Uitspraak
Rechtbank Den HAAG
Internationale kinderontvoering/internationale zorg- en contactregeling
Beschikking op het op 17 juni 2014 ingekomen verzoek van:
[de vader],
[de moeder],
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige in het kader van internationale kinderontvoering. De vader, wonende in Maryland, Verenigde Staten, had op 5 januari 2014 de Amerikaanse Centrale Autoriteit ingeschakeld. De moeder had op 20 juni 2013 met de minderjarige Nederland verlaten. Tijdens een regiezitting op 3 juli 2014, waarbij beide ouders aanwezig waren, werd besloten om crossborder mediation te faciliteren. Op 6 juli 2014 bereikten de ouders overeenstemming over de gewone verblijfplaats van de minderjarige en de contactregeling, welke werd vastgelegd in een overeenkomst. De vader trok zijn verzoek tot teruggeleiding in, op voorwaarde dat de vaststellingsovereenkomst in de beschikking werd opgenomen. De rechtbank oordeelde dat, nu de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, de Nederlandse rechter bevoegd was om het verzoek te behandelen. De rechtbank besloot de vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking en verklaarde deze uitvoerbaar bij voorraad. De kosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, en uitgesproken op 25 juli 2014.