3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen voor de bewezenverklaring:
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 28 augustus 2015;
- het proces-verhaal van aangifte (blz. 82 t/m 84 zaaksdossier);
- het proces-verbaal gevaarzetting brand (blz. 85 en 86 zaaksdossier);
- het proces-verbaal van verhoor [getuige] (blz. 59 t/m 62 zaaksdossier);
- het proces-verbaal sporenonderzoek (blz. 1 t/m 6 FO-dossier);
- het rapport van het NFI omtrent onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek (blz. 70 t/m 72 FO-dossier);
- de verkorte rapportage van het NFI over vervolgonderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen (blz. 76 t/m 79 FO-dossier).
Feit 2
Op 21 april 2015 is de woning van de verdachte aan de [adres 1] in Den Haag doorzocht ter inbeslagneming. Tijdens de doorzoeking werden onder andere een gaspistool, drie werpmessen, diverse patronen en een gasbusje aangetroffen.[verbalisant] , werkzaam als materiedeskundige wapens, munitie en explosieven, heeft voornoemde goederen onderzocht en geconcludeerd dat het gaspistool en de werpmessen vallen onder artikel 2 lid 1 categorie III van de Wet wapens en munitie, de patronen munitie zijn in de zin van artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitieen dat het aangetroffen gasbusje een wapen is in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II is.
Hoewel de inhoud van het gasbusje niet door het NFI is onderzocht, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het gasbusje een wapen is in de zin van de Wet wapens en munitie, gelet op het volgende. [verbalisant] heeft geconstateerd dat er een vloeistof in het gasbusje zat en dat op het busje ‘Ortho-Chlorbenzylidenmalononitril’ vermeld staat. Ortho-Chlorbenzylidenmalononitril, ook wel CS-gas genoemd, is een toxische en irriterende organische chloorverbinding en wordt voornamelijk gebruikt als traangas. Het busje is samen met andere wapens aangetroffen. Bovendien heeft de verdediging de stelling, dat het busje wellicht een ‘geinig verpakte deodorant’ betreft, niet nader onderbouwd, terwijl van de juistheid van die stelling ook overigens niet is gebleken.
Feit 3
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen voor de bewezenverklaring:
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 28 augustus 2015;
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (blz. 42 t/m 44 zaaksdossier);
- de processen-verbaal van het Team Forensische Opsporing die relateren over de in de tenlastelegging genoemde wapens (blz. 210 t/m 217 zaaksdossier).