ECLI:NL:RBDHA:2014:9327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2014
Publicatiedatum
29 juli 2014
Zaaknummer
C-09-468039 FA RK 14-4632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en crossborder mediation tussen ouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige in het kader van internationale kinderontvoering. De vader, wonende in Maryland, Verenigde Staten, had op 5 januari 2014 de Amerikaanse Centrale Autoriteit ingeschakeld. De moeder had op 20 juni 2013 met de minderjarige Nederland verlaten. Tijdens een regiezitting op 3 juli 2014, waarbij beide ouders aanwezig waren, werd besloten om crossborder mediation te faciliteren. Op 6 juli 2014 bereikten de ouders overeenstemming over de gewone verblijfplaats van de minderjarige en de contactregeling, welke werd vastgelegd in een overeenkomst. De vader trok zijn verzoek tot teruggeleiding in, op voorwaarde dat de vaststellingsovereenkomst in de beschikking werd opgenomen. De rechtbank oordeelde dat, nu de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, de Nederlandse rechter bevoegd was om het verzoek te behandelen. De rechtbank besloot de vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking en verklaarde deze uitvoerbaar bij voorraad. De kosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, en uitgesproken op 25 juli 2014.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 14-4632
Zaaknummer: C/09/468039
Datum beschikking: 25 juli 2014

Internationale kinderontvoering/internationale zorg- en contactregeling

Beschikking op het op 17 juni 2014 ingekomen verzoek van:

[de vader],

de vader,
wonende te Maryland, Verenigde Staten van Amerika (hierna: USA),
advocaat: mr. H.P. Scheer te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder],

de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. D.C.M. Martens te Tilburg.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift.
Op 3 juli 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Het betrof hier een regiezitting met het oog op crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. A.C. Olland. De behandeling ter terechtzitting is aangehouden.
Na genoemde regiezitting hebben de vader en de moeder getracht door middel van crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering, tot een minnelijke regeling te komen. Op 7 juli 2014 heeft het Mediation Bureau van het Centrum Internationale Kinderontvoering de rechtbank bericht dat de crossborder mediation tussen partijen is geslaagd.
De rechtbank heeft vervolgens van partijen gezamenlijk een brief d.d. 15 juli 2014 (ingekomen ter griffie op 18 juli 2014) ontvangen, waarbij als bijlage de tussen partijen getroffen vaststellingsovereenkomst (‘settlement-agreement’) is overgelegd.

Feiten

- Partijen zijn op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk] met elkaar gehuwd.
- Uit dit huwelijk is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [de minderjarige], op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- Op 20 juni 2013 heeft de moeder met de minderjarige de woning van partijen te Maryland, USA, verlaten en is met de minderjarige naar Nederland vertrokken.
- De vader is Amerikaans staatsburger, de moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en de minderjarige is Amerikaans staatsburger en heeft tevens de Nederlandse nationaliteit.
- De vader heeft zich op 5 januari 2014 gewend tot de Amerikaanse Centrale Autoriteit.
- De vader en de moeder hebben op 6 juli 2014 een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin zij zijn overeengekomen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige zo lang hij de basisschool bezoekt bij de moeder in Nederland zal zijn. Daarna zal de minderjarige de gewone verblijfplaats hebben bij de vader in USA, zulks totdat hij 18 jaar oud is. Partijen zijn voorts een contact- en consultatieregeling overeengekomen.
Verzoek en verweer
De vader heeft de rechtbank bij brief d.d. 15 juli 2014, onder (voorwaardelijke) intrekking van het teruggeleidingsverzoek, verzocht de tussen de vader en de moeder tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking. De brief van 15 juli 2014 is ten blijke van de overeenstemming over de inhoud daarvan mede ondertekend door
mr. D.C.M. Martens, advocaat van de moeder. De rechtbank begrijpt deze ondertekening als een instemming van de moeder met het verzoek van de vader.

Beoordeling

Nu de vader en de moeder op 6 juli 2014 zijn overeengekomen dat de minderjarige vanaf dat moment (gedurende de basisschoolperiode) zijn gewone verblijfplaats in Nederland zal hebben, is ingevolge artikel 10 aanhef en onder a Brussel IIbis aan de bevoegdheid van de Amerikaanse rechter ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande de minderjarige een einde gekomen.
Het thans voorliggende verzoek tot opname van de vaststellingsovereenkomst in de beschikking dateert van 18 juli 2014, zodat de minderjarige ten tijde van het verzoek de hoofdverblijfplaats in Nederland had. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd om naar Nederlands recht van dat verzoek kennis te nemen.
De vader en de moeder hebben eensluidend verzocht de door hen ondertekende vaststellingsovereenkomst in de beschikking op te nemen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet. De rechtbank merkt hierbij -wellicht ten overvloede- op dat anders dan in de brief van 15 juli 2014 is vermeld, partijen zijn overeengekomen dat de minderjarige gedurende zijn basisschoolperiode bij de moeder in Nederland zijn gewone verblijfplaats zal hebben.
De vader heeft zijn verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige ingetrokken onder de voorwaarde dat de tussen partijen gesloten overeenkomst in een beschikking zal worden opgenomen. Aan deze voorwaarde wordt met deze beschikking voldaan, zodat dit verzoek van de vader als ingetrokken wordt beschouwd.
Nu partijen tot overeenstemming zijn gekomen ziet de rechtbank aanleiding om de door de vader verzochte kostenveroordeling af te wijzen en de kosten, zoals in familierechterlijke procedures te doen gebruikelijk, te compenseren.

Beslissing

De rechtbank:
neemt op de door de vader en de moeder getroffen onderlinge regeling ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande [de minderjarige], op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zoals neergelegd in de (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst en verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, tevens kinderrechter, bijgestaan door
V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 juli 2014.