ECLI:NL:RBDHA:2014:9445
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Allewijn
- Rechtspraak.nl
Ontslag op eigen verzoek van een militair en de toekenning van een stimuleringspremie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een militair, en de minister van Defensie. Eiser had op 24 december 2013 ontslag op eigen verzoek aangevraagd, met ingang van 31 januari 2014, maar zonder toekenning van een stimuleringspremie. De minister verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, waarop eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 29 juli 2014 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waarbij eiser aanvoerde dat hij recht had op een stimuleringspremie omdat hij als herplaatsingskandidaat had moeten worden aangemerkt. Eiser stelde dat hij niet tijdig een functie was toegewezen, wat volgens de regels van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) noodzakelijk was om als herplaatsingskandidaat te worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser terecht als herplaatsingskandidaat moest worden beschouwd vanaf 9 december 2013, omdat hij vóór het verstrijken van de 'zwevende periode' geen functie was toegewezen. De rechtbank vernietigde het besluit van de minister om geen stimuleringspremie toe te kennen en verklaarde het beroep van eiser gegrond. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest hij het griffierecht vergoeden. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de minister bij functietoewijzing en de rechten van militairen in dergelijke situaties.