ECLI:NL:RBDHA:2014:9700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
09/827128-13; 09/837066-14; 09/817843-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zeven jaar cel en TBS met dwangverpleging voor poging doodslag en geweldsdelicten

Op 6 augustus 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot doodslag. De verdachte heeft op 26 november 2013 in 's-Gravenhage het slachtoffer, [slachtoffer 1], meermalen gestoken met een mes, wat leidde tot levensbedreigend letsel. Na de steekpartij heeft de verdachte het slachtoffer beroofd van zijn scooter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde en de kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte voor de samenleving vormt. Daarnaast is de verdachte vrijgesproken van belaging van [slachtoffer 2], omdat de gedragingen niet als stelselmatig konden worden gekwalificeerd. Ook is de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag op een medegedetineerde, [slachtoffer 3], door deze meermalen in het gezicht te trappen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding toegewezen, omdat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van de schadevergoeding aan de Staat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/827128-13; 09/837066-14; 09/817843-13 (tul)
Datum uitspraak: 6 augustus 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1990 te[plaats],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Vught te Vught.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 maart 2014, 7 mei 2014 en
23 juli 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.J. Berton en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. H. Oldenhof, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/827128-13,
feit 1:
hij op of omstreeks 26 november 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven met dat opzet een mes, althans een scherp en puntig voorwerp diep in de arm en/of het been, althans in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal (met geweld) van een scooter (merk Kymco, type agility 50, kenteken [kenteken]) en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 november 2013 te 's-Gravenhage, op de openbare weg, kruising Calandkade/waldorpstraat met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een scooter (merk Kymco, Type Agility 50, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het steken van een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, in de arm en/of het been, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1];
parketnummer 09/827128-13,
feit 2:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2013 tot en met 4 december 2013 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], in elk geval van een ander, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- meermalen die [slachtoffer 2] opgezocht op en/of opgewacht op/bij haar (werk)adres en/of
- meermalen zich opgehouden in de (directe) omgeving van die [slachtoffer 2] en/of
- meermalen die [slachtoffer 2] aangesproken en/of
- die [slachtoffer 2] gevraagd een handtekening te zetten (op een lichaamsdeel waarop letsel zichtbaar was) en/of
- die [slachtoffer 2] de weg versperd en/of de weg geblokkeerd en/of tegengehouden, althans die [slachtoffer 2] gehinderd haar weg te vervolgen en/of
- zich opgedrongen bij/aan die [slachtoffer 2] en/of
- een grote hoeveelheid datagegevens, althans informatie op internet en/of elders over die [slachtoffer 2] en/of familieleden van die [slachtoffer 2] en/of bekenden van die [slachtoffer 2] opgezocht en/of verzameld en/of opgeslagen.
parketnummer 09/837066-14 (hierna: feit 3):
hij op of omstreeks 19 juni 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer 3] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht, althans het hoofd te schoppen en/of te trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen en omdat deze door de verdediging niet zijn betwist als vaststaand worden aangemerkt en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
3.1.1
Feit 1
Op 26 november 2013 stond aangever [slachtoffer 1] met zijn scooter, een Kymco, type agility 50, gekentekend [kenteken], te wachten voor een rood verkeerslicht op de kruising van de Calandstraat met de Waldorpstraat te Den Haag. Aangever werd op dat moment plotseling van achteren benaderd door een man, die aangever direct eenmaal in zijn rechteronderarm en tweemaal in zijn rechterbeen stak, waardoor aangever letsel heeft opgelopen. De man duwde aangever vervolgens van zijn scooter en is op de scooter weggereden. Dit alles heeft zich in een tijdbestek van minder dan 1 minuut afgespeeld. [2]
De scooter is op 21 februari 2014 aangetroffen in het bezit van onder meer [A]. [3] Deze heeft verklaard dat hij de scooter rond 4 december 2013 heeft gevonden in het water aan de Poelweg in Uithoorn. [4]
Uit het onderzoek van B.F.L. Oude Grotebevelsborg en C.M. Woudenberg-van den Broek, beiden forensisch arts KNMG bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat bij aangever sprake was van een steekwond door de rechteronderarm met beschadiging van (onder meer) een slagader. Dit kan (onder meer) indien niet direct medische behandeling zou zijn ingezet, leiden tot ernstig en eventueel levensbedreigend bloedverlies. Daarnaast waren er twee huiddefecten aan het rechterbovenbeen, met beschadiging van een dieper gelegen slagader en een kleinere bloedvatvertakking in het been, gecompliceerd door een door een bloeding opgetreden ‘compartimentsyndroom.’ Indien niet direct medische behandeling zou zijn ingezet, had ook dit bloedverlies levensbedreigend kunnen worden. Het ‘compartimentsyndroom had, indien dit niet direct medisch zou zijn behandeld, kunnen leiden tot ernstige, al dan niet levensbedreigende spierweefselschade [5]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte degene is geweest die aangever zo heeft verwond en op de scooter is weggereden en zich daarmee – kort gezegd –schuldig heeft gemaakt aan poging gekwalificeerde doodslag (feit 1 primair) dan wel een diefstal met geweld (feit 1 subsidiair).
