ECLI:NL:RBDHA:2014:9020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
C-09-468540 - JE RK 14-1526
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige en wijziging van de omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2014 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, naar aanleiding van zorgen die zijn geuit door de school over haar ontwikkeling en de stagnatie daarvan. De minderjarige vertoonde hoog ongeoorloofd schoolverzuim en haar prestaties waren onder niveau. De situatie bij de grootmoeder, waar de minderjarige feitelijk verbleef, werd als onveilig en onvoorspelbaar ervaren, mede door de delinquente en gewelddadige problematiek van de vader. De grootmoeder deelde de zorgen van Bureau Jeugdzorg niet, waardoor hulpverlening niet van de grond kwam. De rechtbank oordeelde dat er voldoende kindsignalen waren en dat het in het belang van de minderjarige was om op een neutrale en stabiele plek tot rust te komen.

De rechtbank heeft het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, met als doel de minderjarige gedurende de ondertoezichtstelling in een veilige omgeving te plaatsen. Tevens werd de omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader gewijzigd, zodat deze begeleid zou plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in een onveilig milieu opgroeit en dat de grootmoeder niet in staat is om een veilige opvoedingsomgeving te bieden. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitvoering van de beschikking niet hoeft te worden afgewacht op een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 14-1526
Zaaknummer: C/09/468540
Datum beschikking: 11 juli 2014
Machtiging tot uithuisplaatsing en wijziging omgangsregeling gedurende de ondertoezichtstelling (art. 1:263b Burgerlijk Wetboek)

Beschikking op de op 26 juni 2014 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Zoetermeer (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2005 te
[geboorteplaats],
kind van:
[A],
de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
en erkend door:
[B],
de vader,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
In deze procedure wordt tevens als belanghebbende aangemerkt:
[C],
de grootmoeder moederszijde (verder: de grootmoeder).
De minderjarige verblijft feitelijk in [X].

Procedure

Bij beschikking d.d. 26 juni 2014 van de kinderrechter in deze rechtbank (welke beschikking is verbeterd bij beschikking van 27 juni 2014) is Bureau Jeugdzorg gemachtigd de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinshuis van 27 juni 2014 tot 12 juli 2014, en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de terechtzitting van de meervoudige kamer.
Bij beschikking d.d. 26 juni 2014 van de kinderrechter in deze rechtbank (welke beschikking is verbeterd bij beschikking van 27 juni 2014) is het verzoek van Bureau Jeugdzorg om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met betrekking tot het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling gedurende de ondertoezichtstelling, afgewezen, en is de behandeling van het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling aangehouden tot de terechtzitting van de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikkingen d.d. 26 juni 2014 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
  • het faxbericht d.d. 9 juli 2014 van de zijde van Bureau Jeugdzorg, met als bijlage het indicatiebesluit d.d. 9 juli 2014 van Bureau Jeugdzorg,
  • het faxbericht d.d. 8 juli 2014, ingekomen ter griffie op 10 juli 2014, van mr. J. Lintjer;
  • het faxbericht d.d. 9 juli 2014, ingekomen ter griffie op 10 juli 2014, van mr. C.M.H. van Vliet.
Op 11 juli 2014 is de zaak – gelijktijdig met de behandeling van de verzoeken in de zaak met zaak- en rekestnummer C/09/468564 / JE RK 14-1528, met betrekking tot de halfbroer van de minderjarige – opnieuw ter terechtzitting door de meervoudige kamer van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [Y], namens Bureau Jeugdzorg,
  • twee medewerkers van het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming van Bureau Jeugdzorg (verder: het LET),
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Lintjer,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. van Eck,
  • de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.M.H. van Vliet.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 14 februari 2014 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de grootmoeder verlengd van 17 februari 2014 tot 17 februari 2015.

