ECLI:NL:RBDHA:2014:9023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
C-09-468564 - JE RK 14-1528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2014 uitspraak gedaan over de vervangende toestemming tot wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2002. De Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden had verzocht om deze toestemming, omdat er zorgen waren geuit over de ontwikkeling van de minderjarige, die te maken had met hoog ongeoorloofd schoolverzuim en een onveilige thuissituatie bij de grootmoeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de grootmoeder, ondanks haar zorg voor de minderjarige, niet in staat was om een veilige en gestructureerde opvoedingsomgeving te bieden. Dit werd onderbouwd door de delinquente en gewelddadige problematiek van de vader van de minderjarige, die de minderjarige belastte met verhalen over zijn criminele activiteiten. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om op een neutrale en stabiele plek tot rust te komen, en dat er onderzocht moest worden wat de minderjarige nodig had voor een positieve ontwikkeling. De rechtbank verleende daarom de vervangende toestemming tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige, die zou gelden tot 17 februari 2015, in afwachting van verdere ontwikkelingen in de jeugdzorg.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 14-1528
Zaaknummer: C/09/468564
Datum beschikking: 11 juli 2014
Vervangende toestemming tot wijziging verblijf op grond van artikel 1:336a van het Burgerlijk Wetboek

Beschikking op het op 27 juni 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Zoetermeer,

(verder: Bureau Jeugdzorg).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[A],
de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
en

[B],

de grootmoeder moederszijde (verder: de grootmoeder),
wonende te [woonplaats].

Procedure

Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 26 juni 2014 (welke beschikking is verbeterd bij beschikking van 27 juni 2014) is aan Bureau Jeugdzorg voorlopige toestemming verleend, welke toestemming die van de grootmoeder vervangt – tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige, in die zin dat de minderjarige wordt geplaatst in [X], van 27 juni 2014 tot 12 juli 2014, en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de terechtzitting van de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikkingen d.d. 26 juni 2014 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
  • het faxbericht d.d. 8 juli 2014, ingekomen ter griffie op 10 juli 2014, van mr. J. Lintjer;
  • het faxbericht d.d. 9 juli 2014, ingekomen ter griffie op 10 juli 2014, van mr. C.M.H. van Vliet.
Op 11 juli 2014 is de zaak – gelijktijdig met de behandeling van de verzoeken in de zaak met zaak- en rekestnummer C/09/468540 / JE RK 14-1526, met betrekking tot de halfzus van de minderjarige – opnieuw ter terechtzitting door de meervoudige kamer van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [Y], namens Bureau Jeugdzorg,
  • twee medewerkers van het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming van Bureau Jeugdzorg (verder: het LET),
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Lintjer,
  • de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.M.H. van Vliet,
  • de heer [C], (verder: de vader), bijgestaan door zijn advocaat mr. M. van Eck (als belanghebbende in bovengenoemde zaak, die gelijktijdig is behandeld).

Feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
  • Uit [A], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats], is geboren de minderjarige
  • Bij beschikking van deze rechtbank, sector Kanton te Delft d.d. 1 mei 2003 is Bureau Jeugdzorg benoemd tot voogdes over de minderjarige.
  • De minderjarige woont sinds 2008 in [een netwerkpleeggezin].
  • De minderjarige verblijft thans, op grond van voornoemde beschikking d.d. 26 juni 2014, in [X].

