangeefster heeft afgeleid zodat [medeverdachte] gelegenheid had om de woonkamer te doorzoeken op de aanwezigheid van waardevolle zaken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal zoals die is ten laste gelegd onder feit 12.
Feiten 13 en 14 – [slachtoffer 8] / Feiten 15 en 16 - [slachtoffer 9] / Feit 17 – [slachtoffer 10]
Modus operandi
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat bij een groot deel van de ten laste gelegde feiten sprake is van dezelfde modus operandi. Via een datingsite (Tinder of Badoo) wordt contact gelegd met vrouwen onder de naam Philip. Na enige tijd te hebben gechat, wordt een afspraakje gemaakt. Vervolgens wordt de betreffende dame opgehaald door Philip. Dan wordt Philip gebeld door een vriend die een wielklem heeft of wiens auto is weggesleept, waarbij de telefoon in een aantal gevallen op de speaker staat, zodat de betrokken dame het gesprek kan horen. Eerst wordt de betreffende vriend opgepikt alvorens ze doorrijden naar de plaats waar ofwel de weggesleepte auto ofwel de auto met de wielklem staat. De auto waarin verdachten zitten wordt in de buurt daarvan geparkeerd, maar steeds niet dusdanig dichtbij dat de betreffende auto of het betreffende wegsleepbedrijf in zicht is. Er kan alleen met een pinpas betaald worden, maar Philip heeft zijn pinpas niet bij zich, of hij heeft alleen contant geld bij zich. Er wordt vervolgens een beroep op de dame in kwestie gedaan met de vraag of Philip met de pinpas van de dame mag betalen. Zij hoeft zich geen zorgen te maken, zij krijgt het geld immers terug. De dame gaat akkoord en geeft haar pinpas met bijbehorende pincode af. Philip verlaat vervolgens de auto om de betaling te verrichten terwijl de dame in de auto wacht met de betreffende vriend. Op een bepaald moment wordt de dame gevraagd om naar Philip toe te gaan, omdat haar assistentie nodig is bij het betalen. Wanneer de dame de auto heeft verlaten, een stukje heeft gelopen en erachter komt dat er niets is om naar toe te lopen, keert zij terug naar de auto. De auto, Philip en vriend zijn vervolgens verdwenen. Uit het bovenstaande blijkt een duidelijk en specifiek patroon van handelen met karakteristieke onderdelen. Deze werkwijze is niet alleen aan de orde geweest bij de hierna te bespreken zaken van aangeefsters [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , maar is ook toegepast in het geval van aangeefsters [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , terwijl in de zaak van aangeefster [slachtoffer 10] sprake is van sterke gelijkenissen met deze modus operandi.
Tapgesprek [verdachte] over werkwijze
De rechtbank wordt in haar overtuiging dat sprake is van een vaste modus operandi gesterkt door een zich in het dossier bevindend uitgeluisterd telefoongesprek dat heeft plaatsgevonden op 19 januari 2015 tussen verdachte en zijn vriendin. In dit gesprek legt verdachte aan haar uit hoe datgene wat hij doet in zijn werk gaat. Zo zegt verdachte ‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. En dat kan ik goed, dat weet ik dat ik dat kan en het kan heel makkelijk.’ Later in het gesprek zegt verdachte ‘Dus wat ik doe, ik pak mijn app telefoon. Ik ga een beetje van die domme bitches, een beetje mee praten dit en dat. Er was er eentje bij die wou achtduizend euro overmaken (…) Zie je mij vandaag ja, regel ik effetjes snel geld.’ en ‘Als ik wil ja, dan pak ik binnen een dag weet ik veel hoeveel euro. Geen enkel probleem. Door een beetje te appen en een beetje leuk doen.’ Verderop in het gesprek zegt verdachte ‘Ik date met hun. (…) Helemaal stapel verliefd maken.’ en ‘Ik ga niet werken voor vijftien honderd euro wat ik ook kan verdienen in één minuut.’
