3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ondervragingsrecht van de verdediging geschonden?
De rechtbank stelt voorop dat de verdediging op grond van artikel 6 lid 3 sub d van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) het recht heeft om een getuige à charge te (doen) ondervragen.
De verdediging heeft op 18 mei 2015 op grond van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering de rechter-commissaris verzocht onderzoekhandelingen te (doen) verrichten, waaronder het horen van aangeefster. De rechter-commissaris heeft in een regie-overleg aan de advocaat en de officier van justitie meegedeeld dat zij van oordeel is dat dit verhoor in een verhoorstudio door gecertificeerde zedenrechercheurs dient plaats te vinden. De raadsvrouw en de officier van justitie konden zich hierin vinden, waarna de rechter-commissaris dienovereenkomstig heeft beslist. Op 2 juli 2015 is aangeefster in een kindvriendelijke studio gehoord door twee zedenrechercheurs. De raadsvrouw van verdachte was (in een andere ruimte) bij het verhoor aanwezig. De verdediging is voor aanvang van dit verhoor in de gelegenheid gesteld om schriftelijk vragen te formuleren die door de rechercheurs aan aangeefster zouden worden gesteld. Na dit verhoor heeft de raadsvrouw van verdachte het verzoek gedaan om aangeefster nogmaals te horen, in verband met inconsistenties in haar verklaringen en omdat de rechercheurs niet voldoende kritisch hebben doorgevraagd, aldus de raadsvrouw. De rechter-commissaris heeft op 19 augustus 2015 besloten om zelf aangeefster opnieuw te horen, waarbij nadrukkelijk aandacht zou bestaan voor de verschillen tussen de eerdere verklaringen en het studioverhoor. Aangeefster zou daarom op 31 augustus 2015 opnieuw bij de rechter-commissaris worden gehoord. Naar aanleiding van een brief van [Arts] , huisarts, d.d. 26 augustus 2015 en een ‘Bericht voortgang behandeling’ van [GZ-Psychologe] , GZ-Psychologe, d.d. 21 augustus 2015, waarin - kort samengevat - is te lezen dat een verhoor negatieve invloed heeft op het herstel van het slachtoffer, heeft de rechter-commissaris op 28 augustus 2015 besloten dit verhoor geen doorgang te laten vinden.
Ter zitting heeft de raadsvrouw het verzoek om aangeefster te ondervragen herhaald. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij van oordeel was dat het gegronde vermoeden bestaat dat, gelet op voornoemde medische verklaringen, de gezondheid of het welzijn van aangeefster hierdoor in gevaar zou worden gebracht en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang van de verdediging om aangeefster te kunnen ondervragen.
De verdediging heeft het ondervragingsrecht ten aanzien van de aangeefster niet volledig kunnen uitoefenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat hiertoe een zwaarwegende reden bestaat. De omstandigheid dat de verdediging het ondervragingsrecht niet volledig heeft kunnen effectueren, betekent niet noodzakelijkerwijze dat de door aangeefster afgelegde verklaringen niet voor het bewijs zouden kunnen worden gebezigd. Uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) (vgl. bijv. EHRM 15 december 2011, Al Khawaja & Tahery en voor Nederland: EHRM 10 juli 2012, Vidgen) en de Hoge Raad kan van schending van artikel 6 lid 3 onder d van het EVRM geen sprake zijn als gelegenheid voor de verdediging om de getuige te ondervragen weliswaar heeft ontbroken, maar diens verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. In casu is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier voldoende bewijs bevindt dat de verklaringen van aangeefster op de belastende onderdelen ondersteunt, zoals in het hiernavolgende zal worden overwogen. Daarbij komt dat de verdediging wel de gelegenheid heeft gehad om de geluidsopnamen van een verhoor van aangeefster bij de politie te beluisteren, ten behoeve van het studioverhoor in opdracht van de rechter-commissaris schriftelijk vragen heeft kunnen doen stellen en dat verhoor in woord en beeld heeft kunnen volgen in een andere ruimte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat die verklaringen niet op die grond van het bewijs dienen te worden uitgesloten en dat daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan het recht van verdachte op een eerlijk proces.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Gelet op het door de verdediging gevoerde verweer ziet de rechtbank zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster zodanig onbetrouwbaar zijn dat deze van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank is weliswaar met de verdediging van oordeel dat er verschillen in de verklaringen van aangeefster zijn, met name in de volgorde en het precieze verloop van de gebeurtenissen, maar dit maakt haar verklaringen als geheel nog niet onbetrouwbaar. Het is immers bekend dat met de tijd en door de heftigheid van de gebeurtenissen bepaalde herinneringen kunnen vervagen. Dit geldt te meer als er, zoals in het onderhavige geval, sprake is geweest van veel (elkaar snel opvolgende) gebeurtenissen in een zeer kort tijdsbestek. Over wat er in de kern is gebeurd en ten aanzien van het strafrechtelijke verwijt dat verdachte wordt gemaakt, heeft aangeefster consistent verklaard. Daar komt bij dat zich in het dossier voldoende ondersteunend bewijs bevindt voor de verklaringen van aangeefster. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster dan ook betrouwbaar en zal deze voor het bewijs bezigen.
