ECLI:NL:RBDHA:2014:9295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2014
Publicatiedatum
28 juli 2014
Zaaknummer
C-09-468852 - JE RK 14-1567
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring van schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing, ingediend door de moeder van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.P.J. van der Eerden, verzocht om de schriftelijke aanwijzing van Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die op 20 juni 2014 was gegeven, te vervallen. Deze aanwijzing hield in dat de omgang van de minderjarige tijdens de vakantie zou worden aangepast, met drie gemiste bezoeken die gecompenseerd zouden worden. De minderjarige verblijft feitelijk in een pleeggezin en de moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van Bureau Jeugdzorg, en heeft de zaak met gesloten deuren behandeld.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er veel spanning is tussen de moeder en Bureau Jeugdzorg, maar oordeelt dat Bureau Jeugdzorg op goede gronden heeft besloten om de minderjarige mee op vakantie te laten gaan. De kinderrechter overweegt dat de bezwaren van de moeder tegen de vakantie niet zodanig zijn dat deze niet kan doorgaan. De kinderrechter wijst erop dat de minderjarige in een vertrouwde omgeving blijft en dat er geen aanwijzingen zijn voor een verhoogde kans op letsel. Bovendien heeft Bureau Jeugdzorg al het mogelijke gedaan om de vervallen bezoeken te compenseren.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder ongegrond verklaard en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de bezoekmomenten rond de vakantie van de minderjarige zullen plaatsvinden op specifieke data. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-1567
Zaaknummer: C/09/468852
Datum beschikking: 14 juli 2014

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

Beschikking op het op 30 juni 2014 ingekomen verzoekschrift van:

[mevrouw A],

de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. H.P.J. van der Eerden te Den Haag,
met betrekking tot de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te[geboorteplaats]
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
(verder: Bureau Jeugdzorg),
en

[de heer B]

de vader
wonende te [vreemdelingen].

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met als bijlage een kopie van de schriftelijke aanwijzing;
- het verweerschrift met bijlagen d.d. 11 juli 2014 van de zijde van Bureau Jeugdzorg.
Op 14 juli 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat mr. H.P.J. van der Eerden;
- de vader
- mevrouw[mevrouw C] namens Bureau Jeugdzorg.

Feiten

- De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 3 maart 2014 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 7 maart 2014 tot 7 maart 2015, met behoud van Bureau Jeugdzorg Haaglanden als de stichting die de ondertoezichtstelling uitvoert.
- Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij voormelde beschikking aan Bureau Jeugdzorg machtiging verleend voornoemde minderjarige dag en nacht uit huis te plaatsen van 7 maart 2014 tot 7 maart 2015.
- De minderjarige verblijft feitelijk in een pleeggezin
- Bureau Jeugdzorg heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven op 20 juni 2014, ertoe strekkende dat de omgang gedurende de vakantie van de minderjarige wordt aangepast, daartoe zullen drie bezoeken niet plaatsvinden en worden gecompenseerd. Tevens dient het paspoort van de minderjarige te worden afgegeven.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt ertoe de na te melden schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren.
Bureau Jeugdzorg heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

BeoordelingTer terechtzitting wordt het verzoek toegelicht door de advocaat van de moeder. Gesteld wordt dat het niet goed gaat in de contacten tussen de moeder en Bureau Jeugdzorg. De psycholoog van de moeder stelt dat het op vakantie gaan van de minderjarige slecht is voor zijn hechting. Daarnaast is de moeder bang dat de minderjarige een verhoogd kans op letsel zal hebben tijdens de vakantie, nu er al vaak letsel is geconstateerd in het pleeggezin. Bij rechterlijke beschikking is bepaald dat de moeder recht heeft op omgang van een keer per week. De minderjarige is daarnaast in behandeling en dat zal door de vakantie stil komen te liggen. Omdat er al een identiteitskaart is verzoekt de advocaat met betrekking tot dat deel om Bureau Jeugdzorg niet-ontvankelijk te verklaren of de verstrekking van het paspoort af te wijzen.

De vader heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Daarbij heeft de vader aangegeven dat hij op één lijn zit met de moeder.
Bureau Jeugdzorg heeft ter terechtzitting gesteld dat er door de gemeente inmiddels al een identiteitskaart voor de minderjarige is verstrekt, omdat zij nog geen paspoort van de moeder hebben ontvangen. De ouders zullen tijdens de vakantie goed geïnformeerd worden over de minderjarige. De omgang die de moeder moet missen wordt gecompenseerd voor, tussen en na de twee vakantie waar de minderjarige bij zal meegaan.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing ongegrond moet worden verklaard. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat er veel spanning is tussen de moeder en Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg heeft naar het oordeel van de kinderrechter op goede gronden besloten om de minderjarige met het pleeggezin mee te laten gaan op vakantie. Bureau Jeugdzorg heeft daarom ook goede gronden om de moeder te gelasten mee te werken aan een gewijzigde omgangsregeling tijdens de vakantieperiode. De bezwaren tegen de vakantie zijn niet zodanig van aard dat de vakantie daardoor geen doorgang zou moeten vinden. Een crisisplaatsing tijdens de weken dat het pleeggezin op vakantie gaat acht de kinderrechter niet in het belang van de minderjarige. Hij komt dan op een onbekende plek bij onbekende mensen. Hij kan nu mee in een vertrouwde omgeving. Er is geen aanwijzing voor een verhoogde kans op letsel, ouders zullen goed geïnformeerd worden tijdens de vakantie en er gaat een extra volwassene mee op vakantie ter versterking van het pleeggezin. Een vakantie zal de hechting niet dusdanig verstoren dat er gevaar ontstaat voor de ontwikkeling van de minderjarige. Daarbij acht de kinderrechter van belang dat Bureau Jeugdzorg al het mogelijke heeft gedaan om te zorgen dat de vervallen bezoeken worden gecompenseerd. De bezoeken zullen dan ook conform het gevraagde van Bureau Jeugdzorg in haar verweerschrift worden vastgesteld.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verklaart het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing ongegrond;
bepaalt dat de bezoekmomenten rond de vakantie van de minderjarige zullen plaatsvinden op respectievelijk
18 juli 2014, 30 juli 2014 en 22 augustus 2014 voor twee uur per dag;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2014 in tegenwoordigheid van D.A.H.J. van Leeuwen als griffier.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.
.