ECLI:NL:RBDHA:2015:1075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
09/797095-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van verduistering en oplichting bij Holland Casino door gebrek aan bewijs van nauwe samenwerking met croupier

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij als gast bij Holland Casino samen met een croupier vals had gespeeld. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van verduistering uit dienstbetrekking en medeplegen van oplichting. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. De rechtbank oordeelde echter dat de tekortkomingen in het onderzoek van Holland Casino niet aan het openbaar ministerie konden worden toegerekend, waardoor er geen sprake was van vormverzuim.

De rechtbank concludeerde dat voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten moest worden vastgesteld dat de verdachte nauw en bewust had samengewerkt met de croupier. In een eerdere zaak was de croupier vrijgesproken van dezelfde feiten, en de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de croupier. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte voor de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, Holland Casino, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/797095-13
Datum uitspraak: 4 februari 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats],
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 november 2014 en 21 januari 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk en van hetgeen door de (gemachtigde) raadsvrouw van verdachte, mr. A.L. Pöll, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 8 december 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk één of meerdere geldbedrag(en)
van in totaal (ongeveer) 18.375 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Holland Casino, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als croupier/casinomedewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 8 december 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Holland Casino heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere geldbedrag(en)
van in totaal (ongeveer) 18.375 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- bij het spel (Amerikaans) Roulette (telkens) al dan niet na het geven van de zogenoemde sweep (sein dat geen geld meer ingezet mag worden):
- geld en/of speelpenningen/fiches gegeven aan zijn medeverdachte [medeverdachte], en hierbij geen (verstaanbare) annonce heeft gegeven en/of
- de annonce niet (verstaanbaar) herhaald en/of is niet naar die annonce gevraagd door die [medeverdachte] en/of
- dit het geld (door [verdachte] verstrekt) omgewisseld voor speelpenningen/fiches en/of
- nadat de kogel in het (winnende) nummer was gevallen de speelpenningen/fiches (ingezet door [verdachte]) op het winnend(e) nummer en/of de winnende burenprint geplaatst en/of
- (vervolgens) de winst (aan [verdachte]) uitgekeerd,
waardoor de Holland Casino (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

