Op 4 februari 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen SAEPIO B.V. en [gedaagde] SECURITY. SAEPIO, een aanbieder van beveiligingsdiensten en houdster van een gemeenschapsbeeldmerk, vorderde een verbod op merkinbreuk en onrechtmatig handelen door [gedaagde], die ook beveiligingsdiensten aanbiedt. De procedure begon met een dagvaarding op 29 juli 2014, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen. SAEPIO stelde dat [gedaagde] een teken gebruikte dat identiek of soortgelijk was aan haar merk, wat volgens de Verordening 207/2009 merkinbreuk oplevert. Daarnaast vorderde SAEPIO schadevergoeding en afdracht van de met de inbreuk genoten winst.
De rechtbank oordeelde dat het beeldmerk van SAEPIO uitsluitend was ingeschreven voor kleding, schoeisel en hoofddeksels, en dat beveiligingsdiensten niet identiek of soortgelijk zijn aan de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Daarom werd de vordering tot merkinbreuk afgewezen. Wat betreft het onrechtmatig handelen, stelde de rechtbank vast dat het profiteren van andermans ondernemersactiviteiten niet onrechtmatig is, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was van verwarring tussen de bedrijven of schade voor SAEPIO, en wees ook deze vorderingen af.
Ten slotte werd SAEPIO als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden waren begroot op € 4.368,-. De wettelijke rente werd toegewezen indien betaling uitbleef binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.