Schakelbewijs
Bij schakelbewijs wordt voor het bewijs van een ten laste gelegd feit gebruik gemaakt van bewijs dat de verdachte een ander, soortgelijk feit heeft begaan. Bij het gebruik van schakelbewijs is de modus operandi bij het bewezenverklaarde feit (vrijwel) identiek aan die bij het soortgelijke feit. De Hoge Raad gaat over het algemeen akkoord met bewijsconstructies met schakelbewijs, zolang daaruit een gelijksoortige modus operandi volgt ten aanzien van soortgelijke delicten. Criteria die de Hoge Raad hanteert zijn a) dat de wijze waarop het ene feit is begaan, soortgelijk is aan de wijze waarop het andere feit is begaan, waarbij zij opgemerkt dat sprake moet zijn geweest van een werkwijze die op essentiële punten overeenkomt met het bewezenverklaarde feit, waarbij de materiële gedraging en niet de kwalificatie van de feiten hierin doorslaggevend is en b) dat het duidelijk is dat verdachte bij beide feiten betrokken is geweest, waarbij zij opgemerkt dat de betrokkenheid van verdachte niet slechts uit de modus operandi mag blijken.
De rechtbank is van oordeel dat bij de nog te bespreken feiten 13 tot en met 17 het gebruik van schakelbewijs bijdraagt aan de bewezenverklaring van die feiten, aangezien ook bij die feiten voormelde modus operandi door verdachte is toegepast.
Feiten 13 en 14 – [slachtoffer 8]
Aangifte [slachtoffer 8]
heeft op 21 december 2014 afgesproken met Philip, die zij heeft leren kennen via Tinder. Philip heeft haar thuis opgehaald en onderweg werd hij gebeld door een vriend die vertelde dat een auto die nog op naam van Philip stond in beslag genomen was en die aan Philip vroeg of hij kon komen helpen. Zij hebben deze vriend in Den Haag opgehaald. Aangekomen bij een parkeerplaats vroeg Philip aan aangeefster of zij met de pin een bedrag van € 300,- wilde voorschieten, omdat er alleen met pin kon worden betaald. Hij zou het geld cash aan haar teruggeven en toonde aangeefster een flink bedrag contant geld dat hij in zijn broekzak had. Philip zei tegen aangeefster dat zij in de auto kon blijven zitten en vroeg haar pinpas en de pincode. Deze heeft zij uiteindelijk aan Philip meegegeven. De vriend van Philip en aangeefster bleven achter in de auto. Op een gegeven moment, na wat heen en weer gebel, vroeg Philip aan de vriend of zij naar hem toe konden lopen, Philip stond op hen te wachten. Zij liepen daar samen naartoe en op een gegeven moment was de vriend ineens verdwenen. Ook Philip was nergens meer te bekennen. Aangeefster heeft Philip nog een aantal keer gebeld, maar zij heeft hem niet meer terug gezien. Aangeefster heeft direct haar rekening gecontroleerd, er bleek een bedrag van € 1.750,- te zijn afgeschreven. Zij heeft de vriend van Philip omschreven als Noord Afrikaans, 30-35 jaar oud, 180-185 cm lang, zwart krullend haar, een zwart hoedje en een Brabants accent.
Pintransacties
Uit het transactieoverzicht van aangeefster is gebleken dat op 21 december 2014 - onder andere - om 22:45 uur een geldbedrag van € 500,- is opgenomen bij ‘Pierre De Jonge Recr te Breda’.Van deze pintransactie zijn de camerabeelden opgevraagd. Op deze beelden is te zien dat tussen 22:43 en 22:45 uur een transactie plaatsvindt met een klant. De klant is een blanke man en draagt een jas met een bontkraag en een zwarte baseballpet met een wit ‘Raider-embleem’.
Herkenning verdachte door verbalisant
Een bij het onderzoek betrokken verbalisant heeft verdachte voor 100% herkend op zowel de afbeeldingen als de bewegende beelden van de pintransactie op 21 december 2014 bij Pierre de Jong Casino’s. Ook heeft deze verbalisant het zwarte petje dat werd gedragen tijdens de transactie herkend als eenzelfde petje dat is aangetroffen bij de doorzoeking aan de woning van [getuige] aan de [adres 2] te Leidschendam. Tot slot heeft de verbalisant geconstateerd dat de jas die gedragen werd tijdens de transactie dezelfde is als die op de beelden van de pintransactie op 6 december 2014 bij het Holland Casino in Scheveningen.
Verklaring verdachte
Zoals hierboven reeds beschreven heeft verdachte ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat hij de persoon is die op de foto’s op pagina’s 159 en 160 aan het pinnen is en dat het zijn jas met bontkraag is die op deze foto’s te zien is. Deze foto’s betreffen beelden van de pintransactie zoals die is gedaan met de bankpas van Alsemgeest op 6 december 2014 om 22:44 uur bij de Rabobank. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij de persoon is geweest die op de beelden in Holland Casino te zien is met die jas.De foto’s op pagina’s 1664-1666 betreffen naar het oordeel van de rechtbank eenzelfde jas met bontkraag.
