ECLI:NL:RBDHA:2015:10788

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
C/09/487271 / FA RK 15-3041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning door de meemoeder van de minderjarige

In deze zaak verzoekt de bijzonder curator namens de minderjarige om de vernietiging van de erkenning door de meemoeder, omdat zij niet de biologische moeder van het kind is. De rechtbank overweegt dat, hoewel de wettelijke grond voor vernietiging aanwezig is, het ook van belang is om te wachten met de beslissing totdat het kind zelf in staat is om een weloverwogen oordeel te vormen. De rechtbank concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om de erkenning nu te vernietigen, gezien de omstandigheden waarin de meemoeder geen contact meer wenst met de geboortemoeder en de minderjarige. De rechtbank wijst het verzoek van de geboortemoeder tot vernietiging van de erkenning af, omdat zij niet als wettelijke vertegenwoordiger kan optreden. De beschikking is gegeven op 7 september 2015.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-3041
Zaaknummer: C/09/487271
Datum beschikking: 7 september 2015

Vernietiging erkenning

Beschikking op het op 22 april 2015 ingekomen verzoekschrift van:

[de minderjarige] ,

de minderjarige,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. D. Vurdelja te Den Haag.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de meemoeder] ,

de meemoeder,
wonende te [woonplaats] ,
en

[de geboortemoeder] ,

de geboortemoeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. D. Vurdelja te Den Haag,
en

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

in rechte vertegenwoordigd door mr. M.E. Gilsing, advocaat te Den Haag,
in de hoedanigheid van bijzonder curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift van de zijde van de geboortemoeder, namens de minderjarige;
- het verweerschrift van de bijzonder curator;
- de verklaring van instemming, gedateerd 28 april 2015 en ondertekend door de
meemoeder;
- de verklaring van instemming, gedateerd 28 april 2015 en ondertekend door de geboortemoeder;
- het F9-formulier d.d. 21 mei 2015, met bijlage, van de zijde van de geboortemoeder, namens de minderjarige;
- het F9-formulier d.d. 20 juni 2015, met bijlage, van de zijde van de geboortemoeder, namens de minderjarige.
Op 10 augustus 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de geboortemoeder en haar advocaat, de meemoeder en de bijzonder curator.
Na de terechtzitting heeft de rechtbank de brief d.d. 11 augustus 2015, met bijlagen, van de zijde van de geboortemoeder, namens de minderjarige ontvangen.

Feiten

- Uit de geboortemoeder is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] geboren de minderjarige
[de minderjarige] .
  • De minderjarige is op 22 oktober 2014 door de meemoeder erkend.
  • De geboortemoeder is van rechtswege alleen belast met het ouderlijk gezag.
  • Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 30 april 2015 is mr. Gilsing voornoemd benoemd tot bijzonder curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt er – thans nog – toe dat de rechtbank de erkenning van de minderjarige door de meemoeder vernietigt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De bijzonder curator heeft de rechtbank geadviseerd het verzoek van de geboortemoeder, namens minderjarige tot vernietiging van het door erkenning ontstane moederschap van de meemoeder toe te wijzen.
Ter terechtzitting heeft de bijzonder curator namens de minderjarige het verzoek gedaan tot vernietiging van de erkenning door de meemoeder.

