ECLI:NL:RBDHA:2014:9581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2014
Publicatiedatum
4 augustus 2014
Zaaknummer
14/16867
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijk verklaring beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2014 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Jong, had een asielaanvraag ingediend die op 16 juli 2014 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds februari 2010 in Nederland verblijft, wat betekent dat zij langer dan zes maanden in Nederland was voordat zij haar asielaanvraag indiende. Dit is van belang omdat op basis van artikel 3.6a, lid 3, van het Vreemdelingenbesluit 2000, de staatssecretaris niet bevoegd is om ambtshalve te beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op basis van gezinsleven.

Tijdens de zitting op 31 juli 2014 is het onderzoek gesloten en heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen asielmotieven had en dat haar beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit betekent dat eiseres niet in aanmerking komt voor de door haar gewenste verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die zou zijn gebaseerd op haar verblijf bij haar partner en kinderen in Nederland.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. M.Ch. Grazell. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 14/16867 (voorlopige voorziening) en 14/16866 (beroep)
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 juli 2014 in de zaak tussen
[naam], eiseres,
gemachtigde: mr. J. de Jong,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
mr. F. Ticheler.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2014 (hierna: het bestreden besluit), genomen in de zogeheten algemene asielprocedure (AA-procedure), is de asielaanvraag van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2014. Partijen hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
De voorzieningenrechter doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. Aangezien nader onderzoek naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zal onmiddellijk op het beroep worden beslist. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.
Niet in geschil is dat eiseres geen asielmotieven heeft en feitelijk verblijf wenst bij haar partner en kinderen in Nederland. Eiseres verblijft sinds februari 2010 in Nederland. Zij was dus voorafgaande aan haar asielaanvraag langer dan zes maanden in Nederland. Op grond van artikel 3.6a, derde lid, gelezen in samenhang met het eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000, is verweerder daarom niet bevoegd om in het kader van de asielaanvraag van eiseres ambtshalve te beoordelen of zij in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van het gezinsleven. Eiseres kan door het instellen van beroep tegen de afwijzing van haar asielaanvraag niet bereiken wat zij wenst, namelijk een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verblijf bij man en kinderen.
3.
Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.
4.
Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
5.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, op 31 juli 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.