Telefoonnummer Philip
[slachtoffer 8] heeft verklaard dat Philip gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .[slachtoffer 4] heeft eveneens verklaard dat Philip gebruikte van het nummer [telefoonnummer 2] . Voorts heeft [slachtoffer 4] verklaard dat Philip ook gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer 3] .[slachtoffer 5] heeft ook verklaard dat Philip gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer 3] .Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zowel met [slachtoffer 4] als [slachtoffer 5] contact heeft gehad en dat hij ze heeft leren kennen via Tinder, waarbij hij de naam Philip gebruikte.
Tussenconclusie
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die de pintransacties zoals vermeld in de aangifte van [slachtoffer 8] heeft gepleegd. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt doordat de pintransacties hebben plaatsgevonden zeer kort na het door [slachtoffer 8] afgeven van haar pinpas; zij heeft immers verklaard dat zij direct haar rekening heeft gecontroleerd en dat toen al bedragen waren afgeschreven. Voorts stelt de rechtbank op grond van het signalement zoals dit is gegeven door aangeefster, alsmede gezien de hierboven beschreven modus operandi van de verdachten, die ook bij feit 13 is gehanteerd, vast dat de vriend in nood die is opgehaald in Den Haag, [medeverdachte] is geweest. Dat [slachtoffer 8] de lengte van [medeverdachte] niet goed inschat, doet daar niet aan af, te meer nu het donker was ten tijde van de ontmoeting en zijzelf, verdachte en [medeverdachte] het grootste deel van de ontmoeting zittend in de auto hebben doorgebracht.
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres 2] te Leidschendam is een aantal SIM-kaarten in beslag genomen. Deze kaarten zijn uitgelezen. Op één van deze SIM-kaarten, de kaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] is het volgende bericht ontvangen: ‘ [verdachte] batterij is bijna leeg! Ben over half uurtje thuis. Xxx Mama’. Voorts zijn op deze SIM-kaart twee berichten ontvangen van het nummer [telefoonnummer 5] . Het eerste bericht luidt ‘Ze kan 1500 in de min’, het tweede bericht ‘Kom we weten de code’. Deze berichten zijn respectievelijk 13 minuten en 5 minuten voordat de eerste afschrijving plaatsvond van de rekening van [slachtoffer 8] ontvangen.
Tot slot is de SIM-kaart van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] aangetroffen met daarop een contactenlijst met onder andere het contact ‘ [contact] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 6] , welk nummer bij het onderzoeksteam bekend staat als het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer 8] .[slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij op het nummer [telefoonnummer 2] contact onderhield met Philip.
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert op basis van het bericht ‘ [verdachte] batterij is bijna leeg (…) xxx Mama’ in combinatie met het feit dat de voornaam van verdachte [verdachte] is en het feit dat deze SIM-kaart is aangetroffen op het adres waar verdachte regelmatig verbleef, dat verdachte de gebruiker van deze SIM-kaart is geweest. De rechtbank is verder van oordeel dat de hierboven genoemde Sms-berichten ‘Ze kan 1500 in de min’ en ‘Kom we weten de code’ gelet op de inhoud van deze berichten en aangifte en gelet op het feit dat deze berichten kort voor hiervoor genoemde pintransacties zijn verstuurd, moeten zijn gestuurd door de persoon die in de auto met [slachtoffer 8] heeft gezeten. Eerder heeft de rechtbank geoordeeld dat de persoon in de auto [medeverdachte] is geweest, hetgeen de rechtbank tot de conclusie brengt dat [medeverdachte] deze berichten heeft verstuurd aan verdachte.