Beoordeling

Voordat de geboortemoeder de meemoeder leerde kennen heeft de geboortemoeder in 2011 goedkeuring gekregen om het alleenstaande-wensmoedertraject in te gaan. Vervolgens leerde zij de meemoeder kennen. De meemoeder had al twee kinderen en had zelf geen kinderwens meer, maar omwille van de (kinderwens van de) geboortemoeder heeft de meemoeder de geboortemoeder in dit wensmoedertraject ondersteund en bijgestaan. De geboortemoeder is zwanger geworden van [de minderjarige] door kunstmatige bevruchting met sperma van een anonieme donor.
De meemoeder heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij de minderjarige heeft erkend vanuit een verantwoording die zij voelde ingeval er iets zou gebeuren met de geboortemoeder en zodat de minderjarige dan niet naar een pleeggezin zou moeten. Via internet had zij uitgezocht dat dit, nu zij niet samenwoonde met de geboortemoeder, via een erkenning zou kunnen worden geregeld en dat deze mogelijkheid, in tegenstelling tot een bezoek aan een notaris, gratis was. Van de verdere betekenis en gevolgen van de erkenning was zij naar eigen zeggen niet op de hoogte. Vervolgens is de relatie tussen de moeders beëindigd. Volgens de meemoeder kunnen de moeders sindsdien niet meer op een normale manier met elkaar omgaan, waarvan [de minderjarige] veel last zou kunnen hebben. Het verdwijnen uit het leven van [de minderjarige] op dit moment zal geen gemis voor [de minderjarige] zijn, gelet op haar nog zeer jonge leeftijd ( [de minderjarige] is thans circa elf maanden oud), aldus de meemoeder. Aangezien de meemoeder de komst van [de minderjarige] niet vanuit een eigen kinderwens heeft beleefd, spreekt de meemoeder van een niet gelijkwaardige moeder-kindrelatie. De meemoeder is naar eigen zeggen "niets van [de minderjarige] ".
De geboortemoeder heeft ter terechtzitting aangegeven dat de erkenning van [de minderjarige] door de meemoeder destijds een weloverwogen gezamenlijke beslissing is geweest met de intentie om twee ouders voor [de minderjarige] te hebben, te gaan samenwonen en zo één gezin te vormen met de kinderen van de meemoeder. Na beëindiging van de relatie heeft de geboortemoeder getracht om het contact tussen [de minderjarige] en de meemoeder in stand te houden, maar dat is niet gelukt. De geboortemoeder is van mening dat het niet in het belang van [de minderjarige] is een meemoeder te hebben die geen contact met haar wenst. Het gaat nu heel goed met [de minderjarige] en dat wil de geboortemoeder zo houden. Vandaar dat zij onderhavige procedure is gestart.
De rechtbank overweegt dat een verzoek tot vernietiging van de door de moeder gedane erkenning, op de grond dat de moeder niet de biologische moeder van het kind is, ingevolge artikel 1:205a BW bij de rechtbank kan worden ingediend door onder meer het kind zelf. Ook een zeer jong kind kan bij een dergelijk verzoek worden vertegenwoordigd door een bijzonder curator zo heeft de Hoge Raad geoordeeld in een uitspraak van 31 oktober 2003, ECLI:NL:HR:AJ3261. De bijzonder curator dient hierbij wel ook af te wegen of het belang van het kind niet vergt dat een beslissing over de erkenning pas wordt genomen wanneer het kind zelf zich daarover een weloverwogen oordeel kan vormen, aldus de Hoge Raad.
De bijzonder curator stelt zich op het standpunt dat in de onderhavige zaak zich omstandigheden voordoen waarin het belang van de minderjarige vergt dat reeds nu een beslissing over de vernietiging van de erkenning wordt genomen. De meemoeder heeft duidelijk en herhaaldelijk aangegeven niets meer met de geboortemoeder en daarmee evenmin met de minderjarige te maken te willen hebben en dit wordt feitelijk ook bevestigd door de sporadische omgang tussen de meemoeder en de minderjarige na de relatiebreuk van de moeders en de afwijzing van het voorstel van de bijzonder curator dat de moeders in mediation gaan. Het niet willen onderhouden van enig contact door de meemoeder zal voor de minderjarige ontegenzeggelijk als een persoonlijke afwijzing voelen en haar psychisch en emotioneel beschadigen. Het in stand houden van de erkenning voor de minderjarige geeft daarom een aanzienlijk risico dat de minderjarige wordt belemmerd in een evenwichtige, sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling, aldus de bijzonder curator.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de bijzonder curator moet worden toegewezen. Hierbij acht de rechtbank in dit geval, waarin het gaat om een zeer jong kind dat zijn mening hierover nog niet kan geven, niet alleen bepalend of voldaan is aan de wettelijke grond dat de meemoeder niet de biologische moeder is van het kind, maar eveneens of het belang van de minderjarige naar het oordeel van de rechtbank met zich brengt dat met de vernietiging van de erkenning moet worden gewacht totdat het kind zelf zich daarover een weloverwogen oordeel kan vormen. De rechtbank baseert deze opvatting op voornoemde uitspraak van de Hoge Raad waarin wordt overwogen dat voor de gegrondverklaring van de ontkenning een beslissing van de rechter is vereist, die eveneens het belang van het kind centraal dient te stellen. In deze zaak onderschrijft de rechtbank de belangenafweging van de bijzonder curator en is met haar van oordeel dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning door de meemoeder in het belang van de minderjarige reeds nu moet worden toegewezen.
Wat betreft het verzoek van de geboortemoeder namens de minderjarige overweegt de rechtbank dat artikel 1:212 BW bepaalt dat in afstammingszaken het minderjarige kind wordt vertegenwoordigd door een bijzonder curator daartoe benoemd door de rechtbank. De geboortemoeder kan in deze zaak dus niet als wettelijke vertegenwoordiger optreden en daarom zal de rechtbank de geboortemoeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning.
Nu de aard van de zaak zich verzet tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking, zal de rechtbank het hiertoe strekkend verzoek afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de geboortemoeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning,
vernietigt de erkenning door:
[de meemoeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
van:
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
geboren uit:
[de geboortemoeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ontslaat de bijzonder curator over de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] : mr. Gilsing van haar taak,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, W.G. de Boer en I.D. Bellaart, bijgestaan door mr. K.M. Heins als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 september 2015.