Verzoek en verweer

Het verzoek, op grond van artikel 1:336a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), strekt tot het verlenen van vervangende toestemming tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige. De grond voor het verzoek van Bureau Jeugdzorg is, gelet op de overgelegde stukken, gelegen in de omstandigheid dat de minderjarige opgroeit in een onveilig en gewelddadig milieu. De grootmoeder is onvoldoende in staat gebleken praktische zaken te regelen, de minderjarige te beschermen en een hygiënische, veilige en gestructureerde opvoedingsomgeving te bieden. Er is sprake van jaren voortschrijdende delinquente en gewelddadige problematiek bij de vader. De vader is betrokken geweest bij veel delicten. Gebleken is dat de vader de minderjarige met zijn criminele activiteiten belast. De minderjarige laat een stagnerende ontwikkeling op school zien. Er is sprake van een hoog ongeoorloofd schoolverzuim en zijn prestaties zijn onder niveau. Het school- en huiswerk van de minderjarige is niet op orde en communicatie hieromtrent tussen de grootmoeder en de school komt onvoldoende op gang. Het laatste delict van de vader, waarover hij in detail met de minderjarige heeft gesproken, heeft er onder meer toe geleid dat de minderjarige en zijn halfzus elkaar pijn zijn gaan doen. Tijdens een observatieperiode dient onderzocht te worden in hoeverre de minderjarige beschadigd is en welke behandeling hij nodig heeft. Uit de observatie zal voorts blijken of de minderjarige kan worden teruggeplaatst binnen het netwerk.
Namens Bureau Jeugdzorg is ter terechtzitting het verzoek gehandhaafd. De moeder en de grootmoeder komen de afspraken niet na, waardoor de hulpverlening niet tot stand komt. Er is diverse keren een hulpverleningsaanbod gedaan. De situatie bij de grootmoeder is onveilig voor de minderjarige. De hulpverlening bij [Z] kan pas starten als de minderjarige verblijft in een stabiele situatie. De grootmoeder lijkt de zorgen van Bureau Jeugdzorg niet te delen. Er bestaan zorgen over de weerbaarheid van de grootmoeder en de moeder. Het is van belang dat de minderjarige op een rustige en stabiele plek verblijft.
In aanvulling op het verzoek van Bureau Jeugdzorg is namens het LET naar voren gebracht dat is gebleken dat de minderjarige angstig is over de reactie van de ouders op de verhalen die hij vertelt. Er bestaan zorgen over de minderjarige in het sociale contact met andere kinderen, de minimale zelfzorg en het verstoorde dag- en nachtritme. In de thuissituatie bij de grootmoeder is sprake van een onveilige en onvoorspelbare opvoedomgeving. Het is van belang dat gekeken wordt wat het effect is van de plaatsing in het gezinshuis en wat de minderjarige nodig heeft voor een positieve ontwikkeling.
Door en namens de grootmoeder is ter terechtzitting gepleit voor afwijzing van het verzochte. Als gevolg van zorgen omtrent de situatie van de ouders, is de minderjarige bij de grootmoeder geplaatst. De situatie bij de grootmoeder is veilig en stabiel voor de minderjarige. De onderbouwing van het verzoek is onvoldoende. De informatie is niet nagetrokken en uit de stukken blijkt niet waar deze op gebaseerd is. Er is geen hulpverlening aangeboden, terwijl de grootmoeder al langere tijd vraagt om hulpverlening.
Door en namens de moeder is ter terechtzitting verklaard dat de moeder zich aansluit bij hetgeen door en namens de grootmoeder naar voren is gebracht. De minderjarige is uit de stabiele situatie bij de grootmoeder weggehaald. Het is logisch dat de minderjarige binnen het gezinshuis na twee weken niet alles doet wat van hem kan worden verwacht. De minderjarige kan worden teruggeplaatst bij de grootmoeder, zodat hulpverlening in de thuissituatie kan worden ingezet. Het verzoek van Bureau Jeugdzorg dient te worden afgewezen.

Beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 1:336a, tweede lid, BW ligt ter beoordeling aan de rechtbank voor of zij wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige in het belang van de minderjarige acht.
Nu uit de stukken en ter terechtzitting is komen vast te staan dat de grootmoeder de minderjarige vanaf 2008 met instemming van de voogd, dus tenminste een jaar heeft verzorgd, komt aan haar het blokkaderecht als bedoeld in artikel 1:336a, eerste lid, BW toe.
De grootmoeder stemt niet in met de door Bureau Jeugdzorg gewenste wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige, zodat Bureau Jeugdzorg kan worden ontvangen in het verzoek tot vervangende toestemming.
De rechtbank zal het verzoek van Bureau Jeugdzorg toewijzen nu zij dit in het belang van de minderjarige acht en overweegt daartoe het volgende. Uit de overgelegde stukken en de toelichting namens Bureau Jeugdzorg en het LET ter terechtzitting is gebleken dat vanuit de school van de minderjarige zorgen zijn geuit over zijn ontwikkeling en de stagnatie daarvan op school. Er is sprake van een hoog ongeoorloofd schoolverzuim, prestaties onder niveau en het school- en huiswerk van de minderjarige is niet op orde. Gebleken is dat de situatie bij de grootmoeder onveilig en onvoorspelbaar is voor de minderjarige. Dit komt voort uit de delinquente en gewelddadige problematiek van de vader en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. De minderjarige wordt belast met verhalen over de criminele activiteiten van de vader. De grootmoeder deelt de zorgen van Bureau Jeugdzorg niet, zodat de hulpverlening niet van de grond komt. In [X] waar de minderjarige thans verblijft is waargenomen dat de minderjarige moeite heeft in het sociale contact met andere kinderen. Er is sprake van minimale zelfzorg, zelfbepalend gedrag en een verstoorde dag- en nachtstructuur. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken van kindsignalen. Het is dan ook in het belang van de minderjarige dat hij op een neutrale en stabiele plek tot rust kan komen en dat kan worden bekeken wat het effect is van deze plaatsing en wat de minderjarige nodig heeft voor een positieve ontwikkeling.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van Bureau Jeugdzorg tot het verlenen van vervangende toestemming voor de wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige dient te worden toegewezen. Nu de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de halfzus van de minderjarige zullen expireren op 17 februari 2015, zal de vervangende toestemming tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige tot die datum worden verleend.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
verleent toestemming aan de voogd, de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, – welke toestemming die van de grootmoeder vervangt – om met ingang van 12 juli 2014 tot
17 februari 2015 wijziging in het verblijf van de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats],
te brengen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. Dam, S.M. Borkent en A.J.J.M. Weijnen, allen kinderrechters, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2014 in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier en bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.