ECLI:NL:RBDHA:2015:10741
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing uitstel van vertrek voor 79-jarige vrouw op basis van onvoldoende gemotiveerde mantelzorgbehoefte
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een 79-jarige vrouw van Surinaamse nationaliteit en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vrouw had verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, maar haar aanvraag was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de vrouw geen uitstel van vertrek zou krijgen, ondanks haar afhankelijkheid van mantelzorg voor haar dagelijkse levensverrichtingen en medicatie-inname. De rechtbank stelde vast dat de noodzakelijke mantelzorg niet alleen door de dochter van de vrouw, die geen rechtmatig verblijf in Nederland had, kon worden verleend. De rechtbank vond dat verweerder niet had aangetoond dat de mantelzorg in het land van herkomst van de vrouw adequaat kon worden geboden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werden de proceskosten van de eiseres, vastgesteld op € 980,--, aan de staatssecretaris opgelegd.