Verzoek en verweer

De verzoeken strekken tot machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een residentiële instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling en tot wijziging van de omgangsregeling, inhoudende dat de omgang tussen de vader en de minderjarige wordt begeleid, welke begeleide omgang ingaat op het moment dat onderzoek heeft uitgewezen dat omgang tussen de vader en de minderjarige in het belang van de minderjarige is en de vader de begeleide omgang in het belang van de minderjarige kan vormgeven.
De grond voor de verzoeken van Bureau Jeugdzorg is, gelet op de overgelegde stukken, gelegen in de omstandigheid dat de minderjarige opgroeit in een onveilig en gewelddadig milieu. De grootmoeder is onvoldoende in staat gebleken praktische zaken te regelen, de minderjarige te beschermen en een hygiënische, veilige en gestructureerde opvoedingsomgeving te bieden. Er is sprake van jaren voortschrijdende delinquente en gewelddadige problematiek bij de vader. De vader is betrokken geweest bij veel delicten. Gebleken is dat de vader de minderjarige met zijn criminele activiteiten belast. Het LET acht verbetering onwaarschijnlijk en de veiligheid van de minderjarige onvoldoende gegarandeerd om de onbegeleide omgang voort te zetten. De minderjarige laat een stagnerende ontwikkeling op school zien. Er is sprake van een hoog ongeoorloofd schoolverzuim en de prestaties zijn onder niveau. Het school- en huiswerk van de minderjarige is niet op orde en communicatie hieromtrent tussen de grootmoeder en de school komt onvoldoende op gang. Het laatste delict van de vader, waarover hij in detail met de minderjarige heeft gesproken, heeft er onder meer toe geleid dat de minderjarige en haar halfbroer elkaar pijn zijn gaan doen. Tijdens een observatieperiode dient onderzocht te worden in hoeverre de minderjarige beschadigd is en welke behandeling zij nodig heeft. Uit de observatie zal voorts blijken of de minderjarige kan worden teruggeplaatst binnen het netwerk.
Namens Bureau Jeugdzorg zijn ter terechtzitting de verzoeken gehandhaafd, met dien verstande dat het LET wil starten met eenmaal per twee weken begeleide omgang tussen de vader en de minderjarige. Daarnaast is aangevoerd dat de ouders en de grootmoeder de afspraken niet nakomen, waardoor de hulpverlening niet tot stand komt. Er is diverse keren een hulpverleningsaanbod gedaan. De situatie bij de grootmoeder is onveilig voor de minderjarige. De hulpverlening bij [Z] kan pas starten als de minderjarige verblijft in een stabiele situatie. De grootmoeder lijkt de zorgen van Bureau Jeugdzorg niet te delen. Er bestaan zorgen over de weerbaarheid van de grootmoeder en de moeder. Het is van belang dat de minderjarige op een rustige en stabiele plek verblijft.
In aanvulling op het verzoek van Bureau Jeugdzorg is namens het LET naar voren gebracht dat is gebleken dat de minderjarige angstig is over de reactie van de ouders op de verhalen die zij vertelt. Er bestaan zorgen over de minderjarige in het sociale contact met andere kinderen, de minimale zelfzorg en het verstoorde dag- en nachtritme. In de thuissituatie bij de grootmoeder is sprake van een onveilige en onvoorspelbare opvoedomgeving. Het is van belang dat gekeken wordt wat het effect is van de plaatsing in het gezinshuis en wat de minderjarige nodig heeft voor een positieve ontwikkeling. Plaatsing van de minderjarige bij de tante vaderszijde is thans niet aan de orde.
Door en namens de grootmoeder is ter terechtzitting gepleit voor afwijzing van de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. Als gevolg van zorgen omtrent de situatie van de ouders, is de minderjarige bij de grootmoeder geplaatst. De situatie bij de grootmoeder is veilig en stabiel voor de minderjarige. De onderbouwing van het verzoek is onvoldoende. Het verzoekschrift bevat geen nieuwe informatie ten opzichte van de situatie in februari 2014, toen de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de grootmoeder werd verlengd. Voorts is de informatie niet nagetrokken en blijkt niet waar deze op gebaseerd is. Er is geen hulpverlening aangeboden, terwijl de grootmoeder al langere tijd vraagt om hulpverlening.
Door en namens de moeder is ter terechtzitting verklaard dat de moeder zich aansluit bij hetgeen door en namens de grootmoeder naar voren is gebracht. De minderjarige is uit de stabiele situatie bij de grootmoeder weggehaald. Het is logisch dat de minderjarige binnen [X] na twee weken niet alles doet wat van haar kan worden verwacht. De minderjarige kan worden teruggeplaatst bij de grootmoeder, zodat hulpverlening in de thuissituatie kan worden ingezet. Het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in [X] dient te worden afgewezen.
Door en namens de vader is ter terechtzitting verklaard dat de vader zich met betrekking tot het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige aansluit bij hetgeen namens de moeder en de grootmoeder naar voren is gebracht. Bureau Jeugdzorg heeft de vader nooit aangesproken op zijn delinquente gedrag of de wijze waarop hij hiermee omgaat. De vader krijgt niet de kans om dit uit te leggen. Hij heeft nooit een dreiging geuit richting Bureau Jeugdzorg. De vader spreekt niet met de minderjarige over strafbare feiten. Bureau Jeugdzorg heeft een verkeerd beeld van de vader gecreëerd. De omgangsmomenten tussen de minderjarige en de vader verliepen afgelopen jaar goed. De vader zou graag voor de minderjarige willen zorgen. De minderjarige kan ook geplaatst worden bij een tante vaderszijde. De huidige situatie is niet in het belang van de minderjarige.
De grootmoeder, de moeder en de vader hebben zich niet verzet tegen het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling gedurende de ondertoezichtstelling.

