ECLI:NL:RBDHA:2015:10614
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering visum op basis van onvoldoende terugkeergarantie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2015 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de weigering van haar visumaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht twijfelde aan de intentie van eiseres om Nederland tijdig te verlaten voor de geldigheidsduur van het visum. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat haar sociale en economische binding met Marokko haar terugkeer zou garanderen. De rechtbank wees erop dat eiseres sinds haar huwelijk formeel deel uitmaakt van het gezin van haar echtgenoot in Nederland en dat haar economische binding met Marokko niet voldoende was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de bewijslast bij eiseres lag en dat zij niet had voldaan aan de vereisten van de Visumcode.
De rechtbank behandelde ook de beroepsgrond van eiseres dat zij ten onrechte niet in bezwaar was gehoord. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen concluderen dat er geen sterke sociale en economische binding met Marokko was en dat de terugkeer van eiseres niet gewaarborgd was. De rechtbank volgde eiseres niet in haar stelling dat het toesturen van de vragenlijst visumaanvraag betekende dat er geen sprake kon zijn van een kennelijk ongegrond bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier.