ECLI:NL:RBDHA:2014:9274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2014
Publicatiedatum
28 juli 2014
Zaaknummer
C-09-468175 - JE RK 14-1479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2009 en 2010. De verzoekschriften zijn ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die betrokken is bij de zorg voor de minderjarigen. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst vanwege een onveilige en ongestructureerde thuissituatie. De ouders, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De vader heeft niet meegewerkt aan het onderzoek naar een mogelijke thuisplaatsing, wat heeft geleid tot zorgen over de stabiliteit van de thuissituatie.

De kinderrechter heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing beoordeeld. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft positieve veranderingen laten zien, maar er is nog een NIFP-onderzoek gaande dat bepalend zal zijn voor de toekomst van de kinderen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 18 juli 2015 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden, in afwachting van het advies van het NIFP.

De kinderrechter heeft de verzoeken toegewezen, maar houdt de behandeling van de overige verzoeken aan tot een nader te bepalen zitting. Dit biedt de mogelijkheid om de situatie van de minderjarigen opnieuw te evalueren op basis van de uitkomsten van het NIFP-onderzoek. De beslissing is genomen met het oog op het belang van de kinderen, waarbij de stabiliteit en continuïteit van hun verblijfplaats voorop staan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-1479
Zaaknummer: C/09/468175
Datum beschikking: 14 juli 2014

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op de op 19 juni 2014 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Delft/Westland/Oostland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarigen:
1.
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1];
2.
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats 2];
kinderen uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[Dhr. A]
de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en
[mevrouw B]
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarigen verblijven op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- de verzoekschriften, met bijlagen;
- de indicatiebesluiten van Bureau Jeugdzorg d.d. 17 juni 2014 met de daarbij behorende aanvragen;
- de ter terechtzitting overlegde pleitnota van mr. R.F.P. Scheele, advocaat van de moeder.
Op 14 juli 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- de heer [dhr. C] namens Bureau Jeugdzorg;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.F.P. Scheele;
- de advocaat van de vader mr. M.J. Zennipman.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 18 juli 2013 de minderjarigen onder toezicht gesteld van 18 juli 2013 tot 18 juli 2014.
Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 26 augustus 2013 aan Bureau Jeugdzorg machtiging verleend voornoemde minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 27 augustus 2013 tot 18 juli 2014.

Verzoeken en verweer

De verzoeken strekken tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarigen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gronden van de verzoeken zijn, blijkens de overgelegde stukken, gelegen in het volgende. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst vanwege een onveilige, onstabiele en ongestructureerde thuissituatie. De kinderen zijn in pleeggezinnen geplaatst en er werd een thuisplaatsingstraject bij de vader gestart. Er werd gestart met een forensisch onderzoek om te bezien of thuisplaatsing bij een van de ouders mogelijk is. De vader wilde geen medewerking verlenen aan het onderzoek en het thuisplaatsingstraject bij de vader is daarom afgebroken. Er zijn nog veel onduidelijkheden over het gedrag van de minderjarigen. Er zijn nog zorgen met betrekking tot de ouders en de beschuldigingen die door hen over en weer naar elkaar worden geuit. Er is bij de ouders onvoldoende basis voor thuisplaatsing.
De moeder en de vader hebben verweer gevoerd ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
Bureau Jeugdzorg heeft de verzoeken ter terechtzitting aangevuld en gesteld dat het NIFP onderzoek met betrekking tot de moeder en de minderjarigen op dit moment gaande is. De uitkomsten van dit onderzoek zullen leidend zijn voor een eventueel thuisplaatsingstraject naar de moeder. De machtiging uithuisplaatsing voor de duur van een jaar is nodig, zodat er bij een negatief advies van het NIFP verder gekeken kan worden. De minderjarigen verblijven nu in een pleeggezin dat niet perspectief-biedend is. De samenwerking met de moeder verloopt goed. De prognose is dat het onderzoek in augustus zal worden afgerond.
De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling.
De advocaat van de moeder heeft ter terechtzitting namens haar gesteld dat de moeder zich zorgen maakt over een nieuwe verplaatsing van de kinderen tijdens de vakantieperiode. De moeder wil graag de kinderen weer thuis hebben en heeft hiertoe alle middelen. Zorgen voor wat betreft de moeder of de thuissituatie zijn er niet meer. De kinderen kunnen nu beter naar de moeder dan naar onbekenden tijdens de vakantieperiode. De moeder geeft ook aan dat er binnenkort een nieuwe gezinsvoogd zal komen bij Bureau Jeugdzorg. Primair wordt verzocht de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor een korte tijd uit te spreken en de verzoeken voor het overige aan te houden.
De advocaat van de vader heeft ter terechtzitting namens hem gesteld dat er geen reden is dat de kinderen niet teruggeplaatst kunnen worden bij hem. De vader ziet dat het niet goed gaat met zijn kinderen en is van mening dat Bureau Jeugdzorg onvoldoende doet. Daarom heeft hij niet meer met Bureau Jeugdzorg samengewerkt. Er wordt verzocht de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen, maar dan met het oog op een plaatsing bij de vader.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de moeder een goede positieve verandering heeft later zien. Er is wel nog een traject gaande met een NIFP onderzoek. Van belang is dat dat advies wordt afgewacht voordat ingrijpende beslissingen worden genomen. Het is in het belang van de kinderen dat zij zekerheid krijgen omtrent hun verblijfplaats. Het valt te betreuren dat zij nu tijdelijk weer worden overgeplaatst, maar terugplaatsen bij de moeder in afwachting van het advies acht de kinderrechter niet in hun belang. De verzoeken zullen daarom worden toegewezen voor vier maanden en worden aangehouden voor het overige in afwachting van het advies van het NIFP en de reactie daarop van Bureau Jeugdzorg. Indien de terugplaatsing bij de moeder mogelijk is binnen vier maanden dan hoeven de verzoeken door Bureau Jeugdzorg niet gehandhaafd te worden. De kinderrechter verzoekt Bureau Jeugdzorg daarom om voorafgaand aan de nader te bepalen zitting gemotiveerd aan te geven of een langere uithuisplaatsing noodzakelijk is en zo ja, waarom.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen van 18 juli 2014 tot 18 juli 2015 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg,
en
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden verleende machtiging de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 18 juli 2014 tot 18 november 2014, zulks ter effectuering van de aangehechte indicatiebesluiten d.d. 17 juni 2014;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan tot een nader te bepalen terechtzitting.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2014 in tegenwoordigheid van D.A.H.J. van Leeuwen als griffier.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.