In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2009 en 2010. De verzoekschriften zijn ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die betrokken is bij de zorg voor de minderjarigen. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst vanwege een onveilige en ongestructureerde thuissituatie. De ouders, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader heeft niet meegewerkt aan het onderzoek naar een mogelijke thuisplaatsing, wat heeft geleid tot zorgen over de stabiliteit van de thuissituatie.
De kinderrechter heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing beoordeeld. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft positieve veranderingen laten zien, maar er is nog een NIFP-onderzoek gaande dat bepalend zal zijn voor de toekomst van de kinderen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 18 juli 2015 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden, in afwachting van het advies van het NIFP.
De kinderrechter heeft de verzoeken toegewezen, maar houdt de behandeling van de overige verzoeken aan tot een nader te bepalen zitting. Dit biedt de mogelijkheid om de situatie van de minderjarigen opnieuw te evalueren op basis van de uitkomsten van het NIFP-onderzoek. De beslissing is genomen met het oog op het belang van de kinderen, waarbij de stabiliteit en continuïteit van hun verblijfplaats voorop staan.