De raadsvrouw heeft nog aangevoerd dat het op zijn minst opvallend is dat de buurvrouw aangeefster niet heeft horen gillen, terwijl aangeefster zegt te hebben gegild en de buurvrouw op het moment waarop dit zou hebben plaatsgevonden thuis was en verklaard heeft extra alert te zijn op vreemde geluiden. De rechtbank ziet hierin evenmin aanleiding om de verklaring van aangeefster als onbetrouwbaar aan te merken. Het staat immers niet vast dat de omstandigheden zodanig waren dat de buurvrouw op het betreffende tijdstip gegil vanuit de entreehal van de woning van aangeefster wel had moeten horen.
Bewijsoverwegingen
Aangeefster [slachtoffer 1] , geboren op 6 september 1998, heeft - kort samengevat en zakelijk weergegeven - verklaard dat zij op 17 maart 2015 om 16.50 uur thuis kwam. Ongeveer vijf minuten later zag zij dat een man die zij kort daarvoor tijdens het uitlaten van haar hond bij Jachthaven Jonkman had gezien, de tuin van haar huis inliep naar de voordeur. Zij vond dat raar en heeft de voordeur opengedaan en heeft gevraagd wat hij wilde. De man zette zijn voet tegen de deur en werkte zich naar binnen. Aangeefster heeft geprobeerd de deur dicht te doen, maar hij was al binnen. Die man sloeg gelijk zijn armen om haar heen als een soort knuffel. Zij kon toen niets doen. De man zoende haar op de mond, dat was een tongzoen. Zij begon toen gelijk te schreeuwen. De man zei dat zij haar bek moest houden en dat hij haar anders zou steken en haar strot door zou snijden. Toen hij haar losliet probeerde ze de woonkamerdeur te openen waar de hond zat te blaffen, maar dat lukte niet omdat hij haar tegenhield en haar tegen de muur van het opstapje naar de trap gooide. Toen zij bleef schreeuwen pakte hij haar met beide handen om haar nek c.q. hals. Hij had hierbij beide duimen op haar keel en de rest van zijn handen om haar hals. Het deed pijn, omdat hij hard drukte aan de voorkant van haar keel en hard in haar nek kneep. Hij heeft vervolgens eerst zijn eigen broek naar beneden gedaan. Toen deed hij haar broek uit met grof geweld. Hij sloeg haar ook toen zij hem tegenwerkte. Hij gooide haar op de grond en ging op haar zitten. Toen zij op het opstapje lag heeft hij haar shirtje uitgetrokken. En van de twee hemdjes die zij droeg heeft hij de bandjes van haar rechterschouder naar beneden gedaan. De man ging met zijn vingers en vervolgens met zijn penis in haar vagina. Ze had haar BH nog wel aan, maar hij trok deze zo naar beneden dat haar borsten zichtbaar waren. Vervolgens heeft hij foto’s van haar ontblote borsten gemaakt.
Nadat verdachte in eerste instantie heeft ontkend dat er enige seksuele handelingen zijn verricht, heeft hij uiteindelijk verklaard dat er wel het een en ander is voorgevallen. Hij heeft echter ontkend dat hij iets tegen de wil van aangeefster heeft gedaan. Ook heeft hij ontkend dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. Hij heeft wel bekend dat hij aan haar borsten en aan haar vagina heeft gezeten.