3.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd door handelen en/of nalaten door de politie en/of het openbaar ministerie. Hierdoor voldoet de behandeling van de zaak niet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde. Voormelde vormverzuimen hebben er onder meer uit bestaan dat de politie en het openbaar ministerie Holland Casino het opsporingsonderzoek hebben laten verrichten zonder daarbij regie en/of controle te houden, waardoor een niet objectief dossier is ontstaan. De manier waarop de getuigen door Holland Casino zijn gehoord en waarop hun verklaringen op papier zijn gezet, laat veel te wensen over. Voorts is op geen enkel moment door de politie zelf onderzoek verricht ter herstel van deze verzuimen. De geselecteerde camerabeelden hebben uitsluitend betrekking op de vermeend frauduleuze spellen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging, omdat niet doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte is gehandeld. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het openbaar ministerie voor de aanhouding van de verdachten niet betrokken is geweest bij het onderzoek, omdat voor het openbaar ministerie op dat moment nog geen sprake was van een redelijke verdenking.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, kan de rechtbank ingevolge artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepalen dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging. Deze sanctie is evenwel slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of in het onderhavige geval (onherstelbare) vormverzuimen hebben plaatsgevonden in het voorbereidend onderzoek. Onder dergelijke verzuimen wordt verstaan het niet naleven van strafprocesrechtelijke geschreven en ongeschreven vormvoorschriften in het onderzoek voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting (HR 6 april 1999, NJ 1999, 565 en HR 30 maart 2004, NJ 2004, 376). In dit verband dient allereerst de vraag te worden beantwoord of het onderzoek dat is ingesteld door Holland Casino hieronder dient te worden begrepen.
De rechtbank stelt voorop dat geen rechtsregel zich ertegen verzet dat een bedrijf een intern onderzoek uitvoert naar vermeende fraude door een werknemer of een klant. Niet valt in te zien waarom de uitkomsten van een dergelijk onderzoek niet gebruikt zouden mogen worden bij het politieonderzoek of voor het bewijs. De rechtbank wijst in dit verband op een arrest van de Hoge Raad van 14 januari 2003 (NJ 2003, 288), waaruit volgt dat onrechtmatigheden in of door de vergaring van bewijsmateriaal door particulieren niet in de weg hoeven te staan aan het gebruik van dit materiaal voor het bewijs, indien opsporingsambtenaren aan dit handelen geen deel hadden.
Een dergelijk onderzoek op eigen initiatief valt naar het oordeel van de rechtbank buiten het bereik van artikel 359a Sv. Er rust op het openbaar ministerie geen verplichting om al het bewijs dat tot een veroordeling zou kunnen leiden door de politie of andere onder haar verantwoordelijkheid vallende instanties te laten vergaren. Ook hoeft een dergelijk intern onderzoek niet zonder meer door de politie te worden herhaald.
De rechtbank stelt vast dat verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij bij de aangifte op 30 oktober 2012 voor het eerst contact met Holland Casino heeft gehad over deze zaak. Daarna heeft [verbalisant] contact opgenomen met het openbaar ministerie, dat hem meedeelde dat op basis van de op dat moment beschikbare informatie niet tot aanhouding van de verdachten buiten heterdaad mocht worden overgegaan. Holland Casino is vervolgens zelfstandig (verder) onderzoek gaan verrichten, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in de aanhouding van verdachte en verdachte [medeverdachte]. Ter zitting heeft de officier van justitie verklaard dat het openbaar ministerie voorafgaand aan de aanhouding niet betrokken is geweest bij dit onderzoek, omdat - zo blijkt uit de omstandigheid dat niet tot aanhouding buiten heterdaad door [verbalisant] mocht worden overgegaan - er op dat moment onvoldoende verdenking was tegen de verdachten.
Gezien de verklaring van [verbalisant] is naar het oordeel van de rechtbank tot aan het moment van aanhouding van de verdachten geen sprake geweest van een opsporingsonderzoek door, of toe te rekenen aan, de politie (onder leiding van het openbaar ministerie), zodat tot dat moment geen vormvoorschriften in de zin van artikel 359a Sv kunnen zijn geschonden.
Dat de politie niet heeft overzien dat ook ander beeldmateriaal dan de belastende beelden relevant zou kunnen zijn, waardoor dit materiaal verloren is gegaan, zou een onherstelbare vormfout kunnen opleveren, maar in casu is dit niet het geval. Het gaat de raadsvrouw om beelden van verdachte en verdachte [medeverdachte], waarop zij (samen en apart) andere spelletjes Amerikaanse roulette spelen dan de door Holland Casino geselecteerde. De camerabeelden zijn echter (zoals hierna zal blijken) niet concludent. Het op de camerabeelden zichtbare spelgedrag betreft bij late annonces het in een laat stadium geld of fiches wisselen, waarna de croupier fiches op winnende posities plaatst nadat het winnende nummer al bekend is. Dit hoeft niet te betekenen dat er fraude wordt gepleegd; op basis van enkel beelden is echter ook niet vast te stellen dat in dergelijke gevallen geen fraude wordt gepleegd. Daarvoor is noodzakelijk is dat bekend is wat klant en croupier tegen elkaar zeggen.
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat, hoewel het onderzoek dat door Holland Casino is verricht veel te wensen over laat, de tekortkomingen in dit onderzoek niet aan het openbaar ministerie zijn toe te rekenen, zodat geen vormverzuim in de zin van de wet kan worden vastgesteld. Gelet daarop verwerpt de rechtbank het verweer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Nu overigens ook geen andere feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van verduistering uit dienstbetrekking en medeplegen van oplichting. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat observanten binnen Holland Casino hebben waargenomen dat er meermalen onregelmatigheden hebben plaatsgevonden tussen verdachte en verdachte [medeverdachte] bij het spelen van Amerikaanse roulette. De verklaringen van deze observanten vinden bevestiging in de beschikbare camerabeelden. Voorts is er een aantal incidenten waarvan enkel camerabeelden beschikbaar zijn, maar waar dezelfde modus operandi is toegepast. Gelet op de frequentie en het aantal incidenten is er geen andere redelijke verklaring denkbaar dan dat verdachte en verdachte [medeverdachte] opzet hebben gehad op de gedragingen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd die door de verdachte is voorarrest is doorgebracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van zowel het medeplegen van verduistering uit dienstbetrekking als het medeplegen van oplichting. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaringen van de door Holland Casino ingezette observanten onbetrouwbaar zijn en de camerabeelden onvoldoende bewijs vormen, zodat hieruit niet kan worden geconcludeerd dat verdachte [medeverdachte] opzettelijk de regels heeft overtreden ten gunste van verdachte.
4.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte wordt verweten dat hij als gast bij Holland Casino bij het spel ‘Amerikaanse roulette’ heeft samengewerkt met een croupier, verdachte [medeverdachte], van wie hij onrechtmatig betalingen heeft ontvangen. Op die manier zou verduistering uit dienstbetrekking en/of oplichting hebben plaatsgevonden. Op basis van camerabeelden en verklaringen van door Holland Casino ingezette ‘spelobservanten’ is door Holland Casino aangifte gedaan tegen verdachte en [medeverdachte], waarbij melding is gemaakt van 22 onrechtmatige betalingen bij Amerikaanse roulette. Deze onrechtmatige betalingen zouden zijn verricht doordat [medeverdachte], al dan niet met hulp van verdachte, de spelregels heeft overtreden door het plaatsen van zogeheten ‘luftannonces’.
Bij een luftannonce handelt de croupier alsof de bezoeker hem een opdracht heeft gegeven om op bepaalde nummers fiches te plaatsen (op de zogenoemde ‘burenprint’ naast het tableau), terwijl in werkelijkheid geen specifieke opdracht is gegeven. Wel zijn er door de bezoeker in een laat stadium, terwijl de kogel al gegeven is (dat wil zeggen als het balletje al ronddraait), fiches of geld gegeven aan de croupier. De croupier moet dus wisselen en dit geeft hem de gelegenheid de fiches pas te plaatsen nadat de kogel is gevallen (en dus het winnende nummer bekend is). Hij plaatst dan de fiches op winnende posities op de burenprint en betaalt de bezoeker op basis daarvan uit.
Beide verdachten ontkennen het plegen van enig strafbaar feit. [medeverdachte] en verdachte hebben verklaard dat steeds op tijd duidelijk was waarop verdachte wilde inzetten. Verdachte [medeverdachte] erkent wel dat hij één keer een fout in het voordeel van verdachte heeft gemaakt.
Om in deze zaak tot een bewezenverklaring te komen is het noodzakelijk dat kan worden vastgesteld dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte] om deze fraude te plegen. Bij [medeverdachte], de croupier, moet dan immers grotendeels het initiatief hebben gelegen voor de beschreven handelingen. Verdachte kan de ten laste gelegde fraude niet zonder diens opzettelijke medewerking hebben gepleegd.
Bij vonnis van 4 februari 2015 in de zaak van verdachte [medeverdachte] heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er luftannonces hebben plaatsgevonden tussen beide verdachten. Vast staat wel dat [medeverdachte] de spelregels één keer heeft overtreden door het te laat aannemen van een inzet, maar niet is gebleken dat hij hier opzet op had. [medeverdachte] is vrijgesproken van het medeplegen van verduistering uit dienstbetrekking en medeplegen van oplichting. Dit oordeel van de rechtbank in de zaak van verdachte [medeverdachte] brengt met zich dat een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten niet kan worden vastgesteld. Dat leidt ertoe dat ook verdachte moet worden vrijgesproken van medeplegen van verduistering uit dienstbetrekking en medeplegen van oplichting.

5.De vordering van de benadeelde partij

5.1
Inleiding
Holland Casino Scheveningen heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 158.281,64, bestaande uit materiële schade door ten onrechte uitgekeerde bedragen en onderzoekskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
5.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 44.969,14, vermeerderd met de wettelijke rente en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 44.969,14, subsidiair 259 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd Holland Casino Scheveningen.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen dan wel dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

6.Beslag

6.1
Inleiding
Op 8 december 2012 is op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering onder verdachte beslag gelegd op 21 fiches van Holland Casino, ter waarde van in totaal € 3.000, en een geldbedrag van in totaal € 1.350.
6.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op het op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering gelegde beslag, thans conservatoir beslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering rust. Het conservatoir beslag op de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 en 2 genummerde voorwerpen – moet worden gehandhaafd.
6.3
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat thans beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering op de beslagen goederen rust en dat de goederen aan verdachte dienen te worden teruggeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat blijkens het dossier beslag is gelegd ten behoeve van de waarheidsvinding en/of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering is omgezet naar een conservatoir beslag. De rechtbank zal er derhalve van uitgaan dat er thans nog altijd beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering ligt.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen.

7.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de als eerste en tweede cumulatief / alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
1. stk Fiche, Holland Casino, 20 x tw 100.00 en 1 x tw 1000.00
2 geld Nederlands, totaal 1350.00 euro.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mrs. R.G.C. Veneman en A.M. Boogers, rechters
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Ekkart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2015.