Beoordeling

De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat vanuit de school van de minderjarige zorgen zijn geuit over haar ontwikkeling en de stagnatie daarvan op school. Er is sprake van een hoog ongeoorloofd schoolverzuim, prestaties onder niveau en het school- en huiswerk van de minderjarige is niet op orde. Gebleken is dat de situatie bij de grootmoeder onveilig en onvoorspelbaar is voor de minderjarige. Dit komt voort uit de delinquente en gewelddadige problematiek van de vader en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. De minderjarige wordt belast met verhalen over de criminele activiteiten van de vader. De grootmoeder deelt de zorgen van Bureau Jeugdzorg niet, zodat de hulpverlening niet van de grond komt. In [X] waar de minderjarige thans verblijft is waargenomen dat de minderjarige moeite heeft in het sociale contact met andere kinderen. Er is sprake van minimale zelfzorg, zelfbepalend gedrag en een verstoorde dag- en nachtstructuur. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken van kindsignalen. Het is in het belang van de minderjarige dat zij op een neutrale en stabiele plek tot rust kan komen en dat kan worden bekeken wat het effect is van deze plaatsing en wat de minderjarige nodig heeft voor een positieve ontwikkeling. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige dient te worden toegewezen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen en gelet op de omstandigheid dat het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige wordt toegewezen, van oordeel dat de omgangsregeling dient te worden gewijzigd zoals verzocht door Bureau Jeugdzorg. Nu namens Bureau Jeugdzorg ter terechtzitting is verklaard dat het LET wil starten met eenmaal per twee weken begeleide omgang tussen de vader en de minderjarige, zal de rechtbank dit voorstel overnemen. Het is in het belang van de veiligheid van de minderjarige dat de omgangsmomenten tussen de minderjarige en de vader begeleid plaatsvinden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 12 juli 2014 tot 17 februari 2015, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 9 juli 2014;
bepaalt dat voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 17 februari 2015, tussen de vader en de minderjarige eenmaal per twee weken begeleide omgang plaatsvindt;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. Dam, S.M. Borkent en A.J.J.M. Weijnen, allen kinderrechters, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2014 in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier, en bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.