ECLI:NL:RBDHA:2014:9581
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijk verklaring beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2014 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Jong, had een asielaanvraag ingediend die op 16 juli 2014 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds februari 2010 in Nederland verblijft, wat betekent dat zij langer dan zes maanden in Nederland was voordat zij haar asielaanvraag indiende. Dit is van belang omdat op basis van artikel 3.6a, lid 3, van het Vreemdelingenbesluit 2000, de staatssecretaris niet bevoegd is om ambtshalve te beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op basis van gezinsleven.
Tijdens de zitting op 31 juli 2014 is het onderzoek gesloten en heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen asielmotieven had en dat haar beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit betekent dat eiseres niet in aanmerking komt voor de door haar gewenste verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die zou zijn gebaseerd op haar verblijf bij haar partner en kinderen in Nederland.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. M.Ch. Grazell. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.