ECLI:NL:RBDHA:2014:9409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
30 juli 2014
Zaaknummer
AWB-14-3120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstand wegens onzorgvuldig onderzoek en ontoelaatbare bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). Eiseres had op 28 januari 2013 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Gouda op 18 maart 2013 werd afgewezen. Het college had twijfels over de juistheid van de opgegeven woonsituatie van eiseres, wat leidde tot een huisbezoek op 14 maart 2013. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 28 februari 2014. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 24 juni 2014 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van het college onzorgvuldig was, omdat het huisbezoek en de daaruit voortvloeiende bewijsvoering niet aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden. De verklaringen van jonge kinderen, die buiten de aanwezigheid van hun ouders waren gehoord, werden als ontoelaatbaar beschouwd, waardoor deze geen waarde konden hebben in de beoordeling van de zaak.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na verzending van het proces-verbaal van de uitspraak bijstand aan eiseres moet toekennen met terugwerkende kracht tot 27 november 2012. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het betaalde griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.948,--. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/3120
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(mr. R.G.A.M. van den Heuvel)
en

het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder

(gemachtigde: C.M.P. de Wit).

Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 28 januari 2013 om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen.
Bij besluit van 28 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2014.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en vervolgens onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van het proces-verbaal van de uitspraak met ingang van 27 november 2012 bijstand toekent aan eiseres.
- bepaalt dat de uitspraak in plaats treedt van het vernietigde besluit van
28 februari 2014;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,-- aan eiseres te vergoeden.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.948,--.

Overwegingen

1.
Gelet op een aantal relevante feiten en omstandigheden (het gebruiken van het adres [adres A] voor correspondentie, de bewoningssituatie op het adres [adres B] en het feit dat eiseres niet beschikte over een sleutel van de centrale deur) had verweerder voldoende reden om over te gaan tot een huisbezoek.
2.
Correct zou zijn geweest eiseres uit te nodigen voor een gesprek en dan haar medewerking voor een huisbezoek te vragen. Dit neemt niet weg dat het huisbezoek, dat plaatsvond op 14 maart 2013, rechtmatig is geweest.
3.
De uitkomsten van het huisbezoek van 14 maart 2013, zoals gerapporteerd, laten de mogelijkheid open dat eiseres wel degelijk feitelijk op het [adres B] verbleef. Het onderzoek, zoals gerapporteerd, is onvoldoende grondig geweest om dat uit te kunnen sluiten. Evenmin is onderzoek gedaan of eiseres feitelijk aan het [adres A] zou verblijven.
4.
Het huisbezoek van 8 juli 2013 heeft plaatsgevonden ruim buiten de in het geding in aanmerking te nemen periode, zijnde 27 november 2012 (meldingsdatum) tot en met 18 maart 2013. De verklaringen van jonge kinderen, die zijn gehoord buiten de tegenwoordigheid van ouders zijn volstrekt ontoelaatbaar, zodat daaraan geen enkele waarde moet worden toegekend. De verklaringen van de buurtbewoners zijn onderling tegenstrijdig, zodat ook daaraan geen conclusies verbonden kunnen worden.
5.
Het onderzoek van verweerder is gelet op het voorgaande onzorgvuldig geweest. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
6.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid voor verweerder om het onderzoek ten aanzien van de in geding zijnde periode alsnog op zorgvuldige wijze uit te voeren. Het bezwaar is gegrond en het primaire besluit moet worden herroepen. Verweerder dient binnen twee weken na verzending van het proces-verbaal een nieuw besluit op de aanvraag te nemen, waarbij met ingang van 27 november 2012 aan eiseres bijstand wordt toegekend.
7.
Verweerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (indienen bezwaarschrift, bijwonen hoorzitting, indienen beroepschrift, verschijnen ter zitting) 4 punten worden toegekend.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter, in aanwezigheid van mr. L.B.J. Leunissen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2014.
chter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.