ECLI:NL:RBDHA:2015:10169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
AWB 14/27338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen inreisverbod Belgische autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inreisverbod dat door de Belgische autoriteiten was opgelegd aan eiseres. De Belgische autoriteiten hadden op 3 november 2014 een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd, waartegen eiseres geen rechtsmiddelen had aangewend. Dit inreisverbod hield in dat eiseres geen toegang tot en verblijf op het grondgebied van de Europese Unie was toegestaan. Op 8 november 2014 heeft verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, een nieuw inreisverbod uitgevaardigd, eveneens voor de duur van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe rechtsgevolgen waren ingetreden door het tweede inreisverbod, aangezien het eerste inreisverbod al in rechte was komen vast te staan en eiseres hiertegen geen actie had ondernomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het inreisverbod van 8 november 2014 geen nieuw besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de rechtsgevolgen van het eerdere inreisverbod nog steeds van toepassing waren. Hierdoor was er geen grond voor eiseres om beroep in te stellen tegen het tweede inreisverbod. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat eiseres niet in haar verzoek werd ontvangen. De uitspraak werd gedaan door mr. J. van der Kluit, in aanwezigheid van griffier mr. I. Boland, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/27338
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 23 juli 2015 in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Surinaamse nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: mr. E. Schoneveld, advocaat te Haarlem),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 november 2014 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaren tegen eiseres uitgevaardigd (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, gericht tegen het inreisverbod.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2015. Eiseres en haar gemachtigde zijn - met voorafgaand bericht - niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst. Daarbij is verweerder in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken. Verweerder heeft per brief van 24 juni 2015 nadere informatie verstrekt. Eiseres heeft hierop per brief van 30 juni 2015 gereageerd. De rechtbank heeft op 17 juli 2015 het onderzoek, met toestemming van partijen zonder het houden van een nadere zitting, gesloten.

Overwegingen

Verweerder heeft in het bestreden besluit met toepassing van artikel 62 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) tegen eiseres een terugkeerbesluit uitgevaardigd en daarbij bepaald dat eiseres binnen een termijn van 28 dagen de Europese Unie dient te verlaten. Daarnaast heeft verweerder jegens eiseres een inreisverbod uitgevaardigd als bedoeld in artikel 66a, tweede lid, Vw, voor de duur van twee jaren.
Eiseres heeft een afschrift van een besluit van de Belgische Staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 3 november 2014 overgelegd, waaruit blijkt dat voorafgaand aan het thans bestreden besluit van verweerder, de Belgische autoriteiten bij afzonderlijke besluiten van 3 november 2014 reeds een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar tegen haar hebben uitgevaardigd.
3. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat uit het Schengen Informatie Systeem (SIS) niet blijkt dat de Belgische autoriteiten een inreisverbod tegen eiseres hebben uitgevaardigd.
Na schorsing van het onderzoek ter zitting heeft verweerder bij brief van 24 juni 2015 toegelicht dat uit navraag bij de Belgische autoriteiten hem is gebleken dat het Belgische inreisverbod in rechte is komen vast te staan, maar dat het door werkdruk en achterstand bij de Belgische autoriteiten nog niet in de daarvoor bestemde systemen is ingevoerd. Dit zal echter zo spoedig mogelijk alsnog geschieden.
4. Uit het voorgaande volgt dat vast staat dat de Belgische autoriteiten eerder, op 3 november 2014, een inreisverbod tegen eiseres hebben uitgevaardigd voor de duur van twee jaar, inhoudende een verbod tot toegang tot en verblijf op het grondgebied van de Europese Unie. Eiseres heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend, zodat het in rechte is komen vast te staan. Evenmin heeft eiseres om opheffing van dit inreisverbod verzocht.
Met het door verweerder uitgevaardigde inreisverbod van 8 november 2014, van eveneens twee jaar, zijn daarom geen nieuwe rechtsgevolgen ingetreden die niet reeds voor eiseres golden op grond van het inreisverbod van 3 november 2014. Er is daarom geen sprake van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen eiseres op grond van artikel 8:1 Awb beroep kan instellen.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van der Kluit, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Boland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2015.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.