In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, dat op 9 april 2015 het bezwaar ongegrond verklaarde. Eiseres had op 4 december 2014 een verzoek ingediend voor een persoonlijke betalingsregeling met betrekking tot terugvorderingsbeschikkingen van huurtoeslag voor de jaren 2012 tot en met 2014, met een totaalbedrag van € 11.236. Verweerder heeft dit verzoek op 14 februari 2015 afgewezen, maar verleende wel uitstel van betaling voor 24 maanden, mits eiseres € 372 per maand zou afbetalen.
Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank op 13 mei 2015, waarin zij stelt dat er geen sprake is van opzet of grove schuld en verzoekt om een reële betalingsregeling. Verweerder daarentegen stelt dat de terugvordering te wijten is aan opzet of grove schuld van eiseres, waardoor een betalingsregeling niet kan worden toegekend. De rechtbank heeft op 14 augustus 2015 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M. Colgecen-Senol.
De rechtbank oordeelt dat eiseres redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij te hoge voorschotten huurtoeslag ontving en dat zij haar verplichting om wijzigingen in haar inkomen door te geven niet is nagekomen. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van grove schuld aan de zijde van eiseres. Daarom komt eiseres niet in aanmerking voor een persoonlijke betalingsregeling op basis van haar betalingscapaciteit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.