3.1.2
Feit 2
In de periode van 1 november 2013 tot en met 4 december 2013 heeft verdachte meermalen aangeefster [slachtoffer 2] bezocht bij het [X] theater te Amsterdam. [6] Mede naar aanleiding hiervan heeft zij op 10 februari 2014 jegens verdachte aangifte gedaan.
Hier dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte daarmee aangeefster heeft belaagd.
3.1.3
Feit 3
Verdachte was op 19 juni 2013 gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden te
Den Haag, op dezelfde afdeling als aangever [slachtoffer 3]. Op voornoemde datum klopte verdachte bij aangevers cel aan met de vraag of hij van hem een videospel mocht lenen. Verdachte heeft aangever vervolgens met gebalde vuist in het gezicht gelagen en in het gezicht getrapt. Aangever heeft daardoor bloeduitstortingen en een wond in het gezicht opgelopen. [7]
Met betrekking tot deze verdenking ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of verdachte – kort gezegd – heeft geprobeerd aangever om het leven te brengen (feit 3 impliciet primair) dan wel dat hij getracht heeft verdachte zwaar te mishandelen (feit 3 impliciet subsidiair).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw in het bijzonder naar voren gebracht dat de herkenningen van verdachte door de verbalisanten op (foto’s van) de camerabeelden onvoldoende zijn onderbouwd om voor het bewijs gebruikt te kunnen worden. Voorts heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 2 naar voren gebracht dat de contacten die verdachte met aangeefster heeft gelegd, niet te kwalificeren zijn als belaging. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat slaan of trappen tegen het hoofd niet te kwalificeren is als een poging doodslag.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Feit 1
Is verdachte de dader?
Met betrekking tot de dader is door getuige [getuige 1] verklaard dat zij omstreeks 15:15 uur bij de kruising Waldorpstraat /Calandstraat aangever op de grond zag liggen en dat een man op een scooter van aangever wegreed. [8]
Op camerabeelden van een camera bij de Megastores is te zien dat een man omstreeks 14:29 uur via de Waldorpstraat, aan de kant van het Leeghwaterplein, de Megastores binnen loopt en dat hij het pand omstreeks 15:00 uur via diezelfde plek verlaat. De man loopt naar de plaats delict. Deze man draagt een rode trainingsbroek en een jas. Verbalisanten hebben deze man herkend als verdachte. Ze hebben hem herkend aan zijn postuur en manier van lopen. [9]
Op de camerabeelden van het ROC Mondriaan is vervolgens te zien dat een man omstreeks 14:15 uur op het Leeghwaterplein richting de Waldorpstraat loopt. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat dit de persoon is die zij om 15:15 uur op een scooter had zien wegrijden. [10] Verbalisant [verbalisant 1], die verdachte in het verleden meermalen heeft gehoord, heeft de man op deze beelden herkend als de verdachte, in het bijzonder vanwege zijn opvallende frons, haarlijn en postuur. [11]
Voorts is op de camerabeelden van het ROC Mondriaan te zien dat een man op een scooter wegrijdt naar het Leeghwaterplein. [12] Door verbalisant [verbalisant 2] wordt deze scooter herkend als de scooter van aangever, in het bijzonder omdat beide scooters een soortgelijke kleur en vorm hebben en zich op de voorkap een gele sticker bevindt. [13] Ook aangever heeft de scooter als de zijne herkend. [14]
Op camerabeelden van McDonalds in Sassenheim waarbij een man later op de dag op een scooter komt aanrijden, herkent aangever de scooter eveneens als de zijne. [15]
De moeder van verdachte heeft de man op alle hiervoor genoemde beelden herkend als haar zoon, in het bijzonder aan zijn manier van lopen, zijn houding en zijn gezicht. Zij heeft voorts verklaard dat zij het trainingspak dat deze man op de beelden draagt, voor haar zoon had gekocht. [16]
De rechtbank hecht waarde aan deze herkenningen omdat de daaruit voortvloeiende conclusie dat verdachte inderdaad de man op de beelden is, steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Zo blijkt uit de gegevens van zijn OV-chipkaart dat verdachte die dag om 13:04 uur is uitgestapt bij halte Lorentzplein, op een kilometer afstand van de plaats delict. [17] Voorts heeft verdachtes telefoonnummer tussen 14:16 uur en 14:37 uur driemaal contact gemaakt met een in de directe nabijheid van de plaats delict gelegen basisstation. [18]