De verklaring van aangeefster wordt door een aantal bewijsmiddelen ondersteund. Zo heeft [betrokkene] , de moeder van aangeefster, verklaard dat zij op 17 maart 2015 om 17.14 uur werd gebeld door haar dochter die klonk alsof zij in paniek was en tegen haar zei dat ze naar huis moest komen. In een telefoongesprek kort daarna om 17.15 uur zei aangeefster dat ze was verkracht. Aangeefster was tijdens het telefoongesprek de hele tijd aan het huilen. Toen [betrokkene] thuis kwam, zag zij aangeefster op de grond in de huiskamer zitten, met haar spijkerbroek los en op haar bovenlichaam alleen haar BH. Verder had zij geen kledingstukken aan. Haar slip lag in de hal op de grond. Ze zag dat de mascara van aangeefster was uitgelopen, dat ze vol in tranen was en dat ze rood was van het huilen. Zij zei ook huilend dat hij ook foto’s van haar had gemaakt. Dat was één van de eerste dingen die zij zei. [betrokkene] heeft ook verklaard dat aangeefster heel raar op de grond zat, nog net niet in shock.
Ook bevinden zich in het dossier foto’s waarop enige verkleuringen en blauwe plekken op het lichaam van het slachtoffer te zien zijn.
Uit het onderzoeksrapport zedendelict blijkt dat bij de borsten van het slachtoffer sprake is van een petechiënachtig beeld (streepachtig) dat kan passen bij het draaien van de huid. Ook is op de rechterarm een blauwe plek met een doorsnede van 0,5 cm zichtbaar die kan passen bij “fingertip bruising”
Op de vloer in de hal van de woning van aangeefster is een vochtige plek aangetroffen die is bemonsterd.Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat in de bemonstering sperma is aangetroffen en dat het hierin aangetroffen DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans (de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het DNA-profiel van het sperma) is kleiner dan één op één miljard.Ook zijn zowel de buitenste als de binnenste schaamlippen van het slachtoffer bemonsterd. Alle vier deze monsters bevatten sperma en het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de matchkans kleiner dan één op één miljard is. Voorts is vastgesteld dat het monster dat is genomen in de vagina van slachtoffer ook sperma bevat, waarvan geen autosomaal DNA-profiel kon worden verkregen.Wel is een (minder persoononderscheidend, want via de mannelijke lijn onveranderd overervend) Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen dat matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte. Geconcludeerd wordt dat het zeer veel waarschijnlijker is dat het sperma afkomstig is van verdachte of een in de mannelijke lijn aan hem verwante man dan dat het afkomstig is van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan hem verwante man.
Alternatief scenario
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster reeds op 3 maart 2015 in [Woonplaats slachtoffer] op straat heeft ontmoet en dat hij op die dag met haar heeft afgesproken dat hij op 17 maart 2015 naar haar huis zou komen. Toen hij op 17 maart 2015 bij haar thuis was, hebben er wel seksuele handelingen plaatsgevonden, maar dit is van beide kanten vrijwillig geweest, aldus verdachte. Hij heeft ontkend dat er geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden of dat hij met zijn vingers in de vagina van aangeefster is geweest. Op het moment dat het bijna tot geslachtsgemeenschap was gekomen, zou aangeefster zijn gaan huilen en hebben gezegd dat zij niet wilde. Verdachte heeft haar wens gerespecteerd, heeft hierop direct afscheid genomen en heeft – na foto’s van het ontblote bovenlichaam van aangeefster te hebben genomen - de woning verlaten, zo heeft hij verklaard.
