ECLI:NL:RBDHA:2014:9948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar
De rechtbank Den Haag heeft op 12 augustus 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 15 april 2014 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd in een kliniek, heeft tijdens de terechtzitting op 29 juli 2014 verklaard dat hij op die dag terpentine in aanraking heeft gebracht met vuur, waardoor zijn woning en inboedel zijn uitgebrand. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard en dat hij ontoerekeningsvatbaar is, met als gevolg ontslag van alle rechtsvervolging en plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een schizo-affectieve stoornis en middelenafhankelijkheid, wat zijn gedragingen op het moment van het delict heeft beïnvloed. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank heeft de conclusies van de gedragsdeskundigen overgenomen en geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast zijn plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, om recidive te voorkomen en de verdachte te begeleiden in zijn behandeling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37, 39 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, die ten tijde van het bewezenverklaarde van toepassing waren.