Daarnaast blijkt uit verdachtes bankgegevens dat hij om 19:48 een pinbetaling heeft gedaan bij McDonalds in Sassenheim [19]
Ten slotte blijkt uit de gegevens van zijn OV chipkaart dat verdachte die avond om 23:54 uur is ingestapt bij de bushalte aan de Poelweg te Uithoorn. Dat is in de directe nabijheid van de sloot waarin twee mannen aangevers scooter hebben gevonden. [20]
Daarnaast is in de woning van verdachte een winterjas, een rood Adidas-trainingsjack en zwarte Puma-schoenen met witte streep aangetroffen. [21] De jas en de schoenen komen overeen met de kleding die de man op de camerabeelden van het ROC draagt en het trainingsjack past bij de trainingsbroek die deze man draagt [22]
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de man die te zien is op alle hierboven beschreven camerabeelden de verdachte moet zijn en dat verdachte de man is geweest die aangever heeft gestoken en die vervolgens met diens scooter is weggereden.
Poging gekwalificeerde doodslag?
De rechtbank dient thans de vraag te beantwoorden of verdachtes handelen kan worden aangemerkt als een poging gekwalificeerde doodslag. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Bij aangever was sprake van steekverwondingen door de onderarm, terwijl in het been een dieper gelegen slagader werd geraakt. Dit betekent dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een mes dat ófwel heel scherp was ófwel door hem met kracht is gehanteerd. Zoals blijkt uit het NFI rapport – maar ook algemeen bekend is – bevinden zich in de armen en benen slagaders die voor bloedtoevoer van de ledematen zorgen. Beschadiging van dergelijke slagaders kan leiden tot levensbedreigend bloedverlies. Door zijn handelen heeft verdachte zich op zijn minst willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever zou komen te overlijden en heeft hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard. Dat aangever uiteindelijk niet is overleden, is uitsluitend te danken aan snel medisch ingrijpen.
Uit de aard van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte (in het bijzonder het van achteren benaderen van aangever, direct steken met een mes en direct pakken van, en wegrijden met, aangevers scooter) kan worden opgemaakt dat verdachte aangever met een mes heeft gestoken om de weerstand van aangever op voorhand te pareren, en op die manier de diefstal van de scooter voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op
26 november 2013 heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit, namelijk een poging tot gekwalificeerde doodslag.
3.4.2
Feit 2
Is sprake van belaging?
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar in de periode vanaf eind oktober dan wel begin november 2013 tot en met 12 november 2013, steeds nadat zij klaar was met werken, viermaal heeft bezocht bij het [X] theater te Amsterdam. De vierde keer is verdachte op verzoek van aangeefster tegengehouden door een agent die uit voorzorg aanwezig was bij het [X] theater. Hierna heeft zij verdachte niet meer gezien. [23]
Om aan te kunnen nemen dat verdachtes gedragingen belaging opleveren moet sprake zijn van een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Relevante factoren voor deze beoordeling zijn de duur, de aard de frequentie en de intensiteit van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden alsmede de invloed daarvan op aangeefsters persoonlijk leven en haar persoonlijke vrijheid.
Indien de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte in dit licht worden bezien, moet worden geoordeeld dat deze, met name gelet op de duur en de frequentie, niet als ‘stelselmatig’ kunnen worden gekwalificeerd. Duidelijk is dat de confrontaties met verdachte aangeefster de nodige gevoelens van angst hebben bezorgd, maar aan de andere kant is het bij een beperkt aantal confrontaties gebleven en heeft verdachte zich niet meer laten zien nadat hij bij de laatste confrontatie door de politie was tegengehouden.