De rechtbank stelt ten eerste vast dat verdachte in zijn verschillende verhoren wisselende verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft hij over de (seksuele) handelingen die tussen hem en aangeefster hebben plaatsgevonden in zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat hij met aangeefster bij haar thuis heeft gepraat, gechilled en muziek heeft geluisterd. In het verhoor bij de rechter-commissaris in het kader van de inbewaringstelling heeft hij verklaard dat er is gezoend, waarna aangeefster aan zijn geslachtsdeel heeft gezeten en dat er verder niets is gebeurd. In zijn derde verhoor heeft hij verklaard dat hij aan de borsten en de vagina van aangeefster heeft gezeten. In zijn zesde verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat zijn geslachtsdeel tegen haar vagina is aangekomen. Ook op andere onderdelen heeft verdachte wisselende en soms onduidelijke verklaringen afgelegd.
In het dossier bevindt zich voorts geen enkel aanknopingspunt dat steun biedt aan de verklaring van verdachte. De politie heeft onderzoek verricht naar het door verdachte geschetste scenario dat verdachte en slachtoffer elkaar reeds op 3 maart 2015 hebben ontmoet, maar ook daaruit is geen ondersteuning van zijn verklaring gebleken. Wel zijn hieruit gegevens gekomen die de verklaring van verdachte juist onaannemelijk maken. Zo blijkt uit de ARS-gegevens niet dat de auto waarvan verdachte zegt dat hij daar op 3 maart 2015 in reed, te weten de [Auto merk verdachte] met kenteken [Kenteken auto verdachte] , die dag in [Woonplaats slachtoffer] is geweest. Onderzoek naar de pinbetalingen, waaruit blijkt dat verdachte op 3 maart 2015 twee keer heeft gepind, te weten eenmaal om 15.00 uur in Duivendrecht (zijnde de plaats waar verdachte die dag een cursus volgde) en eenmaal om 16.25 uur in [Woonplaats verdachte] (zijn woonplaats) geeft evenmin steun aan zijn verklaring dat hij die dag in [Woonplaats slachtoffer] is geweest.
Er heeft voorts onderzoek plaatsgevonden naar de historische verkeersgegevens van de drie bij de politie bekende telefoonnummers van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij meerdere telefoons en telefoonnummers heeft en dat hij niet meer weet welke telefoon hij op 3 maart 2015 bij zich had. Geen van de onderzochte drie telefoonnummers heeft op 3 maart 2015 zendmasten te [Woonplaats slachtoffer] aangestraald. Twee van de nummers zijn wel op 3 maart 2015 gebruikt, onder meer tot 13.14 uur te Duivendrecht, waar verdachte zegt die dag te zijn geweest en daarna, via de route van de rijksweg A4, te [Woonplaats verdachte] vanaf 16.09 uur tot 19.07 uur, de woonplaats van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard die dag rond 18.00 uur in [Woonplaats slachtoffer] te zijn geweest. Gelet op voornoemde gegevens is dat evenwel niet aannemelijk.
Het scenario dat alleen met wederzijdse instemming seksuele handelingen hebben plaatsgevonden is bovendien in strijd met het geconstateerde letsel en de toestand waarin de aangeefster kort na de ontmoeting met verdachte door haar moeder is aangetroffen. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat hij niet in de vagina van de aangeefster is geweest, terwijl sperma dat van hem afkomstig kan zijn in de vagina is aangetroffen. Ook de foto’s die verdachte van aangeefster heeft genomen - naar zijn zeggen nadat zij op haar verzoek zijn gestopt met seksuele handelingen - waarop onder meer is te zien dat aangeefster haar hoofd afwendt en verdachte haar kleding omlaag trekt, passen niet goed bij het door verdachte geschetste scenario. De verklaring van verdachte is derhalve op geen enkele manier aannemelijk geworden.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 17 maart 2015 heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 1] in haar woning in [Woonplaats slachtoffer] door haar huis binnen te dringen en door haar met geweld en dreiging met geweld te dwingen handelingen te ondergaan die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsvrouw van verdachte geen algehele vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 september 2015;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 maart 2015 (blz. 17 – 18);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2015 (blz. 19 – 20).
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen, zodat verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het in brand steken van de auto van [Slachtoffer 2] en of dit valt aan te merken als openlijk in vereniging geweld plegen tegen die auto. Zij overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevinden zich enkele aanwijzingen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de brandstichting. Uit geen van deze bewijsmiddelen blijkt echter dat verdachte hieraan een zodanige significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd dat sprake is van het in vereniging plegen van geweld. Verdachte dient dan ook van het meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.