Samenweefsel van verdichtsels
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels. Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels een opeenstapeling van leugens voldoende is, waarbij het aankomt op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
In het onderhavige geval werd verdachte gebeld terwijl hij in de auto zat met aangeefster dat een auto die nog op naam stond van Philip in beslag was genomen. Even later is de betreffende vriend in nood in de auto gestapt. Vervolgens heeft verdachte een contant geldbedrag getoond als bewijs van zijn coöperatieve houding, waarmee hij aangeefster tevens direct heeft gewezen op de overmachtsituatie waarmee verdachte zich geconfronteerd zag, nu enkel door een pinbetaling kon worden betaald. Om deze redenen heeft verdachte aan aangeefster om haar pas en code gevraagd en ook om deze redenen is aangeefster tot afgifte van die goederen overgegaan. Vervolgens is op gepaste afstand van de bestemming geparkeerd, waardoor aangeefster op een bepaald moment de auto heeft moeten verlaten om verdachte te gaan helpen. Het telefoontje over de in beslag genomen auto, het instappen van de betreffende vriend, het om hulp vragen van aangeefster omdat verdachte alleen contant geld heeft, het rijden naar de betreffende plek, het heen en weer bellen van verdachte en de medeverdachte, het tonen van contant geld en de belofte het geld zo snel mogelijk terug te geven aan aangeefster, kort samengevat, de terugkerende modus operandi van verdachten, vormen naar het oordeel van de rechtbank een samenweefsel van verdichtsels. Dit samenweefsel heeft aangeefster ertoe bewogen om haar pas en pincode af te geven. Dat het door verdachten vertelde verhaal daadwerkelijk uit leugens bestond, blijkt niet alleen uit de zojuist besproken modus operandi maar ook uit het feit dat aangeefster nooit een in beslag genomen auto heeft gezien en op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat er echt een inbeslaggenomen auto is geweest. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat in het algemeen de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid met zich brengt dat iemand bij een eerste ontmoeting met twee tot dan toe relatief onbekende jongens niet snel overgaat tot afgifte van een pinpas en bijbehorende pincode, is de rechtbank eveneens van oordeel dat de verdachten op een dusdanig bewuste en geraffineerde wijze een - leugenachtige - setting hebben gecreëerd waarin aangeefster het idee had dat verdachte en zij gevoelens voor elkaar hadden, dat het aangeefster niet aan te rekenen valt dat zij is overgegaan tot afgifte van haar pinpas en pincode.
Medeplegen
Gezien het hierboven bij de bespreking van de feiten 4 en 5 geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ten aanzien van feit 13 en 14 sprake is geweest van medeplegen, hetgeen blijkt uit het feit dat [verdachte] en [medeverdachte] samen bij [slachtoffer 8] in de auto hebben gezeten, [medeverdachte] de Sms-berichten naar verdachte heeft gestuurd met ‘We weten de code’ en ‘Ze kan 1500 in de min’, terwijl zeer kort daarna een bedrag van € 1.750,- van haar rekening is afgeschreven en verdachte op de beelden van één van de transacties is herkend.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien en gelet op de hierboven opgenomen overwegingen ten aanzien van de modus operandi, met gebruikmaking van schakelbewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan oplichting (feit 13 primair) en de gekwalificeerde diefstal (feit 14).
Feiten 15 en 16 – [slachtoffer 9]
Aangifte [slachtoffer 9]
Ook [slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan. Zij had een jongen genaamd Philippe [naam 1] leren kennen via Tinder. Op 12 januari 2015 had zij met hem afgesproken. Onderweg, in de auto, werd Philippe gebeld door een vriend met het verhaal dat zijn auto was weggesleept en dat hij geen pinpas bij zich had. De vriend vroeg aan Philippe of hij een pas voor hem had om € 15,- administratiekosten te kunnen betalen. Philippe gaf aan dat hij geen pinpas bij zich had. Ondertussen reden zij naar deze vriend toe om te vragen wat er precies aan de hand was. Philippe heeft aangeefster vervolgens thuis afgezet. De volgende dag heeft Philippe aangeefster opgehaald van school, de vriend was er ook bij. Met z’n drieën zijn ze naar Zoetermeer gereden om de auto van de vriend op te halen bij het takelbedrijf waar de auto zou staan. Op een gegeven moment vroeg Philippe aan aangeefster of hij haar pinpas mocht lenen, want hij had zijn eigen pinpas niet kunnen vinden. Aangeefster gaf aan dat zij dat liever niet wilde. Min of meer smekend vroeg Philippe haar om hem toch te helpen, want anders zou er een bedrag van € 250,- bovenop komen. Het enige wat aangeefster hoefde te doen was een bedrag van € 15,- te pinnen voor de administratiekosten. Aangekomen bij het takelbedrijf vroeg Philippe of aangeefster met de vriend in de auto wilde blijven, omdat hij bang was dat de vriend anders alles kort en klein zou slaan. Philippe is met de pinpas van aangeefster uitgestapt. Aangeefster heeft ongeveer een uur gewacht, terwijl er ondertussen wat heen en weer gebeld werd omdat er gezeur was met de pinpas. Op een gegeven moment moest aangeefster naar het takelbedrijf toekomen om zich te legitimeren. Aangeefster is uit de auto gestapt en is naar het takelbedrijf toegelopen. Toen zij aankwam zag zij Philippe nergens en ook nam hij zijn telefoon niet meer op. Aangeefster is teruggelopen naar de plek waar de auto stond, echter de auto en de vriend van Philippe waren weg. Direct heeft zij ingelogd op haar bankrekening en zij zag dat er vijf transacties waren gedaan door iemand anders dan zijzelf. In totaal was er voor € 8.265,88,- geld opgenomen of overgeschreven zonder toestemming. Aangeefster heeft de telefoonnummers [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 3] van Philippe. Het signalement van de vriend van Philippe luidt: Een bruin getinte jongen in de leeftijd van vermoedelijk 32 jaar, zwart half lang haar, met een baardje en bruine ogen.
Telefoonnummer Philippe
Zoals reeds bij de feiten 13 en 14 is opgenomen, komt het telefoonnummer dat [slachtoffer 9] van Philippe had, [telefoonnummer 3] , overeen met het nummer dat aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben opgegeven als nummer van verdachte.
Fotoconfrontatie
[slachtoffer 9] heeft verdachte herkend als de Philippe met wie zij had afgesproken. Medeverdachte [medeverdachte] heeft [slachtoffer 9] geïdentificeerd als de vriend van Philippe.
Tap werkwijze verdachte
Zoals eerder omschreven bevindt zich in het dossier een uitgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte en zijn vriendin. In dit gesprek zegt verdachte op een bepaald moment tegen haar: ‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. (…) Dat heb ik jou nooit verteld over die meisje die laatst achtduizend had gestort’ en ‘Er was er eentje bij die wou achtduizend euro overmaken ik zeg ish goed’.
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Op de reeds eerder aangehaalde SIM-kaart, behorende bij het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , waarvan de rechtbank hiervoor heeft aangenomen dat dit nummer in gebruik was bij verdachte, is in de contactenlijst onder andere het contact ‘ [naam 2] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 8] aangetroffen. Dit zijn de voornaam en het telefoonnummer van [slachtoffer 9] .
Samenweefsel van verdichtsels
Onder verwijzing naar het hiervoor bij de bespreking van de feiten 13 en 14 overwogene inzake het samenweefsel van verdichtsels, is de rechtbank in het onderhavige geval eveneens van oordeel dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
Medeplegen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte] samen [slachtoffer 9] hebben opgelicht. De rechtbank komt hiertoe op basis van het feit dat beide verdachten samen met [slachtoffer 9] in de auto hebben gezeten, [slachtoffer 9] zowel verdachte als [medeverdachte] heeft herkend, de aangetroffen SIM-kaart met daarop het nummer van [slachtoffer 9] en het tapgesprek waarin verdachte refereert aan de € 8.000,-. [medeverdachte] heeft door zijn aandeel de betrouwbaarheid van het verhaal van de weggesleepte auto versterkt, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank moet worden gezien als een substantiële bijdrage aan de oplichting.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, en gelet op de hierboven opgenomen overwegingen ten aanzien van de modus operandi, met gebruikmaking van voormeld schakelbewijs, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan oplichting (feit 15 primair). Voorts acht de rechtbank gezien het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat hij zich alleen schuldig heeft gemaakt aan de als feit 16 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal.