De omstandigheid dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode mogelijk vaker in de omgeving van het [X] theater dan wel in de buurt van aangeefsters woning zou hebben begeven of op het internet naar aan haar gerelateerde informatie heeft gezocht, kunnen het voorgaande niet anders maken. Ook die gedragingen kunnen (noch op zichzelf, nog in onderlinge samenhang bezien) niet als ‘stelselmatig’ worden aangemerkt, nog daargelaten dat deze gedragingen voor aangeefster niet kenbaar waren, totdat zij daarmee door de politie werd geconfronteerd.
Gelet hierop acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van aangeefster [slachtoffer 2] en zal zij verdachte hiervan vrijspreken.
3.4.3
Feit 3
Poging doodslag of poging zware mishandeling?
Volgens aangever heeft verdachte hem eenmaal met gebalde vuist in het gezicht geslagen waardoor hij op de grond terecht kwam en vervolgens meermalen met kracht op zijn gezicht geschopt. [24] Verdachte heeft verklaard dat hij aangever inderdaad in zijn gezicht heeft geslagen, maar dat hij hem slechts éénmaal met kracht in het gezicht heeft getrapt. [25]
Aangevers verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 2] die zegt te hebben gezien dat verdachte, toen aangever op de grond lag, meer dan vijf keer met zijn rechtervoet op dan wel richting aangevers hoofd trapte. [26] Daarnaast duidt ook het letsel van aangever erop dat verdachte niet eenmaal, maar meermalen zou hebben getrapt. De foto’s in het dossier tonen immers twee afzonderlijke schoenafdrukken op aangevers gezicht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte aangever meermalen gericht in het gezicht, althans tegen het hoofd moet hebben getrapt terwijl aangever op de grond lag.
Volgens [getuige 2] was sprake van krachtig geweld want hij verklaart dat hij het idee had dat verdachte aangever op wilde ruimen. [27]
Ook in deze situatie heeft te gelden dat het algemeen bekend is dat het meermalen met kracht en met geschoeide voet trappen in het gezicht dan wel het hoofd van een persoon die op de grond ligt, een aanmerkelijke kans oplevert dat die persoon komt te overlijden. Ook deze kans heeft verdachte, gezien zijn handelen, welbewust aanvaard. Hierbij komt dat uit het dossier kan worden opgemaakt dat verdachte een geoefend vechtsporter is, zodat mag worden aangenomen dat hij zich daarvan ook bewust was.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 19 juni 2013 te Den Haag schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde feit, namelijk poging tot doodslag.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
(ten aanzien van feit 1primair:)
hij op 26 november 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven met dat opzet een mes diep in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd door enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een scooter (merk Kymco, type agility 50, kenteken [kenteken]) en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
(ten aanzien van feit 3 impliciet primair:)
op 19 juni 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer 3] van het leven te beroven, opzettelijk meermalen in het gezicht, althans tegen het hoofd
van deze [slachtoffer 3] heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluit. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en dat hem een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
6.3.1
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 26 november 2013 klaarlichte dag het slachtoffer [slachtoffer 1] meermalen gestoken en hem vervolgens beroofd van zijn scooter. Daarbij heeft het slachtoffer levensbedreigend letsel opgelopen en het is niet aan verdachte te danken dat hij het nog kan navertellen.
Het valt niet te begrijpen dat verdachte zo gewelddadig is opgetreden alleen maar omdat hij de scooter wilde hebben. Het spreekt voor zich dat de onverhoedse en gewelddadige confrontatie met verdachte op het slachtoffer een enorme impact heeft gehad. Niet alleen is hij meerdere malen geopereerd maar ook is sprake van een blijvende bewegingsbeperking van zijn rechterduim en blijvende littekens. Voorts heeft het slachtoffer studievertraging opgelopen en is hij zes maanden arbeidsongeschikt geweest. Ook thans voelt hij zich onveilig op straat en hij zit vol vragen naar verdachte. Met name de vraag waarom dit is gebeurd. Een vraag waar geen antwoord op is gekomen omdat verdachte is blijven ontkennen.
Het spreekt ook voor zich dat dit soort (openlijk) geweld gevoelens van onrust en onveiligheid oproept bij eenieder die daarmee geconfronteerd werd.
