In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2015 uitspraak gedaan over de tekortkomingen van schuldenaren in het kader van hun schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren, die in 2012 onder de schuldsaneringsregeling zijn geplaatst, zich niet hebben gehouden aan hun informatieverplichtingen. Dit betreft onder andere het niet tijdig informeren van de bewindvoerder over belangrijke financiële wijzigingen, zoals een verlaging van de hypotheekrente en het ontstaan van nieuwe schulden. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de schuldenaren drie maanden voor het einde van de regeling zijn gescheiden, wat heeft geleid tot een aanzienlijke verlaging van hun afdrachtplicht. Dit heeft de boedel benadeeld met een bedrag van € 2.515,20.
De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of de echtscheiding aan de schuldenaren kan worden toegerekend, en heeft geconcludeerd dat dit het geval is. De beslissing om te scheiden was weloverwogen en heeft niet in het belang van de schuldeisers plaatsgevonden. De rechtbank heeft benadrukt dat de schuldenaren zich bewust moeten zijn van de gevolgen van hun keuzes binnen de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft besloten om de schuldenaren een laatste kans te geven om de tekortkomingen te herstellen. Dit houdt in dat zij binnen drie maanden de benadeling van de boedel moeten compenseren door specifieke bedragen op de boedelrekening te storten. De bewindvoerder zal na deze periode verslag uitbrengen van de bevindingen. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot 27 november 2015, om te beoordelen of de schuldenaren aan hun verplichtingen hebben voldaan.