ECLI:NL:RBDHA:2015:10846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2015
Publicatiedatum
17 september 2015
Zaaknummer
15/1552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van de Afghaanse nationaliteit en identiteit van eiser in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de geloofwaardigheid van de Afghaanse nationaliteit en identiteit van eiser ter discussie stond. Eiser, geboren in 1989, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, maar zijn aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de gestelde Afghaanse nationaliteit en identiteit van eiser niet geloofwaardig waren. Eiser had onder andere een echt bevonden Afghaans paspoort en een tazkera overgelegd, en had verklaard hoe hij aan zijn Pakistaanse paspoort was gekomen. De rechtbank stelde vast dat, ondanks de twijfels van de staatssecretaris, de overgelegde documenten voldoende waren om de geloofwaardigheid van de Afghaanse nationaliteit en identiteit van eiser aan te tonen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiser op € 980,-- stelde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/1552
V-nr: [V-nr]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 17 september 2015 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedag 1] 1978, van Pakistaanse nationaliteit,
alias:
[naam 1],
geboren op [geboortedag 2] 1989, van Afghaanse nationaliteit, eiser
(gemachtigde mr. A.H.A. Kessels),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde mr. S.O. Naarendorp).

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2015 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 13 januari 2015 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen.
Op 26 januari 2015 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van gelijke datum heeft eiser verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 5 maart 2015 (AWB 15/1553) toegewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig A.J. Omarkhel, tolk in de taal Pashtu. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Asielrelaas

Eiser heeft het volgende relaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd.
Eiser heeft de Afghaanse nationaliteit en heeft Afghanistan verlaten uit vrees gedood te zullen worden door de Taliban of drugscriminelen. Eiser is in Afghanistan werkzaam geweest voor de politie en is in die hoedanigheid betrokken geweest bij diverse militaire operaties tegen de Taliban, onder meer in samenwerking met de Amerikanen. Ook heeft eiser meegedaan aan de vernietiging van papavervelden. Dit heeft geresulteerd in bedreigingen jegens eiser van de zijde van de Taliban en drugscriminelen. Eiser is een keer beschoten en in zijn been geraakt.

Overwegingen

1. Eiser is op 12 januari 2015 met een door de Koninklijke Marechaussee (KMar) echt bevonden Pakistaans paspoort met daarin een authentiek Nederlands visum Nederland ingereisd. Hij heeft tegenover de KMar verklaard uit Pakistan afkomstig te zijn en tevens een daartoe strekkende nationaliteitsverklaring ondertekend. Nadat eiser de toegang tot Nederland was geweigerd, heeft hij op 13 januari 2015 onderhavige asielaanvraag ingediend en verklaard [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1989, van Afghaanse nationaliteit te zijn.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser de Afghaanse nationaliteit bezit. Verweerder acht daarbij het echt bevonden Pakistaanse paspoort, de door eiser ten overstaan van de KMar afgelegde verklaring en de nationaliteitsverklaring van belang. Tevens heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat de door eiser overgelegde kopieën van Afghaanse documenten ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit onvoldoende zijn om zijn gestelde Afghaanse nationaliteit geloofwaardig te achten. Verweerder komt derhalve niet toe aan de beoordeling van eisers asielrelaas, nu zijn gestelde nationaliteit niet geloofwaardig wordt geacht en eiser terug kan naar een veilig land, te weten Pakistan.
3.1
Per e-mail van 2 februari 2015 heeft eiser verweerder op de hoogte gesteld van het feit dat hij inmiddels in het bezit was van een aantal originele documenten ter onderbouwing van zijn gestelde Afghaanse identiteit en nationaliteit, welke aan verweerder voor onderzoek zijn toegezonden, te weten:
- Afghaanse identiteitsbewijs (tazkera);
- Afghaans paspoort;
- identiteitsdocument van de politie;
- foto’s van eiser in politie-uniform samen met de Amerikanen in Afghanistan;
- ontvangen medailles;
- Afghaanse bankpas;
- toegangspas van de Amerikaanse legerbasis in Afghanistan;
- zwangerschapsverklaring van eisers vrouw;
- aantal certificaten.
3.2
Per brief van 6 augustus 2015 heeft eiser nog een aantal originele documenten aan verweerder toegezonden en verzocht deze voor onderzoek aan Bureau Documenten voor te leggen, te weten:
- gelegaliseerde nationaliteits- en identiteitsverklaring met pasfoto van 3 augustus 2015 van de Afghaanse ambassade te Den Haag, opgesteld in de Engelse taal;
- originele verklaring met foto van eiser van 15 juli 2015 afkomstig van [naam 2] , [parlementariër] , waarin wordt verklaard dat [naam 1] afkomstig is uit [district 1] , [provincie], Afghanistan en dat hij weet dat eiser ‘ [rang] ’ van de politie was in het [district 2] te [provincie], opgesteld in de Engelse taal;
- originele verklaring van [naam 3] , stamhoofd, provincie [provincie], [district 3] , met foto van eiser en foto van het stamhoofd, waarin onder meer staat dat [naam 1] bewoner is van de plaats [plaats] van [district 1] , vertaald door Concorde;
- origineel geboortecertificaat van [geboortedag 3] 2015 van de dochter van eiser, geboren in het ziekenhuis te [provincie], met daarop de naam van eiser, inclusief Engelse vertaling;
- originele geboorteregistratiekaart van dochter eiser, gelegaliseerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Afghanistan, vertaald door Concorde.
4.1
Verweerder heeft de onder 3.1 genoemde stukken ter beoordeling aan Bureau Documenten voorgelegd. Uit de brief van verweerder van 26 juni 2015 blijkt dat het Afghaanse paspoort door Bureau Documenten echt is bevonden en dat de Afghaanse tazkera zeer wel mogelijk echt is. Ten aanzien van de overige documenten kan door Bureau Documenten geen advies worden gegeven. Door Bureau Documenten is geen verklaring van onderzoek opgesteld. Uit de brief van verweerder van 13 juli 2015 blijkt dat Bureau Documenten geen verklaring van onderzoek meer opstelt in het geval er, kort gezegd, geen negatieve bevindingen zijn gedaan ten aanzien van de documenten. Voor deze werkwijze is gekozen vanwege de forse toename in het aantal aanvragen voor documentonderzoek, aldus verweerder. Op 13 juli 2015 heeft verweerder telefonisch aan de rechtbank laten weten dat verweerder geen aanleiding ziet om nader onderzoek te laten verrichten ten aanzien van de onder 3.2 opgesomde stukken.
4.2
In de eerdergenoemde brief van 26 juni 2015 heeft verweerder aangegeven het in het bestreden besluit ingenomen standpunt met betrekking tot de geloofwaardigheid van eisers gestelde nationaliteit te handhaven. De onderzoeksresultaten laten immers onverlet dat eiser bij inreis een origineel en authentiek Pakistaans paspoort, voorzien van een authentiek visum, heeft overgelegd en aanvankelijk meermaals heeft bevestigd de Pakistaanse nationaliteit te bezitten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit paspoort niet aan hem toebehoort. Voorts blijkt uit het algemeen ambtsbericht inzake Afghanistan van december 2013 dat corruptie bij het verkrijgen van documenten in Afghanistan wijdverbreid is. Het is derhalve niet uitgesloten dat het handgeschreven Afghaanse paspoort op illegale wijze is verkregen, aldus verweerder.
5. Eiser voert, kort gezegd, aan dat hij met de door hem overgelegde documenten zijn Afghaanse identiteit en nationaliteit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Indien bij verweerder nog twijfel bestaat, ligt het op zijn weg nader onderzoek te verrichten, bijvoorbeeld door middel van een taalanalyse of een individueel ambtsbericht, waarbij navraag gedaan kan worden bij de Afghaanse en Amerikaanse autoriteiten ten aanzien van eisers werkzaamheden bij de politie.
6. Omdat het bestreden besluit dateert van vóór 20 juli 2015 is het recht zoals dit gold voor de inwerkingtreding van de wijziging van de Vw 2000 van toepassing. Echter, aangezien de sluiting van het onderzoek heeft plaatsgevonden na 19 juli 2015 omvat de toetsing van de rechtbank al wel het in artikel 83a (nieuw) van de Vw 2000 bedoelde volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte van internationale bescherming.
7.1
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, ook indien alle door eiser overgelegde Afghaanse documenten echt blijken te zijn, vast kan worden gehouden aan eisers Pakistaanse nationaliteit en identiteit, omdat eiser deze onvoldoende heeft weerlegd. De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt en overweegt daartoe als volgt.
7.2
Ter onderbouwing van zijn gestelde Afghaanse nationaliteit en identiteit heeft eiser de onder 3.1 en 3.2 opgesomde stukken en objecten overgelegd, waarvan in ieder geval vaststaat dat het Afghaanse paspoort echt is en de tazkera zeer wel mogelijk echt is. Eiser heeft tevens een verklaring gegeven over hoe hij aan het Pakistaanse paspoort is gekomen waarop zijn foto staat en waarin een authentiek Nederlands visum is opgenomen, namelijk dat zijn reisagent, die hij betaald heeft voor zijn reis naar Nederland vanuit Pakistan, dat paspoort en visum voor hem heeft geregeld. Deze verklaring komt de rechtbank niet vreemd voor.
7.3
Voor zover verweerder nog twijfelt aan eisers Afghaanse nationaliteit en identiteit, gelet op het Pakistaanse paspoort met Nederlands visum en het onder 4.2 aangehaalde ambtsbericht inzake Afghanistan, ondanks de (zeer wel mogelijk) echt bevonden Afghaanse tazkera en paspoort en de onder 3.2 genoemde nationaliteits- en identiteitsverklaring van de Afghaanse ambassade in Den Haag, had het op de weg van verweerder gelegen de overige overgelegde documenten en objecten te (laten) onderzoeken. Bij echt bevinden van bepaalde documenten, zoals de verklaring van parlementariër [naam 2] , de verklaring van stamhoofd [naam 3] , het identiteitsdocument van de politie en/of de toegangspas van de Amerikaanse legerbasis in Afghanistan, kan naar het oordeel van de rechtbank de ongeloofwaardigheid van de gestelde Afghaanse nationaliteit en identiteit niet langer aan eiser worden tegengeworpen. Dat er bij verweerder in dat geval nog onduidelijkheden bestaan over het Pakistaanse paspoort en Nederlandse visum en de verkrijging daarvan, kan dan niet langer afdoen aan de geloofwaardigheid van de gestelde Afghaanse nationaliteit en identiteit van eiser. Aan eiser kan de Pakistaanse nationaliteit en identiteit in dat geval niet langer worden tegengeworpen en verweerder zal dan eisers asielrelaas dienen te beoordelen.
7.4
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat eisers gestelde Afghaanse nationaliteit en identiteit niet geloofwaardig is. Hiermee is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,--, en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980,-- (zegge: negenhonderdtachtig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bode, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: NV
Coll.: FZ
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.