Verdachte heeft voorts op 19 juni 2013 geprobeerd een medegedetineerde om het leven te brengen door hem gericht en met kracht meermalen met geschoeide voet in het gezicht te trappen. Ook hier is sprake geweest van zeer gewelddadig optreden.
6.3.2
Justitiële documentatie
Uit het strafblad van verdachte d.d. 5 december 2013 kan worden opgemaakt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Zo is verdachte in 2013 veroordeeld voor een diefstal, een poging zware mishandeling en een mishandeling. Uit het uittreksel kan voorts worden afgeleid dat verdachte ten tijde van het onder 1 bewezenverklaarde feit nog geen drie maanden op vrije voeten was.
6.3.3
Rapportages
Verdachte is opgenomen in het Pieter Baan Centrum (PBC). De rapporteurs van het PBC hebben in hun rapportage d.d. 8 juli 2014, geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Doordat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek hebben de rapporteurs niet goed kunnen vaststellen wat de onderliggende oorzaak is geweest van de psychotische stoornis. Gezien het verloop van het ziektebeeld achten de rapporteurs het echter het meest waarschijnlijk dat sprake is van de ziekte schizofrenie.
Met betrekking tot de gekwalificeerde doodslag heeft verdachte geen informatie willen geven over zijn drijfveren om tot dit feit te komen. Uit het feit dat verdachte zijn gezicht had bedekt, er een vermogensaspect bij betrokken was en hij achteraf, vanuit detentie heeft getracht een alibi te verkrijgen, kan worden opgemaakt, aldus de deskundigen, dat betrokkene (deels) in staat is geweest om zijn gedrag te plannen en dat hij hierover sturing had. Anderzijds kan het toegepaste geweld jegens het slachtoffer volgens de rapporteurs gezien worden als buitenproportioneel. Uit alle beschikbare informatie en ook uit de observaties tijdens dit onderzoek, komt naar voren dat verdachte, in het bijzonder in het afgelopen anderhalf jaar en in samenhang met zijn psychotische ontregeling, in veel verschillende situaties zeer gemakkelijk tot geweldsincidenten is gekomen, vaak zonder dat hier een duidelijke aanleiding voor was of hier een aanloopperiode aan vooraf is gegaan. De rapporteurs adviseren om verdachte op zijn minst als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Een eventuele verdere doorwerking kon door het gebrek aan zicht op verdachtes innerlijke overwegingen niet onderbouwd worden.
Voorts hebben de rapporteurs het recidiverisico als hoog ingeschat, nu het gevaar dreigt van psychotische decompensatie waarbij verdachte ogenschijnlijk redelijk functioneert, maar waarbij onderliggende psychotische denkprocessen er gemakkelijk voor kunnen zorgen dat hij met hevige agressie reageert. Om het recidivegevaar te verminderen zal verdachte langdurig moeten worden behandeld in combinatie met anti-psychotische medicatie en psycho-educatie. Aangezien verdachte geen ziektebesef heeft en behandeling weigert, schatten de rapporteurs in dat hij niet zal meewerken aan een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden. Dit tezamen met de hoge kans op recidive maakt dat de rapporteurs adviseren om aan verdachte een maatregel van TBS met bevel tot verpleging op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voormelde dubbelrapportage op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en worden de conclusies van het psychiatrisch en psychologisch gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank gaat er verder van uit dat, nu volgens de rapporteurs van het PBC vanaf 2013 sprake is van een psychotisch toestandsbeeld, dat voornoemde stoornis eveneens aanwezig was ten tijde van het plegen van de poging doodslag op 19 juni 2013. De rechtbank zal verdachte ook ten aanzien van dat feit als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
6.3.4
De straf en/of maatregel
Alles afwegende en met name kijkend naar de ernst van het gebruikte geweld acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten en de inhoud van de PBC-rapportage is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte thans onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en dat behandeling van zijn stoornis evident noodzakelijk en vereist is om herhaling van deze ernstige geweldsdelicten te voorkomen. Nu verdachte gedurende zijn detentie heeft geweigerd mee te werken met de reclassering en aan het onderzoek in het PBC heeft de rechtbank geen enkele garantie dat verdachte kan worden behandeld binnen een kader met een voorwaardelijk karakter. Daarom zal de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten bovendien gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met oplegging van dwangverpleging,
De rechtbank overweegt hierbij uitdrukkelijk dat, nu het gaat om misdrijven die gericht zijn tegen of een gevaar vormen voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, een totale duur van de maatregel van meer dan vier jaren niet op voorhand uitgesloten is.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Het slachtoffer[slachtoffer 1] heeft ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van
€ 6.976,73 (waarvan € 2.700,- bestaande uit immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit, omdat het vaststellen van de schade een te grote belasting van het strafproces zou opleveren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is verder vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Dit betekent dat de rechtbank de vordering zal toewijzen tot een bedrag van € 6.976,73. Eveneens zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 26 november 2013 is ontstaan.
