Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De feiten
"CJIB zaken"worden zes zogenaamde 'Mulderzaken' bedoeld ter zake waarvan [eiser] een (totaal)bedrag van € 847,50 is verschuldigd en ten aanzien waarvan op 24 mei 2011 een dwangmiddel was toegepast.
2.Het geschil
3.De beoordeling van het geschil
mag, maar ook
moetworden ten uitvoer gelegd en wel zo spoedig mogelijk. Een en ander geldt ook voor de executie van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat uitstel van betaling kan worden verleend, dan wel betaling in termijnen kan worden toegestaan. In opdracht van het Openbaar Ministerie ('OM') is het CJIB belast met de executie van een dergelijke maatregel. De wijze waarop het CJIB dat doet, is vastgelegd in de "Aanwijzing executie" (tot 1 maart 2013:
Stcrt.2010, 20473, gerectificeerd in
Stcrt.2011, 20473; vanaf 1 maart 2013:
Stcrt.2013, 5107).
de tenuitvoerleggingvan de vervangende hechtenis - in zijn situatie - onrechtmatig is, maar in zijn stellingen lijkt ook besloten te liggen dat
het opleggenvan een schadevergoedingsmaatregel, bij niet-betaling te vervangen door hechtenis, onrechtmatig is in die gevallen waarin de veroordeelde niet in staat is om de schade aan het slachtoffer te vergoeden. Deze discussie moet hier buiten beschouwing blijven. Ingevolge vaste jurisprudentie kan het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden reden zijn voor de strafrechter om af te zien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel, terwijl de situatie zich daarvoor in beginsel wel leent. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vaststaat dat oplegging van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst ten uitvoer leggen van de vervangende hechtenis (zie o.a. HR 19-6-2007, LJN:AZ8788). Hiervan uitgaande lag het op de weg van [eiser] om destijds in de strafzaken daarop een beroep te doen. In dit kort geding moet er in ieder geval van worden uitgegaan dat de strafrechters destijds rekening hebben kunnen houden met het (eventuele) onvermogen van [eiser]. Desondanks hebben zij de schadevergoedingsmaatregelen, inclusief vervangende hechtenis, opgelegd. Zoals hiervoor overwogen, is het OM verplicht om tot executie van die maatregelen over te gaan. Gelet hierop en nu gesteld noch gebleken is dat het EHRM zich heeft uitgesproken in de hiervoor onder 3.4 vermelde zin, bestaat er voor de voorzieningenrechter geen ruimte die veroordeling te toetsen.
de tenuitvoerleggingvan een schadevergoedingsmaatregel. Het vaste beleid dienaangaande is neergelegd in de eerder aangehaalde Aanwijzing executie. Mede gelet op de jurisprudentie dienaangaande moet ervan worden uitgegaan dat dat beleid - bij juiste toepassing - de toets der kritiek kan doorstaan. Dit brengt mee dat voor rechterlijk ingrijpen slechts plaats is ingeval van een (dreigende) evidente schending van fundamentele mensenrechten. Hiervan kan sprake zijn indien - in gelijke gevallen - de tenuitvoerlegging van een schadevergoedingsmaatregel niet op identieke wijze wordt toegepast. De eisen die worden gesteld aan veroordeelden die een betalingsregeling willen treffen moeten dus voor iedereen gelijk zijn.