Aangifte [slachtoffer 10]
heeft verklaard dat zij in januari 2015 via Tinder kennis had gemaakt met een jongen genaamd Philip. Ze hebben wat gechat en gebeld. Philip stelde vragen die je normaal niet direct aan iemand stelt, bijvoorbeeld over financiën. Philip wisselde steeds van telefoonnummer. Op 18 januari 2015 appte Philip naar aangeefster dat hij op de snelweg stond zonder benzine en dat hij iemand zocht met een ING-pas. Toen aangeefster niet direct reageerde, belde Philip bijna in paniek op. Hij sprak met een zachte G. Kort daarna appte Philip weer en vroeg om hulp. Hij zei dat een vriend van hem in de buurt van aangeefster woonde en uiteindelijk heeft aangeefster ermee ingestemd om Philip te helpen. Philip vroeg om € 50,-. Aangeefster is gaan pinnen en heeft het geld aan de vriend van Philip gegeven. Aangeefster vond dat de vriend van Philip te amicaal was tegen haar zoontje, dat bij haar was. Om 15:44 uur heeft Philip haar een WhatsApp bericht gestuurd ‘Hij is er’ en om 15:51 uur heeft Philip een bericht gestuurd of het gelukt is, waarop aangeefster antwoordt dat het gelukt is. Philip zou het geld die zelfde dag nog terugbrengen. Dat heeft Philip niet gedaan. Zij hebben nog eenmaal gebeld en Philip heeft aangeefster via Snapchat nog een filmpje gestuurd. Aangeefster heeft screenshots van de profielfoto’s van verdachte, van hun WhatsAppgesprek en van het Snapchatfilmpje aan haar aangifte gevoegd.
Tap werkwijze
Zoals eerder omschreven bevindt zich in het dossier een uitgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte en zijn vriendin. Dit gesprek heeft plaatsgevonden in de avond/nacht nadat [slachtoffer 10] € 50,- heeft gepind voor verdachte. In dit gesprek zegt verdachte op een bepaald moment:‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. (…) Snap je, net toch ook. Die vijftig euro die ik had geregeld ja… Ik had er even snel eentje aangesproken (…), ik had een beetje lief gedaan’.
Tapgesprek [verdachte] – [medeverdachte]
Op 18 januari 2015 om 15:42:57 uur vindt een gesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte] . [medeverdachte] zegt tegen verdachte ‘Ik rij nu die straat in’ (…) ‘ze is gaan pinnen’. ‘Ik heb haar geappt, blijf aan de lijn.’ [medeverdachte] zegt ‘Ik sta gewoon voor de deur bij haar he’ en ‘Oh daar staat die meisje, ja ze staat daar man, met die kleine man’.Vastgesteld is dat verdachte het telefoonnummer [telefoonnummer 9] in gebruik heeft.Het telefoonnummer [telefoonnummer 10] is het telefoonnummer van [getuige] , maar [medeverdachte] die op dat moment niet de beschikking had over een eigen telefoon, maakte ook gebruik van dit telefoonnummer.
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Op de reeds eerder aangehaalde SIM-kaart, behorende bij het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , waarvan de rechtbank hiervoor heeft aangenomen dat dit nummer in gebruik was bij verdachte, is in de contactenlijst onder andere het contact ‘ [naam 3] ’ met nummer [telefoonnummer 11] aangetroffen. Dit zijn de voornaam en het telefoonnummer van [slachtoffer 10] .
Medeplegen
Op basis van de aangifte van [slachtoffer 10] met daarin de WhatsAppconversatie met tijdstippen tussen haar en Philip, het tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte] , waarvan de inhoud en tijdstippen aansluiten bij de aangifte en het tapgesprek tussen [verdachte] en zijn vriendin over de € 50,- die [verdachte] zojuist geregeld heeft, en het aangetroffen nummer van [slachtoffer 10] op de SIM-kaart met telefoonnummer [telefoonnummer 2] van verdachte, alsmede de omstandigheid dat verdachte ook in andere zaken de naam Philip gebruikt, stelt de rechtbank vast dat verdachte de Philip van het WhatsApp-gesprek is en [medeverdachte] de vriend die het geld is gaan ophalen. Mede gelet op het reeds overwogene inzake medeplegen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende substantiële bijdrage van verdachte en [medeverdachte] om medeplegen aan te nemen. Verder laat de rechtbank meewegen dat de werkwijze in voldoende mate gelijkenissen vertoont met de modus operandi in de andere oplichtingszaken, om de modus operandi te kunnen laten bijdragen aan het bewijs van feit 17.
Samenweefsel van verdichtsels
Onder verwijzing naar het onder feit 13 en 14 overwogene inzake het samenweefsel van verdichtsels, is de rechtbank in het onderhavige geval eveneens van oordeel dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, alsmede gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen aangaande de modus operandi, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting.
De rechtbank is op basis van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen, alsmede de overwegingen inzake de modus operandi, het schakelbewijs en het medeplegen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten zoals deze zijn ten laste gelegd onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9, 12, 13 primair, 14, 15 primair, 16 en 17.