Het vorenstaande betekent dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte eveneens jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.976,73, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd J.S. [slachtoffer 1].

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft bij vordering van 4 maart 2014 de tenuitvoerlegging gevraagd van een bij vonnis van de meervoudige kamer in strafzaken van rechtbank Den Haag
d.d. 7 oktober 2013, gewezen onder parketnummer 09/817843-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan de onderhavige strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14g, 24c, 36f, 37a, 37b, 38e, 45, 57, 287, 288 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 3 impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag, gevolgd door een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 3 impliciet primair:
poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van de feiten 1 primair en 3 impliciet primair:
gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld enbeveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag van € 6.976,73, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in verband met zijn vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 6.976,73, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 69 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de meervoudige kamer in strafzaken van rechtbank Den Haag d.d. 7 oktober 2013, gewezen onder parketnummer 09/817843-13, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs. S.M. de Bruijn en E.A. Lensink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. Huliselan, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2014.
Mr. S.M. de Bruijn is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1522-2013139246, van de politie Haaglanden, met bijlagen (niet-doorgenummerd) oftewel ZD1, en de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1531-2013231138 van de politie Haaglanden (doorgenummerd blz. 1 t/m 278) met bijlagen, oftewel ZD2.
2.ZD2: Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 november 2013, blz. 20 t/m 23; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 26 november 2013, blz. 28 t/m 29; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3]d.d. 26 november 2013, blz. 30 t/m31; geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring, blz. 95; proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2013, blz. 43 t/m 49.
3.ZD2: proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 februari 2014, Bijlage A
4.ZD2: proces-verbaal van bevindingen, blz. 230; proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 233-234.
5.ZD2: NFI Forensisch geneeskundig onderzoek naar aanleiding van een geweldsincident op 26 november 2013 te Den Haag d.d. 20 mei 2014.
6.ZD2: Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 10 februari 2014, blz. 246 t/m 248; proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 juli 2014.
7.ZD1: Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 16 juli 2013; Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 juli 2014; Brief van [b] en [c] van de PI Haaglanden betreffende de medische gegevens van aangever [slachtoffer 3] d.d. 1 juli 2013; geschriften, zijnde afbeeldingen van aangevers aangezichtsletsel.
8.ZD2: Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 26 november 2013, blz. 28 t/m 29; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 januari 2014, blz. 188 t/m 189.
9.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2013, blz. 165.
10.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2013, blz. 60 t/m 63; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 januari 2014, blz. 188 t/m 189.
11.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2013, blz. 149.
12.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2013, blz. 43 t/m 49.
13.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2013, blz. 86 t/m 88.
14.ZD2: Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 18 januari 2014, blz. 173 t/m 175.
15.ZD2: proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 18 januari 2014, blz. 173.
16.ZD2: Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 23 februari 2014, blz. 237 t/m 241.
17.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2014, blz. 160 t/m 161.
18.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2013, blz. 73 t/m 76.
19.ZD2: methodiekendossier, blz. 247 en 249.
20.ZD2: Proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 februari 2014, bijlage A; proces-verbaal van verhoor verdachte [A] d.d. 22 februari 2014, blz. 233 t/m 236; kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 februari 2014; proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2013.
21.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning d.d. 5 december 2013, blz. 70 t/m 71.
22.ZD2: Proces-verbaal van bevindingen verdachtes kleding d.d. 5 december 2013, blz. 89 t/m 92.
23.ZD2: Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 10 februari 2014, blz. 246 t/m 248.
24.ZD1: Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 16 juli 2013.
25.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 juli 2014.
26.ZD1: Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 2] d.d. 19 september 2013.
27.ZD1: Proces-verbaal van verhoor getuige[getuige 2] d.d. 19 september 2013.